Taalverandering in de 19e en 20e eeuw
Na het proces van standaardisatie van het Nederlands dat zich vanaf de 17e eeuw voltrok, kan men min of meer duidelijk tussen de standaardtaal en de dialecten onderscheiden. De ontwikkeling van de standaardtaal en van de dialecten gaat echter ook in de 20e eeuw door. De standaardtaal verandert onder invloed van zowel de dialecten alsook van andere talen, zoals Engels, Duits of Frans. Andersom voltrekt de ontwikkeling van de dialecten zich vooral onder de invloed van de standaardtaal. In wat volgt besteden we aandacht aan een aantal tendenzen die in de ontwikkeling van het (noordelijke) Nederlands in de 19e en 20e eeuw zichtbaar worden.
- Veranderingen in de uitspraak
- Morfologische veranderingen
- Syntactische veranderingen
- Lexicale veranderingen
- Verandering of verloedering?
Veranderingen in de uitspraak
Noord-Nederlands van 1945:
(Duur ca. 30 sec.)
Wie een opname van de standaardtaal van vijftig jaar geleden vergelijkt met de standaardtaal van vandaag, merkt meteen veranderingen op. De uitspraaknorm is sterk veranderd. Enkele opmerkelijke uitspraakveranderingen uit het (noordelijke) Standaardnederlands op een rijtje:
Op Wikipedia kun je de verschillende r-en beluisteren.
- De stemloze uitspraak van <v> als [f], <z> als [s] en <g> als [x] (=een klank zoals in lachen). Daardoor klinkt bv. de zoon van god als 'de soon fan chot'. Deze verandering is afkomstig uit het Hollands, maar inmiddels niet meer beperkt tot die streek. De verstemlozing is via onder meer radio en tv tot het (noordelijke) Standaardnederlands doorgedrongen. Als gevolg van deze verandering verdwijnt het uitspraakverschil tussen paren als vel-fel, zet-set.
- De uitspraak van de <r>. In Nederland is de r meer op die van het Engels gaan lijken: een retroflex-r zonder trilling. In veel contexten, onder meer op het woordeinde, valt de r vaak zelfs weg ('Amstedam').
- De lichte diftongering van de lange monoftongen <ee>, <oo> en <eu>, waardoor de uitspraak van heel grote neus als het ware opschuift naar 'heil groute nuis'.
Poldernederlands
Sinds het laatste kwart van de 20e eeuw heeft de ontwikkeling van het gesproken noordelijke Standaardnederlands een onverwachte wending genomen, althans volgens de Amsterdamse taalkundige Stroop (1998). De uitspraak van de drie Nederlandse diftongen ei, ui en ou, die eeuwenlang constant gebleven was, is nu in hoog tempo verschoven in de richting van aai, ou en aau: 'klaain maar faain', 'vraauwen', 'houswerk'. Deze door Stroop Poldernederlands gedoopte verandering is het eerst waargenomen bij hoogopgeleide vrouwen uit de hogere middenklasse: o.a. vrouwen werkzaam aan de universiteit, in de politiek, als kunstenares of schrijfster.
Ondertussen wordt het verschijnsel Poldernederlands in hoog tempo algemener, het meest nog onder vrouwen, maar het is nu ook steeds vaker bij mannen te horen. Kinderen uit alle milieus, die jonger zijn dan tien jaar, doen er vrijwel allemaal aan mee. Het Poldernederlands komt in heel Nederland voor, opvallend genoeg ook bij jonge ambitieuze vrouwen van Marokkaanse en Turkse afkomst. Die snelle verbreiding is niet verwonderlijk bij een verandering die zo 'natuurlijk' is als deze verlaagde of wijdere articulatie van de diftongen ei, ui en ou, als die niet langer door 'taalcultuur' wordt tegengehouden (vergelijk in dit verband de uitspraak van de tegenhangers van deze klanken in het Engels en in het Duits en het hoofdstuk over diftongering; zie verder De toekomst van het Nederlands).
