Structuur en geschiedenis van het Nederlands Een inleiding tot de taalkunde van het Nederlands

De standaardisering van het Nederlands in België

Particularisme en integrationisme

De Vlaamse Beweging zette zich in voor het Nederlands, maar ze zat van het begin af aan met een probleem. In 1830 bestond er in het noorden van België geen goed uitgebouwde eenheidstaal die alle maatschappelijke functies op zich kon nemen die ze volgens de Vlaamse Beweging moest vervullen. Er bestond alleen een heel archaïsche schrijftaal die sterk bepaald werd door het dialect van de schrijver. Die schrijftaal bevatte veel verouderde woorden en constructies, zelfs nog naamvallen. Er zaten ook veel dialectwoorden in, evenals veel vertaald Frans, zowel woorden als constructies, als gevolg van het diepgaande taalcontact van de voorgaande eeuwen. Voor de meeste Vlamingen was het plaatselijke dialect de spreektaal voor bijna alle domeinen. Als er gesproken moest worden op formele gelegenheden werd de traditionele, archaïsche schrijftaal gebruikt, en die werd naar de letter uitgesproken, waardoor ze houterig klonk. Bovendien klonk de dialectachtergrond van de spreker daar meestal doorheen.

Wat de opbouw van een eenheidstaal betreft, was de Vlaamse Beweging verdeeld in twee kampen: de particularisten, die een eigen 'Vlaamse' standaardtaal wilden vormen, en de integrationisten, die zo veel mogelijk wilden aansluiten bij de noordelijke standaardtaal.

Guido Gezelle in de DBNL.

Guido Gezelle (1830-1899)
Foto: Havang(nl) (1.0)

Volgens sommigen vormen de eigen Vlaamse dialecten een goede basis voor een eenheidstaal voor alle Vlamingen. De personen met dit standpunt zijn de Vlaamse particularisten. Iemand die steeds weer als vertegenwoordiger van dit standpunt genoemd wordt (waarbij men eraan kan twijfelen of dat terecht is, vgl. Willemyns & Daniëls (2003)) is de priester-dichter Guido Gezelle (1830-1899) uit West-Vlaanderen. Gezelle brak een lans voor de West-Vlaamse dialecten. Het West-Vlaams was volgens hem de zuiverste volkstaal omdat het zo veel authentieke middeleeuwse elementen bewaard heeft. Men mag echter niet uit het oog verliezen dat Gezelle religieuze motieven had, namelijk een herstel van de katholieke traditie (Willemyns & Daniëls (2003) gewaagt in dat verband zelfs van fundamentalisme te spreken). De doorgaans katholieke particularisten wilden niet alleen de Franse revolutionaire ideeën tegenhouden maar ook de protestantse invloeden uit het noorden; dat verklaart hun afwijzing van zowel het Frans als het noordelijke Nederlands.

Jan-Frans Willems

Jan-Frans Willems (1793-1846)
(AMVC-Letterenhuis)

Jan-Frans Willems (1793-1846) hield er een andere mening op na. Hij wordt wel eens de ‘vader van de Vlaamse Beweging’ genoemd omdat hij een centrale figuur is in de Vlaamse Beweging. Jan-Frans Willems was filoloog en historicus in Gent. Qua politieke standpunten kan hij een orangist genoemd worden: hij was een voorstander van de zogenaamde 'Groot-Nederlandse gedachte'. Hij hoorde bij de zogenaamde integrationisten die zich op de al gevormde standaardtaal van het noorden wilden richten. Het idee was dat Noord en Zuid een taaleenheid moeten vormen, alleen zo is er een goed tegengewicht voor het Frans. Willems zag wel in dat de Vlamingen in het verleden een belangrijke bijdrage aan die noordelijke standaardtaal hebben geleverd; het was volgens hem dus geen kwestie van zuiver 'overnemen' maar eerder van 'samensmelten'. Verder was hij van mening dat Vlaanderen de spelling van Siegenbeek en de grammatica van Weiland moest volgen (op enkele uitzonderingen na).

