Structuur en geschiedenis van het Nederlands Een inleiding tot de taalkunde van het Nederlands

Spelling en uitspraak van het Middelnederlands


Spelling

De Middelnederlandse spelling vertoont veel variatie: je vindt er laag, laagh en laach; daar, daer en dair door elkaar.

Het belangrijkste kenmerk van de Middelnederlandse spelling is het ontbreken van een systeem. De spelling lag niet vast: er waren geen spellingregels zoals we die nu kennen. Dat heeft alles te maken met het ontbreken van een eenheidstaal. Daardoor treffen we in het overgeleverde materiaal een grote variatie aan, niet alleen regionaal, maar ook bij één auteur en zelfs binnen één tekst. De spelling in het hedendaagse Nederlands volgt een aantal principes, waardoor ze afwijkt van de Middelnederlandse. De spelling in het Middelnederlands is in veel opzichten fonetischer dan in het hedendaagse Nederlands. Dat wil zeggen dat op de klank af gespeld wordt. Men schrijft dus bijvoorbeeld <hant> en <coninc> maar <handen> en <coninghe>. De verschillende klanken in twee vormen van hetzelfde woord zijn een gevolg van de Auslautverhärtung, waarbij stemhebbende obstruenten aan het eind van een woord of lettergreep stemloos worden uitgesproken. In het hedendaagse Nederlands komt dat fenomeen in de spelling niet tot uitdrukking, want daar geldt de regel van gelijkvormigheid: <hand> en <handen> zijn 2 vormen van hetzelfde woord en worden op dezelfde manier gespeld (ondanks het uitspraakverschil). Een tweede regel die in het Nieuwnederlands wordt aangehouden, is het principe van de analogie. We schrijven dus <hij wordt> en <zij rijdt> analoog met de <d> in <worden> en de -t-uitgang voor de 3e persoon singularis zoals in <hij kom-t>. In het Middelnederlands treffen we deze woorden echter alleen in de vorm <wort> en <rijt> aan. Dat kan soms wel tot verwarring leiden.

Behalve deze afwijkingen ten opzichte van het modern Nederlands zijn er ook binnen het Middelnederlands zelf een heleboel verschillen op te merken. Uitspraakverschillen tussen de dialecten leidden vanzelf tot regionale variatie in de spelling: terwijl in Limburg meestal door, af en op werd geschreven, schreef men in Holland eerder duer, of en up. In de diverse scriptoria en kanselarijen werden bovendien vaak uiteenlopende spellingconventies gehanteerd die ook door de tijd heen bleven veranderen. De spelling van lange klinkers is daar een voorbeeld van. In heel vroege teksten worden lange klinkers nog door een enkel teken weergegeven wat tot verwarring met de korte klinkers kan leiden. In wat latere teksten treffen we als vaak een <e>, soms ook een <i> als verlengingsteken aan. De thans gebruikelijke verdubbeling van de klinker komt in de 15e eeuw op.

Een apart geval vormt de weergave van de lange /i/. Terwijl we in Middelnederlandse teksten afhankelijk van de spellingconventie jaer ook in de vorm van jair of jaar en poert ook als poirt of poort tegenkomen, zijn de twee grafemen <ie> en <ij>, die een lange /i/ aanduiden, niet willekeurig verwisselbaar. Men vindt dus ook in een tekst waarin als teken van lengte de <i> wordt gebruikt, woorden als niedich "verlangend, gretig" of ries "dwaasheid" meestal met <ie> geschreven, terwijl dijc "dijk" of nijt "hartstocht, haat, spijt" in alle teksten met de <ij>-spelling worden aangetroffen, waarbij de <j> voortkomt uit een vroegere <i>. Dat heeft waarschijnlijk met een uitspraakverschil te maken.

Door het ontbreken van een standaardtaal komen dialectverschillen tussen teksten tot uitdrukking, maar ook binnen één tekst doen zich vaak inconsequenties voor. Bij literaire teksten is dat niet zo verwonderlijk, tenslotte zijn de ons overgeleverde teksten meestal afschriften die door meerdere kopiïsten zijn vervaardigd. Men vindt echter ook in ambtelijke teksten, die maar door één schrijver zijn geschreven, vaak verschillende vormen van hetzelfde woord. Dergelijke gelijkwaardige vormen die naast elkaar voorkomen, worden doubletten genoemd.