Morfologische veranderingen
Op het gebied van de morfologie vindt bij de naamwoorden een duidelijke uitbreiding van de meervoudsvormen uitgaande op -s plaats. Dat betreft vooral woorden die op -e eindigen (bv. hoogte - hoogtes in plaats van hoogten).
Het achtervoegsel -baar wordt in het modern Nederlands steeds productiever (vgl. neologismen als opbelbaar) terwijl het suffix -(e)lijk blijkbaar aan productiviteit inboet en soms zelfs door -baar wordt vervangen (vgl. onnoembaar in plaats van onnoemelijk). Andere populaire suffixen zijn bv. -esk (napoleonesk, chaplinesk) en -gewijs (computergewijs, prestatiegewijs).
Verder neemt in het moderne Nederlands de tendens van concentratie duidelijk toe. Dit doet zich vooral voor in meerdelige samenstellingen:
beroepsofficiersopleiding
arbeidersjeugdcentrale
pensioenfondstoetredingsvoorwaarden
Deze neiging om complexe begrippen in één enkel woord te vatten past in een streven naar een korte, efficiënte uitdrukkingswijze, die taaleconomie wordt genoemd. Andere uitingen van taaleconomie die tegenwoordig in toenemende mate aangetroffen worden, zijn onder meer de volgende populaire woordvormingsprocedé's:
Vanwege hun aanzienlijke invloed op het Nederlands zijn Kees van Kooten en Wim de Bie in 2007 benoemd tot ereleden van het Genootschap Onze Taal. Zij verrijkten het Nederlands met de woorden doemdenken, regelneef en vele andere.
De uitdrukking 'de tuin winterklaar maken' werd legendarisch door deze sketch.
- Samenstellingen met een woordgroep als eerste lid:
doe-het-zelfwinkel
blijf-van-mijn-lijfhuis - Samenstellingen met een adjectief als hoofd:
bloemfris
kamerbreed
klantgevoelig
kostenbewust - Samenstellingen van een substantief met een voltooid deelwoord:
computergestuurd
ovengebakken
beursgenoteerd - Samengestelde werkwoordstammen die gebruikt worden als substantief:
aanpak
uitstoot
instroom - Woordvorming met splinters (stukken van morfemen):
Van smirten tot pornoknop:
in het Nederlands worden dagelijks nieuwe woorden of neologismen gevormd. Bekijk ze op de website van het INL.sociaal-fiscaal nummer
informatie + entertainment
ecologische producten> sofinummer
> infotainment
> ecoproducten - Verkortingen:
mayonaise
depressief> mayo
> depri
Het werkwoord
Bij de werkwoorden is een tendens tot morfologische vereenvouding waar te nemen. Een aantal laagfrequente sterke werkwoorden wordt steeds vaker zwak vervoegd, d.w.z. in plaats van een onregelmatige vervoeging met klankverandering krijgen deze werkwoorden een regelmatige vervoeging met het dentaalsuffix -de/-te. Bij een aantal werkwoorden is de zwakke verleden tijdsvorm inmiddels aanvaard of gewoon:
ervaren
waaienervoer
woei> ervaarde
> waaide
Frequente sterke werkwoorden zoals liggen, weten en lezen behouden hun onregelmatige vervoeging.
Verder valt er een verschuiving van hebben naar zijn als hulpwerkwoord voor de vorming van de voltooide tijd waar te nemen:
ik heb geweest
ik heb vergeten
ik heb iets verloren> ik ben geweest
> ik ben vergeten
> ik ben iets verloren
Naast de vormen ik ben vergeten en ik ben iets verloren worden nog steeds de oudere vormen met hebben gebruikt. Of er ook een semantisch verschil tussen deze vormen bestaat, is echter niet duidelijk. Ook de verschuiving in de omgekeerde richting - dus van zijn naar hebben - komt voor:
ik heb de hele avond opgetreden
ik heb die gevallen nagegaan
De voornaamwoorden
De persoonlijke voornaamwoorden
Het Middelnederlands kende een systeem met drie woordgeslachten (genera). In Vlaanderen wordt over het algemeen nog steeds een duidelijk onderscheid gemaakt tussen drie woordgeslachten - mannelijk, vrouwelijk en onzijdig.
