Structuur en geschiedenis van het Nederlands Een inleiding tot de taalkunde van het Nederlands

Taalverandering

Interne en externe taalgeschiedenis

Interne taalgeschiedenis:
De uitspraak van de 'r' is in Nederland in de loop der geschiedenis gewijzigd.

Wie taalgeschiedenis zegt, zegt taalverandering. Als we geluidsopnames van het Nederlands van 50 jaar geleden horen, stellen we vast dat het Nederlands toen anders klonk dan vandaag. Als we nu een Nederlandse tekst uit de middeleeuwen nemen, merken we dat die veel moeilijker te lezen is dan een tekst van 100 jaar geleden. Hoe verder je teruggaat in het verleden, des te groter zijn de verschillen. In de taal gebeurt dan ook van alles: de Nederlandse klanken ontwikkelen zich, er zijn veranderingen op het gebied van de grammatica (morfologie, syntaxis) en de woordenschat. Veranderingen die zich in de taal voltrekken, d.w.z. ontwikkelingen binnen het taalsysteem, behoren tot het domein van de interne taalgeschiedenis.

Externe taalgeschiedenis:
De langdurige dominantie van het Frans in de zuidelijke Nederlanden heeft tot gevolg gehad dat het zuidelijke Nederlands veel Franse woorden en constructies overgenomen heeft .

We kunnen taalverandering echter ook vanuit het perspectief van de externe taalgeschiedenis bekijken. Dan gaat het over het functioneren van taal in een bepaalde context: wat gebeurt er allemaal met de taal? Zo hebben politieke gebeurtenissen omstreeks 1600 ertoe geleid dat het Nederlands een heel andere positie kreeg in het noorden van het taalgebied dan in het zuiden. Externe veranderingen zijn op hun beurt van belang voor de interne taalontwikkeling. In de hier geschetste taalgeschiedenis van het Nederlands komen interne en externe taalgeschiedenis gecombineerd aan bod.

Is taalverandering te verklaren?

Hoe komt taalverandering tot stand? Het begint met een vernieuwing die ergens plaatsvindt en zich verspreidt over steeds meer taalgebruikers. Maar waar komt zo'n vernieuwing vandaan? Taalverandering komt doorgaans door een samenspel van factoren tot stand. Taal is een dynamisch gegeven, dus er komen veranderingen voort uit de dynamiek van de taal zelf. Maar taal leeft natuurlijk vooral in een gemeenschap van taalgebruikers, die bepaalde talige behoeftes hebben – denk maar aan de uitvinding van een toestel waarvoor een naam moet worden gevonden (vgl. lexicale verandering).

Pidgins ontstaan door taalcontact tussen verschillende taalgemeenschappen.
De Nederlandstalige gemeenschap komt bovendien op allerlei manieren in aanraking met andere taalgemeenschappen: men onderhoudt culturele, economische, politieke en wetenschappelijke contacten, er is immigratie etc. waardoor andere talen een invloed op het Nederlands kunnen uitoefenen. Zo zijn er tal van invloeden van buitenaf die veranderingen teweegbrengen; invloeden die reacties uitlokken bij ‘autoriteiten’ die ze willen tegenhouden (denk aan het verzet tegen Hun hebben gelijk) of juist stimuleren.

Taalverandering op verschillende niveaus

Taalverandering vindt plaats op verschillende niveaus van de taal. We overlopen een aantal voorbeelden.

  • Fonologisch: klankverandering

    Klankverandering (vgl. Fonologie) is niet zo gemakkelijk vast te stellen omdat we niet over geluidsopnames van de oudste taalfasen beschikken. We moeten ons dan baseren op geschreven teksten en wat de spelling ons over de klanken verraadt.

    Er zijn verschillende types klankverandering. Klanken kunnen:
    Klankverandering kan zich voltrekken in één enkel woord. Zo is de /r/ in toveraar vervangen door /n/: tovenaar. Er kan echter ook een systeem achter zitten. Het feit dat het Duits alt, kalt en halten heeft, en het Nederlands oud, koud en houden, kan geen toeval zijn. Regelmaat in de klankverandering is het onderzoeksterrein van de historische fonologie. Het doel is de systematiek te beschrijven in de vorm van klankwetten, van het type: ol werd ou, vóór een d of een t, in het Oudnederlands.

  • Morfologisch: veranderingen van woordvormen

    Morfologische verandering (vgl. morfologie) kan betrekking hebben op woordvorming of op flexie. Bij woordvorming gaat het om patronen om nieuwe Nederlandse woorden te vormen (bv. samenstelling van thee en pot tot theepot). Er kunnen nieuwe patronen ontstaan of bestaande patronen kunnen meer of minder populair worden. Zo maken we in het Nederlands geen nieuwe woorden meer met het achtervoegsel –egge (bv. dievegge, vrouwelijke dief) maar wel met –in (bv. boerin) en –ster (zwemster). In dat geval zegt de terminologie dat -egge niet meer productief is in het Nederlands.