Particularisten en integrationisten voeren een jarenlang debat: welk Nederlands voor de Vlamingen? Moest men het noordelijke Standaardnederlands overnemen, of een eigen standaardtaal ontwikkelen? Het integrationistische standpunt heeft gewonnen: men koos uiteindelijk voor een op het noordelijke Nederlands georiënteerde standaardtaal.

Officiële samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland

De Vlaamse Beweging zocht contact met de Nederland voor morele steun in haar strijd voor de Nederlandse taal. Hieruit groeide het initiatief om de Nederlandsche Taal- en Letterkundige Congressen te organiseren, waarvan het eerste in 1849 plaatsvond. Op deze Congressen ontmoetten literatoren en geleerden uit beide delen van het Nederlandse taalgebied elkaar. Op die manier kwam er een eerste samenwerking tot stand (met als één van de concrete projecten het Woordenboek der Nederlandsche Taal).

In 1946 werd het Cultureel Verdrag tussen Nederland en België gesloten waarin de samenwerking officieel werd bekrachtigd. Het was een bevestiging van de keuze dat België zich op het gebied van de Nederlandse standaardtaal bij Nederland zou aansluiten. Zo bereikten ze overeenstemming over de spelling. In 1995 werd het oorspronkelijke verdrag vervangen door een Cultureel Verdrag tussen Nederland en Vlaanderen.

Het decreet van 10 december 1973 bepaalde dat de officiële taal van Vlaanderen consequent Nederlands zou worden genoemd (en niet meer Vlaams; zie ook Benamingen voor het Nederlands). Vlaanderen werd zo officieel deel van het Nederlandse taalgebied, en Vlaanderen en Nederland zouden intensief gaan samenwerken wat betreft de normering van de standaardtaal. In 1980 werd het Verdrag inzake de Nederlandse Taalunie gesloten met als doel "de integratie van Nederland en de Nederlandse gemeenschap in België op het gebied van de Nederlandse taal en letteren in de ruimste zin". In de Taalunie zitten de ministers van Onderwijs en Cultuur van Nederland en de Vlaamse gemeenschap, een aantal Nederlandse en Vlaamse volksvertegenwoordigers en deskundigen uit de domeinen onderwijs, wetenschap en cultuur. Het eerste tastbare resultaat van de samenwerking was in 1984 de Algemene Nederlandse Spraakkunst.

Taalplanning

Vanaf 1900 werden talrijke pogingen gedaan om het Nederlands van de Vlamingen zo dicht mogelijk bij dat van de Nederlanders te brengen. Het was de bedoeling de bevolking vertrouwd te maken met het Nederlands van het noorden, en de mensen ervan te overtuigen om dit Nederlands zelf te gaan gebruiken. Er werd bewust aan taalplanning gedaan om het Algemeen Beschaafd Nederlands te promoten en middelen aan te bieden waarmee mensen ABN konden leren. Bij deze inspanningen werd het eigen, vertrouwde dialect steeds in een negatief daglicht geplaatst. Die benadering is er waarschijnlijk de oorzaak van dat veel Vlamingen onzeker en verkrampt werden over hun taalgebruik.

In de jaren '70 gaf prof. Joos Florquin Nederlandse les op de Vlaamse tv. Bekijk hier een fragment: 'Kiften over een bagatel'.

Er kwamen verenigingen om aan taalzorg te doen, handboeken en leerboeken voor op school zoals de Nederlandsche Taalgids (1930) van Constant Peeters en de Practische Uitspraakleer van de Nederlandsche Taal (1934) van de Gentse hoogleraar Edgard Blanquaert. Verder kon men zich baseren op de ABN-gids van Paardekooper en het ABN-woordenboek van Heidbuchel. Tot slot besteedden de gedrukte pers, de radio en de tv ruim aandacht aan het ABN. De nationale omroep BRT, later VRT, heeft bij de standaardisering van het Nederlands in België een voorbeeldfunctie gehad. Maar ook de Nederlandse tv, waar veel naar werd gekeken in de jaren '60 en '70, bracht Vlamingen in contact met het noordelijke Nederlands.