Het genus wordt aangeduid door 'de', 'de (m.)', 'de (v.)', 'het' of een combinatie daarvan.
- Het lidwoord 'de' betekent dat het woord én als vrouwelijk én als mannelijk wordt ervaren en gebruikt: waakvlam, waanzinnige;
- de aanduiding 'de (v.) en het' betekent dat het woord ofwel vrouwelijk is ofwel onzijdig (zoals aha-erlebnis, idee, koliek);
- een woord dat gemarkeerd is als 'de en het' kan vrouwelijk of mannelijk of onzijdig zijn (liniaal, lorgnet, matras).
de stoel
de tafel
het boekhij
zij
het
In het noorden wordt voor de verwijzing naar "de-woorden" echter in de meeste gevallen hij gebruikt; de vorm zij komt maar heel zelden voor. Een vaak aangehaald voorbeeld van deze masculinisering is: de koe, hij geeft melk.
de tafel
de taalzij > hij
zij > hij
Het gebruik van zij en haar is wel normaal om naar menselijke collectiva te verwijzen. Het wordt echter vaak uitgebreid naar onzijdige woorden, wat vooralsnog als ongrammaticaal geldt:
de regering
het bestuurde regering maakt haar besluit bekend
> het bestuur maakt haar besluit bekend
Sprekers van het Nederlands blijken vaak het pronomen te kiezen op semantische gronden (bv. telbare entiteiten krijgen hij, niet-telbare entiteiten krijgen het); veel minder gaan ze af op het grammaticale geslacht van het substantief, wat in het Duits nog wel consequent gebeurt (zie bv. De Vogelaer (2006) ).
Taalschrift bespreekt het gebruik van de aanspreekvormen in het hedendaagse Nederlands.
Een tweede verandering op het gebied van de pronomina betreft de vandaag nog in Vlaanderen en Zuid-Nederland gebruikelijke aanspreekvorm gij/ge die in het Noorden in de loop van de tijd eerst in de gesproken taal en uiteindelijk ook in de schrijftaal volledig teruggedrongen werd door de vorm jij/je.
Ook bij de aanspreekvormen voor vrouwen - mevrouw, mejuffrouw en vrouw - heeft zich een verschuiving voorgedaan. In de 19e eeuw was mevrouw de aanspreekvorm voor dames van hoge stand; mejuffrouw was bestemd voor vrouwen van de middenstand en met vrouw werden de vrouwen van de volksklasse bedoeld. De aanspreekvorm vrouw is tegenwoordig helemaal verdwenen, men gebruikt bijna uitsluitend de vorm mevrouw. Mejuffrouw werd enige tijd voor ongehuwde vrouwen gebruikt; tegenwoordig komt die aanspreekvorm echter nog maar zelden voor.
De veranderingen op het gebied van de aanspreekvormen hebben te maken met veranderde maatschappelijke opvattingen over de persoon en over de verhouding tussen de geslachten. Contacten worden informeler, de omgangsvormen losser, en er zijn minder statusverschillen: sneller dan vroeger wordt er getutoyeerd, wordt de voornaam gebruikt en wordt er gegroet met een vlot 'hallo' in plaats van 'goedemiddag meneer/mevrouw'.
Een controversiële verandering, die zich vooralsnog beperkt tot de informele spreektaal, is het gebruik van de objectsvorm hun als subjectvorm voor de derde persoon meervoud.
Lees wat Onze Taal adviseert m.b.t. hun als subject.
Zij hebben gelijk > Hun hebben gelijk
Dit gebruik is voorlopig alleen bekend in het noordelijke gesproken Nederlands. Het werd voor het eerst genoteerd in 1911 en het heeft de wind in de zeilen, wat tot veel kritiek leidt. Taalkundigen (bv. van Hout (2006)) zien in het gebruik van hun als subjectvorm een manier van de taalgebruiker om het taalsysteem efficiënter te maken: het is een oplossing voor de ambiguïteit van zij, dat als subjectspronomen voor de derde persoon meervoud én enkelvoud (vrouwen) dienstdoet.