    Flexie betreft aanpassingen aan woorden om grammaticale redenen, zoals het vervoegen van werkwoorden (persoon: ik loop – hij loopt; tijd: ik loop – ik liep e.d.) en het verbuigen van onder meer adjectieven (een mooi boek – twee mooie boeken). Een belangrijke ontwikkeling voor het Nederlands op dit gebied is het verdwijnen van de oorspronkelijke naamvalsuitgangen.


  • Boerkini of hijood,
    het zwempak voor moslima's
    Foto: CharlesFred (CC BY-NC-SA 2.0)


  • Lexicaal: veranderingen m.b.t. woordenschat

    Om veranderingen in de woordenschat vast te stellen, hoef je zeker geen taalkundige te zijn: het gaat om direct waarneembare verandering. Met neologismen, nieuw bedachte woorden, zijn we allemaal bekend (bv. boerkini als naam voor een zwempak voor moslima’s). Het Nederlands breidt zijn woordenschat ook uit door ontlening van woorden aan andere talen, denk maar aan talrijke Engelse leenwoorden als weblog, updaten. Maar ook als een woord uit de taal verdwijnt, is dat lexicale verandering. Het woord petemoei (peettante (NL), meter (B)) is sterk verouderd, we kennen het hoogstens nog uit sprookjes.

  • Syntactisch: veranderingen in de zinsstructuur

    Syntactische veranderingen (vgl. syntaxis) zijn moeilijker te observeren dan andere vormen van taalverandering. Te denken is bijvoorbeeld aan het verdwijnen van bepaalde constructies. In het Nederlands van de middeleeuwen was hi sat ende at een normale constructie, terwijl we vandaag in plaats van die nevenschikking hij zat te eten zouden zeggen.

    Veranderingen in woordvolgordepatronen horen hier uiteraard ook bij. In teksten uit de middeleeuwen kom je zinnen tegen als ic wille u geven goeden raet, met een volgorde die voor de hedendaagse taalgebruiker niet meer aanvaardbaar is.


  • Semantisch: betekenisverandering

    In de middeleeuwen kon het werkwoord varen nog verwijzen naar alle mogelijke manieren om je te verplaatsen, vergelijkbaar met het Duitse fahren. De betekenis van varen heeft zich echter beperkt (betekenisspecialisatie, -verdichting of -verenging) tot ‘verplaatsen op het water’. Anderzijds kan een woord een algemenere betekenis of ruimere toepassing krijgen (betekenisverruiming): een praline was oorspronkelijk een in suiker gebrande amandel, maar duidt nu alle mogelijke bonbons aan. Ook metonymie en metafoor, overdrachtelijk gebruik op basis van een associatie of overeenkomst, geven aanleiding tot nieuwe woordbetekenissen. Met het woord top duiden we tegenwoordig niet meer alleen het bovenste deel van bv. een berg aan, maar ook een politieke bijeenkomst op hoog niveau.

    Voorbeelden van eufemismen: ‘hulp in het huishouden’ voor poetsvrouw; ‘persoon met een aangeboren beperking’ voor gehandicapte.

    Veranderingen op het gebied van de betekenis van woorden of uitdrukkingen zijn hoogst interessant, omdat ze vaak maatschappelijke toestanden weerspiegelen. In de loop der tijden kan een woord of uitdrukking een negatieve connotatie krijgen. Er komt dan een eufemisme, een verhullende omschrijving voor in gebruik.

Uiteraard zijn er ook veranderingen wat betreft de spelling van het Nederlands, maar dat is geen structurele taalverandering. Het gaat dan eerder om veranderde conventies wat betreft de schriftelijke weergave van klanken. Toch zijn veel taalgebruikers juist daar heel gevoelig voor (vgl. spelling).

Mechanisme van taalverandering

Taalverandering of taalverloedering? Er zijn verschillende meningen over taalverandering.

Taalverandering vaststellen is moeilijk omdat je een verandering pas merkt als het resultaat er is. Meestal is taalverandering een geleidelijk proces dat zich doorgaans voltrekt buiten het bewustzijn van de taalgebruikers (maar neologismen zijn voorbeelden van bewuste taalverandering). Bovendien is het moeilijk om het precieze mechanisme van taalverandering te ontrafelen, doordat het gaat om complexe processen waarbij de ene verandering vaak de volgende op gang brengt.


Taalverandering op verschillende niveaus wordt uitgebreid toegelicht en geïllustreerd door Van Bree (1996), van der Wal (1992 [2008]) en Hock & Joseph (1996). Een korte heldere inleiding geeft van der Sijs (2005). Verschillende visies op taalverandering worden voorgesteld door Hüning (1993). Gangbare opvattingen over taalverandering en taalverloedering zijn verzameld in Bennis et al. (2004).

Verwijzingen

Voorgeschiedenis van het Nederlands
Taalverandering in de 19e en 20e eeuw