Illustratie uit
Spiegel Historiael (1325-1335)
Origineel: Jacob van Maerlant (1.0)

De nauwelijks aanwezige interpunctie in de Middelnederlandse handschriften komt niet overeen met wat vandaag in geschreven Nederlands gebruikelijk is. Een punt duidt niet per definitie het einde van een syntactische eenheid aan zoals dat tegenwoordig het geval is. Zo werden soms versregels in doorlopende tekstvorm door punten van elkaar gescheiden. Verder werden punten gebruikt om Romeinse cijfers te kenmerken en af te bakenen van normale lettertekens:

Ende .LX. daghe so ist bekent "En zestig dagen, zo is het bekend,.." (Uit: Der naturen bloeme)

Typische verschijnselen

In Middelnederlandse teksten treffen we een aantal verschijnselen aan die weliswaar ook in het gesproken hedendaags Nederlands voorkomen, maar niet in de schrijftaal worden weergegeven. De voornaamste ervan zijn:
  • De term assimilatie betekent zoveel als gelijkmaking, dus het aanpassen van een klank aan zijn omgeving. Dat doet zich vooral voor op de grens van woorden (extern sandhi) of woorddelen (intern sandhi). Bijvoorbeeld zal men het woord ontbieden vaak uitspreken als "ombieden". Daarbij hebben we met een totale assimilatie van de /t/ te maken, terwijl de /n/ slechts qua articulatieplaats aangepast wordt aan de /b/ en van alveodentaal naar bilabiaal verschuift. In dat geval spreken we van een partiële assimilatie. Ondanks deze uitspraak verandert echter de spelling <ontbieden> in het hedendaags Nederlands niet. In het Middelnederlands daarentegen vindt men het woord ook vaak in de vorm <ombiden>. Ook bij opeenvolgende woorden - dus op de woordgrens - wordt de wederzijdse invloed van Aus- en Anlaut in de spelling zichtbaar. Bijvoorbeeld wordt op die vaak in de vorm <optie> gespeld, waarbij de stemhebbende /d/ onder de invloed van de stemloze /p/ ook stemloos wordt.
    Aan de voorgaande voorbeelden is te zien dat de woordscheiding in Middelnederlandse teksten niet zo scherp was als in het hedendaags Nederlands. Woorden die bij het spreken een geheel vormden, werden in het Middelnederlands aan elkaar geschreven. Vooral niet beklemtoonde functiewoorden (woorden die primair grammaticale betekenis hebben; bv. lidwoorden, voorzetsels, voornaamwoorden enz.) werden vaak aan het volgende woord vast geschreven (bv. biderschepenen wille "met toestemming van de schepenen", teseggene "te zeggen").
  • Ook bij clisis worden twee of meer woorden aan elkaar geschreven, maar dat gaat gepaard met een verlies van klanken. Zwak beklemtoonde woordjes - meestal functiewoorden - hechten zich aan een sterk geaccentueerd woord waarbij ze een deel van hun klanken inboeten. Naargelang de samensmelting aan het begin van een woord optreedt of aan het einde spreken we van proclise (1-3) of enclise (4-6).

    (1) darme man
    (2) tien tiden
    (3) harentare
    = die arme man
    = te dien tiden
    = hare ende dare
    "de arme man"
    "op die tijd"
    "her en der"
    (4) hi cussese
    (5) gaedi
    (6) kindine
    = hi cussede se
    = gaet ghi
    = kinde hi hem
    "hij kuste ze"
    "gaat u"
    "kende hij hem"
    Zulke enclitische vormen kunnen dikwijls voor meerdere interpretaties in aanmerking komen. Bijvoorbeeld kan <hoordi> teruggaan op hoort ghi "hoort u", hoordet ghi "hoordet u", hoorde hi "hoorde hij" of in uitzonderlijke gevallen zelfs op hore di "(ik) hoor jou". Welke interpretatie de juiste is, kan alleen uit de context worden afgeleid. Clisis komt trouwens ook in het hedendaags gesproken Nederlands voor, alleen komt het niet in de spelling tot uitdrukking (vgl. bv. in vlotte spreektaal khebbem gezien met de geschreven vorm <ik heb hem gezien>).

  • Een ander verschijnsel dat we in het Middelnederlands in de spelling terugvinden, is de zogenaamde reductie. Daaronder verstaan we het verdwijnen van klanken en de verkorting van vocalen of hun verzwakking tot een sjwa. Reductie doet zich vooral in onbeklemtoonde lettergrepen voor.

    Er zijn 3 types reductie, afhankelijk van de plaats waar de klank wegvalt:
    • procope:wegval aan het begin van het woord; bv. ebben i.p.v. hebben;
    • syncope: wegval midden in een woord; bv. hoetbant, te rekene en sire i.p.v. hovetbant, te rekenene en sinere;
    • apocope: wegval aan het eind van een woord; bv. nach en vrou i.p.v. nacht en vrouwe).
      Vooral apocope van de slot-sjwa treedt vaak op in het Middelnederlands en hangt nauw samen met de afslijting van de naamvalsuitgangen en het daarmee verbonden flexieverlies. Ook in het hedendaags Nederlands vinden we dat verschijnsel terug. In veel dialecten en zelfs in de standaardtaal wordt bijvoorbeeld de <n> aan het woordeinde niet uitgesproken (bv. Om dit te schrijve, heb ik zeve boeke moete leze), maar hij wordt wel geschreven.