Het betrekkelijk voornaamwoord
In de spreektaal wordt het relatief pronomen vaak door een vragend voornaamwoord - of interrogatief pronomen - vervangen. Dit gebruik bestond al in de middeleeuwen, en het is sindsdien duidelijk toegenomen, maar het wordt in de schrijftaal nog steeds niet in alle gevallen geaccepteerd.
Het boek dat ik heb gekocht > Het boek wat ik heb gekocht
Syntactische veranderingen
- Het hierboven besproken streven naar taaleconomie uit zich ook op het domein van de syntaxis. Zo neemt het gebruik van nominale constructies toe:
het in werking treden > de inwerkingtreding
- Er is een uitbreiding van om als inleider van infinitiefconstructies. Oorspronkelijk gebruikte men om als inleidend woord alleen bij beknopte bijzinnen met een bepaald doel, bv. zij gaat naar de winkel om melk te kopen. Vandaag normaal zijn constructies als:
ik heb het besluit genomen om te blijven
Nederlands is toch zo moeilijk om te begrijpen - Een constructie die misschien niet nieuw is, maar waarvan het gebruik toeneemt en tot de schrijftaal doordringt, is de zgn. gestrande prepositie. Bij deze constructie wordt een zinsdeel voor extra nadruk vooropgeplaatst, maar blijft de bijbehorende prepositie achteraan hangen (= stranden):
op chocola ben ik niet dol
aan dat soort dingen moet ik vaak denken> chocola ben ik niet dol op
> dat soort dingen moet ik vaak aan denken - In het gesproken Nederlands neemt het gebruik toe van zgn. performatief van bij werkwoorden als denken en zeggen. Daardoor wordt een indirecte constructie met dat en de bijzinsvolgorde vermeden. Citaten kunnen dan rechtstreeks in de zin worden opgenomen met de gewone hoofdzinsvolgorde, bv.:
An zei: "We moeten daar iets aan doen"
An zei dat ze daar iets aan moesten doen > An zei van we moeten daar iets aan doen - Een beruchte taalverandering van de afgelopen decennia is de zgn. croma-constructie, genoemd naar een slogan van het margarinemerk Croma in een reclamecampagne in 1987: hou je van vlees, braad je in Croma. Normaal gezien volgt na een bijzin zonder voegwoord, waar de persoonsvorm vooropstaat (inversie), het woordje dan: hou je van vlees, dan braad je in Croma. Weglating van dan is echter inmiddels een zeer verbreid fenomeen. Volgens taaladviseurs is het gebruik van dan vandaag niet verplicht.
is er iemand in huis, moet u de politie bellen
wilt u een artikel opvragen, gaat u als volgt te werk
voel je je ziek, moet je thuisblijven - Tot slot wordt hier nog het vervagen van het indirect object kort besproken. In gesproken en geschreven Nederlands wordt het indirect object steeds vaker als subject geïnterpreteerd, wat effect heeft op de zinsstructuur:
hem mankeert niets
een bril staat mij niet> hij mankeert niets
> ik sta niet met een brilStudenten die willen deelnemen worden verzocht zich aan te melden
Zwangere vrouwen worden aangeraden eerst te overleggen met de specialist
[de organisatie] verzoekt de studenten zich aan te melden
[geneeskundigen] raden zwangere vrouwen aan eerst te overleggen met de specialist
Zo bekeken zouden de passieve zinnen een persoonsvorm in het enkelvoud moeten krijgen:Lees hier het taaladvies m.b.t. congruentieproblemen met een als subject geïnterpreteerd indirect object.Studenten die willen deelnemen wordt verzocht zich aan te melden
Zwangere vrouwen wordt aangeraden eerst te overleggen met de specialist
Bekijk hier een oud reclamefilmpje van Croma,
waarin de bekende constructie te zien is -
al is dan er wél in te horen!
Lexicale veranderingen
Heden ten dage worden door de massamedia aan de lopende band nieuwe woorden geïntroduceerd en verspreid, en zo komen ze vlot in de standaardtaal terecht. Een andere oorzaak voor de lexicale veranderingen is de enorm snelle onwikkeling op allerlei gebied. Voor nieuwe processen en entiteiten worden nieuwe begrippen in de taal ingevoerd (bv. in de computerwereld: hardware, software, saven, tekstverwerker, etc.).
nondedju!