Tegen 1980 kende in Vlaanderen het op het noorden gerichte gesproken Standaardnederlands zijn grootste spreiding.

Zuidelijke standaardiseringsprocessen

Vlaanderen en Nederland hebben naar taaleenheid gestreefd, maar er is in België geen volledige aanpassing aan het noordelijke Nederlands gebeurd. Enerzijds is steeds geprobeerd een zekere eigenheid te bewaren. Anderzijds hebben er in Vlaanderen autonome standaardiseringsprocessen plaatsgevonden. Zo is er sterk aan taalzuivering gedaan in Vlaanderen. Er was een negatieve attitude tegenover Franse leenwoorden: die moesten allemaal uit het Nederlands verdwijnen. Er werden allerlei purismen bedacht om ze te vervangen (zie woordenschat Belgisch Nederlands). Die tendens tot taalzuivering is na verloop van tijd afgezwakt.

Het Brabantse
dialectgebied
Kaart: Clockwork Orange
at nl.wikipedia
(1.0)

Een ander proces dat zich in Vlaanderen voltrok, is de Brabantse expansie. Het Brabants genoot een betere positie dan andere dialecten vanwege de centrumfunctie van de as Antwerpen-Mechelen-Leuven. De tv versterkte deze positie doordat er over het algemeen veel Brabanders te zien waren. Zo drukten de uitspraak, woordenschat en ook grammaticale kenmerken van het Brabants een stempel op de Belgische standaardtaal.


Inmiddels wordt het Belgische Nederlands als eigen variëteit erkend naast het Nederlandse Nederlands en het Surinaams Nederlands. In de standaardtaal wordt dan ook ruimte gelaten voor een zekere Belgische inbreng (bv. in grammatica's en woordenboeken).

Anike: "Nederlanders vinden het Belgisch Nederlands schattig."

Gebruik van het Standaardnederlands in België

Ondanks de verwezenlijkingen wat betreft de standaardisering van het Nederlands in België is het gebruik ervan vrij beperkt. De standaardtaal vinden we in een formeel domein (bv. nieuwsuitzendingen, onderwijs), maar daarbuiten heeft ze weinig functies. In Nederland is dat anders: de standaardtaal wordt er in veel meer informele omstandigheden gebruikt. Veel taalgebruikers in België ervaren het Standaardnederlands als onnatuurlijk en stijf en ze kunnen zich er moeilijk mee identificeren. Sinds de jaren '80 van de 20e eeuw heeft het Standaardnederlands in België te kampen met hevige concurrentie van de zgn. tussentaal. Die regionaal gekleurde omgangstaal neemt steeds meer functies van de standaardtaal over (bv. talkshows op tv).


Het volledigste naslagwerk over het Nederlands in België is het Verhaal van het Vlaams door Willemyns & Daniëls (2003). In van den Toorn (1997) is een gedetailleerd hoofdstuk over het Nederlands in België te vinden geschreven door Guido Geerts. De ontwikkeling van het Nederlands in België komt ook met tekstvoorbeelden aan bod in Janssens & Marynissen (2005).

Een leuke inleiding over België biedt Van Istendael (1993 [2005]). De Belgische geschiedenis wordt aanschouwelijk verteld door Reynebeau (2005). De politieke geschiedenis van België wordt beschreven in Witte et al. (2005).

Een beschouwing over de toekomst van het Nederlands in België geven bijvoorbeeld Goossens (2000) en Hendrickx (2006). Over tussentaal in Vlaanderen zie onder meer het hoofdstuk Verkavelingsvlaams van Van Istendael (1993 [2005]), De Caluwe (2002) en Geeraerts (1999).

Verwijzingen

Het Nederlands in België
Historische achtergrond: het Nederlands in België
Het Nederlands in Brussel
De toekomst van het Nederlands