Structuur en geschiedenis van het Nederlands Een inleiding tot de taalkunde van het Nederlands

Het werkwoord in het Middelnederlands

Sterke en zwakke vervoeging

Er waren wat de vervoeging (conjugatie) betreft in het Middelnederlands 3 verschillende categorieën van werkwoorden, net als in het hedendaagse Nederlands:

  • sterke werkwoorden: het voltooid deelwoord en het preteritum worden door vocaalwisseling (verandering van de vocaal in de stam) gevormd (vgl. NNL nemen - nam - namen - genomen). Deze zogenaamde Ablaut volgt een bepaald patroon. Daarom kan men de sterke werkwoorden in verschillende klassen indelen, die pendanten zijn van de klassen in het Gotisch. De laatste klasse bevat werkwoorden die in het Gotisch reduplicerend waren (zie ook Oudnederlands). Alle klassen hebben vier categorieën: de infinitief, het preteritum enkelvoud, het preteritum meervoud en het voltooid deelwoord.

  • (naar van der Wal (1992))

    InfinitiefPreteritum
    sg.
    Preteritum
    pl.
    Voltooid
    deelwoord

    riden
    gieten
    stupen
    vinden
    werpen
    nemen
    meten
    lachen
    laten

    reet
    goot
    stoop
    vant
    warp
    nam
    mat
    loech
    liet

    reden
    goten
    stopen
    vonden
    worpen
    namen
    maten
    loechen
    lieten

    gereden
    gegoten
    gestopen
    gevonden
    geworpen
    genomen
    gemeten
    gelachen
    gelaten

  • zwakke werkwoorden: het voltooid deelwoord en het preteritum worden met behulp van een dentaalsuffix, '-de' of '-te', gevormd (vgl. NNL keren - keerde(n) - gekeerd; maken - maakte(n) - gemaakt).

  • onregelmatige werkwoorden: daarbij horen werkwoorden met vocaalwisseling in het presens (bv. ic can - wi connen "kunnen") of zwakke werkwoorden met een afwijkend preteritum (vgl. NNL denken - dacht; brengen - bracht)

Op literatuurgeschiedenis.nl is informatie over het Middelnederlandse werkwoord te vinden.

Modus

Voor het werkwoord moeten we verschillende modi(ook wijs genoemd) onderscheiden.

Indicatief (aantonende wijs)

De indicatief wordt gebruikt om iets feitelijks mee te delen.

Conjunctief (aanvoegende wijs)

De conjunctief kan gebruikt worden:

  • om een veronderstelling, onwerkelijkheid of algemene uitspraak uit te drukken;
  • voor een indirecte rede (oratio obliqua) en in bijzinnen;
  • om aan een wens uitdrukking te geven:
    God hoede dit ghesinde "God moge dit gezelschap behoeden"

De uitgangen van de werkwoorden verschillen tussen indicatief en conjunctief alleen in de 3e persoon presens enkelvoud en bij sterke werkwoorden ook in de 1e en 3e persoon preteritum enkelvoud. In alle andere gevallen zijn de conjunctiefvormen hetzelfde als de indicatiefvormen.

(naar van der Wal (1992))

zwak werkwoord = keren
sterk werkwoord = nemen

Presens

Indicatief Conjunctief
zwak sterk zwak sterk

1sg
2sg
3sg

1pl
2pl
3pl

ic kere
du keers
hi keert

wi keren
ghi keert
si keren

ic neme
du neems
hi neemt

wi nemen
ghi neemt
si nemen

ic kere
du keers
hi kere

wi keren
ghi keert
si keren

ic neme
du neems
hi neme

wi nemen
ghi neemt
si nemen

Preteritum

Indicatief Conjunctief
zwak sterk zwak sterk

1sg
2sg
3sg

1pl
2pl
3pl

ic keerde
du keerdes
hi keerde

wi keerden
ghi keerdet
si keerden

ic nam
du naems
hi nam

wi namen
ghi naemt
si namen

ic keerde
du keerdes
hi keerde

wi keerden
ghi keerdet
si keerden

ic name
du naems
hi name

wi namen
ghi naemt
si namen

Imperatief
sg.
keer/kere
neem/neme
pl.
keert/keret
neemt/nemet
Tegenwoordig deelwoord Voltooid deelwoord Infinitief
kerende nemende ghekeert ghenomen keren nemen

Imperatief (gebiedende wijs)

De imperatief geeft een bevel aan. Hij bestaat uit slechts 2 vormen: een enkelvoudsvorm (= stam van het werkwoord; bv. keer) en een meervoudsvorm (= stam + t; bv. keert). De meervoudsvorm kan ook als beleefdheidsvorm worden gebruikt.