Vandaag vloeken we anders dan vroeger, en Nederlanders vloeken anders dan Belgen. Piet van Sterkenburg heeft het onderzocht.
De veranderde maatschappelijke opvattingen over bijvoorbeeld vrouwen, rassen, ouderen etc. brengen ook veranderingen in de woordenschat met zich mee:
gekkenhuis > psychiatrische inrichting > sanatorium voor zenuwlijders
Ontleningen
Verenigingen als de Bond Tegen Leenwoorden ondernemen acties tegen leenwoorden: zij pleiten voor 'Nederlandse' alternatieven. Bekijk hier hun Thuisblad.
Ontleningen aan het Engels
Op dit moment worden de meeste woorden aan het Engels ontleend. Het gaat hier niet alleen om nieuwe technische begrippen, maar om leenwoorden op allerlei gebieden van het leven (bv. image, showroom, tram, etc.). In veel gevallen worden de spelling en de uitspraak van de Engelse woorden vernederlandst. (Vgl. De toekomst van het Nederlands)
Ontleningen aan het Duits
In het Nederlands zijn ook veel ontleningen aan het Duits terechtgekomen. Sommige leenwoorden zijn reeds zo oud en inmiddels ook vernederlandst dat de meeste mensen niet eens weten dat de woorden van Duitse oorsprong zijn (bv. voorlopig, tijdschrift, ontwikkeling, etc.). Andere Duitse leenwoorden hebben wel hun originele klankvorm en spelling behouden, zoals überhaupt en sowieso. De laatste tijd wordt de invloed van het Duits duidelijk teruggedrongen door de sterke invloed van het Engels.
Ontleningen aan het Frans
Naast talrijke Franse leenwoorden bestaan er ook Nederlandse woorden met dezelfde betekenissen. De Franse ontleningen konden dus de Nederlandse woorden niet helemaal verdringen en ze worden nu naast elkaar gehandhaafd. Vaak krijgt echter, vooral in het noordelijke Nederlands, het Franse woord de voorkeur:
visite
jus d'orange
s.v.pbezoek
sinaasappelsap
a.u.b
Taalverandering of taalverloedering?
Door velen wordt over taalverandering gemopperd. Zij zijn van mening dat het niet goed gaat met de Nederlandse taal. Taalkundigen vellen geen oordeel, maar zij registreren de veranderingen, die ze over het algemeen als normale ontwikkelingen beschouwen: alle levende talen veranderen in de loop van de tijd, want als communicatiemiddel gaat de taal mee met de veranderende behoeftes van de gebruikers. Bovendien moet er een onderscheid gemaakt worden tussen taalverandering en veranderende normen in de taalgemeenschap over wat correct taalgebruik is (vgl. van Bree (1996)).
Verschillende ontwikkelingen van het 20e-eeuwse Nederlands zijn samengebracht door van der Horst & van der Horst (1999). Ook in van den Toorn (1997) is een uitgebreid overzicht te vinden van de externe en interne taalgeschiedenis van het Nederlands van de 20e eeuw. In een artikel bespreekt de Vries (1998) enkele recente taalveranderingen.
In Stroop (2003) staan diverse artikelen over aspecten van het eigentijdse Nederlands, onder meer de opmars van het Poldernederlands, de Gooise r en veranderingen in aanspreekvormen. 'Hun' en andere thema's komen aan bod in van der Sijs (2006). Gangbare opvattingen over taalverandering en taalverloedering zijn verzameld in Bennis et al. (2004)
Over de veranderende uitspraak van de r bericht verder onder meer van Oostendorp (2008). Aspecten van de uitspraak van de standaardtaal in Nederland werden onderzocht door Smakman (2006). Veranderingen in de uitspraak van het Standaardnederlands in Vlaanderen van 1935 tot 1993 onderzocht Van de Velde (1996).
Het Poldernederlands wordt gethematiseerd in Stroop (1997), Stroop (1998) en Edelman (2003).