Structuur en geschiedenis van het Nederlands Een inleiding tot de taalkunde van het Nederlands

Twe-spraack vande Nederduitsche letterkunst - de eerste Nederlandse grammatica

In 1584 verscheen de eerste Nederlandse grammatica van de Amsterdamse rederijker Hendrik Laurenszoon Spieghel (1549-1612), de zogenaamde Twe-spraack vande Nederduitsche letterkunst. Die in de vorm van een dialoog (tweespraak) gepresenteerde grammatica van het Nederlands is niet het werk van Spieghel alleen; hij werkte samen met enkele andere leden van de rederijkerskamer In Liefd' Bloeyende.

Zoals aan de titel van Spieghels werk te zien is, was de benaming voor de moedertaal allesbehalve consequent. Naast de naam Nederlands werden voor de eigen taal ook de termen Nederduits, Duits en Diets gebruikt (vgl. Benamingen voor het Nederlands). Met Duits kon bedoeld worden: de taal die gesproken werd in de landen die nu als Duitstalig beschouwd worden, maar ook het Nederlands en het Duits samen óf er konden zelfs alle Germaanse talen bij elkaar mee aangeduid worden. Het Nederduits daarentegen betrok zich vaak - zoals dat nu ook het geval is - op het noordelijke deel van Duitsland, maar kon ook specifiek op het Nederlands slaan. De term Diets kent trouwens dezelfde oorsprong als het woord Duits en betekent 'van het volk'. Voor het toenmalige Nederlands en Duits werd de term als verzamelnaam gebruikt.

De Twe-Spraack werd geschreven ter ere van de burgemeesters van Amsterdam. In de opdracht die aan het werk voorafgaat, stellen de Amsterdamse rederijkers dat het er hun om gaat de moedertaal te verheffen en te verheerlijken. Volgens Spieghel en de zijnen is het Nederlands dé Germaanse taal bij uitstek - er is geen taal die dezelfde uitstekende kwaliteiten bezit als de eigen taal. Het is daarom verwonderlijk dat zij zolang niet werd ontwikkeld, terwijl bijvoorbeeld het Frans, het Italiaans of het Spaans wel verder verfijnd waren - en dat terwijl de Romaanse talen toch slechts als afleidingen van het Latijn gezien kunnen worden. De "verwaarloosde" volkstaal moest in de ogen van de rederijkers opgebouwd worden, of zoals het in de Twe-Spraack genoemd wordt: men wilde proberen "het Duyts (= Nederlands) op te helpen, vercieren ende verryken". De Twe-Spraack is als het ware een eerste stap in de goede richting; de auteurs roepen met deze grammatica op tot soortgelijke ondernemingen. Zij willen de taal 'ordenen' volgens het in de taal aanwezige, eigen systeem en het overdreven gebruik van bastaardwoorden vermijden (vgl. Purisme). Het helpen cultiveren van de moedertaal betekende het invoeren van een nieuwe, op het Latijn geschoeide regelgeving op het terrein van de spelling en de grammatica.

De Twe-spraack kan integraal bekeken worden in de DBNL.

Ook de spelling vormt een wezenlijk onderdeel van de Twe-spraack. Daar was enig veldonderzoek aan voorafgegaan, wat vrij uniek is voor die tijd. De spellingvarianten werden op basis van voorbeelden in verschillende Vlaamse, Hollandse en Brabantse steden via een vroege vorm van enquête vastgelegd. Precies daarom is hier sprake van de eerste Nederlandse grammatica: men hield rekening met de verschillende spellingvarianten en probeerde een algemeen geldig spellingsysteem voor alle moedertaalsprekers te ontwikkelen op basis van de bestaande spelling in de gewesten. Er werd een poging ondernomen de theorie van een nationale eenheidsspelling en de praktijk van de verschillende spellingvarianten te verenigen.

Meer over de Latijnse grammatica is op Wikipedia te vinden.

Voor het eerst geeft de Twe-spraack grammaticale regels van het Nederlands aan, naast een descriptieve oriëntatie (beschrijvend) is er dus wel degelijk ook een prescriptieve (regelgevend). De taal diende 'geordend' te worden naar een taalintern criterium: in de volkstaal - net als in elke taal - zou een talig systeem aanwezig zijn en dat moest weer in ere worden hersteld. In werkelijkheid werd het Nederlands aan de Latijnse paradigmata aangepast. Dat vloeide waarschijnlijk voort uit de geweldige impact die deze internationale wetenschapstaal had onder invloed van het grensoverschrijdende humanistische gedachtengoed. De Latijnse invloed is het duidelijkst zichtbaar bij de 16e-eeuwse herinvoering van de naamvallen. In de Twe-spraack wordt een naamvalsysteem van zes naamvallen voorgesteld, terwijl in de 16e eeuw de naamvallen in werkelijkheid al zo zeer afgebrokkeld waren dat er van het oorspronkelijke - in het Middelnederlands nog aanwezige - systeem bijna niets meer over was. Het was duidelijk dat de makers van de Twe-spraack een ideaal nastreefden dat met het Latijn moest kunnen concurreren. Om die reden moest het Nederlands dan ook naamvallen hebben, die eventueel - wanneer deze ontbraken of niet meer gebruikt werden - moesten worden toegevoegd. De verheffing en verheerlijking van het Nederlands als taal voor alle lagen van de bevolking moest dan ook op deze wijze plaatsvinden. Vooral op het gebied van de wetenschap moest het Nederlands de plaats van het Latijn kunnen overnemen.

Niet alleen bij de naamvalsonderscheidingen stond het Latijn model; ook op het gebied van de zinsbouw werden latinistische syntactische constructies overgenomen. Vooral in de toenmalige literatuur werden regelmatig zulke constructies (ter verrijking van het Nederlands) gebruikt. Het gebruik van Latijnse vormen op het gebied van morfologie en syntaxis verleende het Nederlands een respectabel karakter. Het is daarom des te vreemder dat lexicale beïnvloeding niet gewaardeerd en zelfs streng bestreden werd (vgl. Purisme).

Na de Twe-spraack volgden de Nederlandse grammatica's elkaar in snel tempo op: Kort Begrip des Redenkavelings, opgedragen aan Jan van Hout, secretaris van Leiden, in 1585 en in het zelfde jaar het Ruygh-bewerp van de Redenkaveling ofte Nederduytse Dialektike, opgedragen aan de curatoren van de Leidse Hogeschool en aan de burgemeesters van Amsterdam, met in de opdracht een welsprekend verzoek aan de curatoren om het Hollands te maken tot "een Moedertaal aller ghoeder kunsten", daar immers "de Schole an ghene tale gebonden is", een verzoek, dat voorlopig vergeefs was. (vgl. Ellerbroek-Fortuin 1937: 34)

Zie onder meer van der Wal (1992 [2008]).

Verwijzingen

Ontwikkeling van een standaardtaal