Infinitief (onbepaalde wijs)

De infinitief is zelf geen uitdrukking van modus zoals de indicatief, de conjunctief of de imperatief. Hij komt voor:

  • als deel van een samengesteld gezegde;
    hi seide dat hier soude comen in die sale een ridder "hij zei dat hier een ridder in de zaal zou komen"
  • in een beknopte bijzin (d.w.z. zonder persoonsvorm en onderwerp);
    die de vorste welt syn "wie de eerste wil zijn"
  • in een nominale functie - de infinitief wordt gebruikt als zelfstandig naamwoord; in dat geval wordt hij ook verbogen:
    want hem begonste slapens lusten "hij begon zin te krijgen in slapen" (genitief bij het werkwoord lusten);
    daer hi vele te ligghene plach "waar hij pleegde (gewoon was) veel te liggen" (datief na het voorzetsel te)

Tijden

Wat het gebruik en de vorming van de werkwoordstijden betreft, komt het Middelnederlands sterk overeen met het hedendaags Nederlands. Het presens (tegenwoordige tijd), preteritum (voltooid verleden tijd), omschreven perfectum (voltooid verleden tijd) en omschreven futurum (toekomende tijd) worden op dezelfde manier gebruikt en gevormd als nu.

Het prefix g(h)e-

Voor de vorming van het omschreven perfectum is het prefix g(h)e- van belang. Het legt de nadruk op de voltooiing van een handeling, bv. meer dan ic ghenoemen can "meer dan ik kan opnoemen". G(h)e- werd al vroeg in de periode van het Middelnederlands tot een vast onderdeel van het voltooid deelwoord:

g(h)e- + stam van het werkwoord met Ablaut + en; bv genomen
g(h)e- + stam van het werkwoord + dentaalsuffix; bv. gekeert

Er bestonden echter enkele werkwoorden zoals comen, bringen, vinden, werden enz. die als perfectief werden opgevat en waar het prefix g(h)e- ontbrak. Maar omwille van de analogie kregen hun voltooide deelwoorden in de loop van de tijd ook een g(h)e-.

Het passief

Het voltooide en onvoltooide passief

In het Middelnederlands bestonden voor de uitdrukking van het onvoltooide passief (de lijdende vorm) twee mogelijkheden:

  1. sijn + voltooid deelwoord:
    die rike es nu wel gehoord "naar de rijke wordt tegenwoordig goed geluisterd"
  2. werden + voltooid deelwoord:
    hi wart gedragen "hij werd gedragen"

Al in de 15e eeuw werd de voorkeur aan werden "worden" gegeven, ook al bleef sijn bestaan. In het hedendaags Nederlands is voor het onvoltooide passief alleen maar worden + voltooid deelwoord mogelijk.

De voltooide tijden werden in het Middelnederlands met sijn + voltooid deelwoord gevormd, net zoals nu:

dat hi seide, dat desen brief bi hem alleene ware ghescreven
"dat hij zei dat dit document door hem alleen was geschreven"

Handelend voorwerp

Het voorzetsel door ter aanduiding van het handelend voorwerp komt pas na de middeleeuwen op. Vóór die tijd werden van en bi gebruikt:

dat hi seide, dat desen brief bi hem alleene ware ghescreven
"dat hij zei dat dit document door hem alleen was geschreven"
hoe Mariken seer schandelijcken toegesproken wert van haerder moeyen
"hoe Mariken zeer schandelijk toegesproken werd door haar tante"

Het pseudopassief

Onechte of pseudopassieven komen zonder een subject voor. Deze constructie kan men ook in het modern Nederlands terugvinden.

Menichwerff wart daer gecust "Daar werd herhaaldelijk gekust"

Hem was gedient wel utermaten "Hij werd buitengewoon goed bediend"

Typische constructies

Onpersoonlijke constructie

De onpersoonlijke constructie wordt gekenmerkt door afwezigheid van een onderwerp in de nominatief. Een aantal werkwoorden komt zowel met een onpersoonlijke als met een persoonlijke constructie voor. Oorspronkelijk bestond de onpersoonlijke constructie uit een werkwoordsvorm in de 3e persoon enkelvoud, een datiefelement (de persoon die een gewaarwording ondergaat) en een genitiefelement:

mi lanct waters "ik verlang naar water"

Later kon het genitief-object worden vervangen door een voorzetselconstructie (a), een infinitief (b) of een dat-zin (c):

(a) mi lanct na di "ik verlang naar jou"
(b) mi lanct te comene "ik verlang ernaar te komen"
(c) mi lanct dat ghi comt "ik verlang ernaar dat u komt"

Nevengeschikte constructie

In het Middelnederlands komen we een nevengeschikte constructie tegen waar hedendaags Nederlands gebruik maakt van een constructie met een infinitief voorafgegaan door te:

ic sta ende wacht "ik sta te wachten"
hi sat ende at "hij zat te eten"


Raadpleeg Mooijaart & van der Wal (2008) voor een overzicht van het Nederlands van de middeleeuwen tot de Gouden Eeuw. Een praktische cursus Middelnederlands bieden Hogenhout-Mulder (1983) en De Korne & Rinkel (1987). Er bestaat ook een cursus online.
Specifiek over de Middelnederlandse syntaxis gaan van der Horst (1994), Duinhoven (1988), van den Berg (1971), van den Berg (1983) en van Gestel (1992). De Middelnederlandse syntaxis komt ook aan bod in de Geschiedenis van de Nederlandse syntaxis van van der Horst (2008).
Verder is informatie over het Middelnederlands onder meer te vinden in van den Toorn (1997), van der Wal (1992 [2008]), Van Loey (1980) en van der Sijs (2005).

Verwijzingen

De woordvolgorde in het Middelnederlands
Het naamvalsysteem
Van Middelnederlands naar Nieuwnederlands