  • Klanken kunnen niet alleen verdwijnen, soms wordt er ook eentje ingevoegd. Dit verschijnsel wordt epenthese genoemd. Een voorbeeld is de /s/ in kunst (van kunnen). Een specifiek geval van epenthese is de zogenaamde paragogische t die aan het eind van een woord wordt toegevoegd: vergelijk het Middelnederlandse woord nieman met het moderne niemand. De meest voorkomende epenthetische klinker is de zogenaamde svarabhakti. Die uit het Sanskriet overgenomen term duidt een vocaal aan die omwille van uitspraakgemak tussen medeklinkers wordt ingevoegd. Zo is bijvoorbeeld uit het West-Germaanse woord *fugl het Nederlandse vogel ontstaan. Andere voorbeelden zijn woorden als <arm> en <hoorn> die vaak als "arem" en "hooren" worden uitgesproken. In tegenstelling tot het hedendaags Nederlands waar een al te duidelijk hoorbare svarabhaktivocaal zelfs als onverzorgd geldt, werd die in het Middelnederlands ook in de spelling weergegeven (bv. <waremhede> "warmte").

  • Tot slot moet hier nog de metathesis worden vermeld: het verruilen van medeklinkers binnen een woord. Dat verschijnsel treedt meestal op met de /r/. Vergelijk bijvoorbeeld het Middelnederlandse bernen "branden" met het Duitse brennen en het Engelse burn. Naast de gewone vorm treden bestaat in het Middelnederlands ook nog de vorm terden. Als we het woord vruchten "vrezen" met het Duitse fürchten vergelijken, kunnen we zien dat dit "verspringen" van de /r/ ook in de andere richting mogelijk is. Bij hetzelfde woord is trouwens ook in andere Germaanse talen en r-metathesis opgetreden: vgl. het Engelse substantief fright, het Deense frygt, Noors frykt en het Zweedse fruktan met Duits Furcht en Oudnederlands forchta (Uit: de Wachtendonckse Psalmen).

Uitspraak

Tip: beluister eens een fragment op literatuurgeschiedenis.nl om een idee te krijgen van hoe het Middelnederlands ongeveer moet hebben geklonken.

Hoe inconsequent de spelling in het Middelnederlands ook is, ze is voor ons toch een belangrijk hulpmiddel om de uitspraak te achterhalen. Over het algemeen geldt namelijk dat verschil in spelling ook een verschil in klankwaarde aanduidt. Daarnaast kan ook het rijm soms van groot nut zijn bij het zoeken naar de juiste fonologische realisatie van de lettertekens. Men moet zich er echter steeds van bewust zijn dat de reconstructie van de uitspraak altijd speculatief is. Onze uitspraak van het Middelnederlands is zeker niet 'correct' (authentiek); ze ligt heel dicht bij de nu, voor het hedendaags Nederlands, gebruikelijke en is er sterk door beïnvloed.

Een voorbeeld: de klankwaarde van <ij> en <ie>
We weten zeker dat de Middelnederlandse grafeemcombinatie <ij> nog geen diftong, maar een (lange) monoftong was. Vandaar dat we geneigd zijn om de Middelnederlandse <ij> zoals in nijt "nijd" en de <ie> zoals in niet "niet" hetzelfde uit te spreken: met een lange [i:]. In Middelnederlandse teksten echter rijmen nijt en niet nooit op elkaar. Bovendien worden dezelfde woorden consequent met <ij> dan wel met <ie> gespeld (bv. pijn wordt nooit met <ie> geschreven): ze zijn niet onderling inwisselbaar. Daaruit blijkt dat <ie> een andere klankwaarde moet hebben aangeduid dan <ij>. Er moet een uitspraakverschil zijn geweest dat voor ons nu echter niet meer achterhaalbaar is (vgl. diftongering).

De klank die we nu met <eu> weergeven, de [ø], wordt in het Middelnederlands op verschillende manieren geschreven: als <oe>, <o>, <ue> maar ook als <u>. Daarnaast kan <u> in het Middelnederlands ook dezelfde klank aanduiden als in het modern Nederlands, namelijk [y].
Hetzelfde geldt voor de <oe> in het Middelnederlands, die naast een [ø] ook nog een [u] maar ook een [o]-klank kan aanduiden.


Voor een overzicht van spellingvarianten en de daarmee corresponderende klankwaarde, zie Van Loey (1980). Raadpleeg Mooijaart & van der Wal (2008) voor een overzicht van het Nederlands van de middeleeuwen tot de Gouden Eeuw. Een praktische cursus Middelnederlands bieden Hogenhout-Mulder (1983) en De Korne & Rinkel (1987). Zo'n cursus staat ook online. Verder is informatie over het Middelnederlands onder meer te vinden in van den Toorn (1997), van der Wal (1992 [2008]) en van der Sijs (2005).

Verwijzingen

Het naamvalsysteem
Van Middelnederlands naar Nieuwnederlands
Spelling in het hedendaagse Nederlands