De Nederlanden tot het jaar 1000
De prehistorie
Hunebed
Foto: Shamantic (CC BY-SA 3.0)
Sinds de 2e eeuw v.C. is de aanwezigheid van Germaanse stammen in het gebied van de Nederlanden geattesteerd, die in een stammenverplaatsing naar het westen trokken. Maar de Germanen zijn niet de oorspronkelijke bewoners. Over de volkeren die voor onze tijdrekening het gebied van de Nederlanden bewoonden, is heel weinig bekend. Ze hebben in het noorden grafmonumenten achtergelaten, de zogenaamde Hunebedden. Hun taal, die niet Indo-Europees was, heeft waarschijnlijk wel enige sporen nagelaten. Van het zuiden van de Nederlanden weet men dat er voor de komst van de Germanen wel een Indo-Europese stam woonde, de Kelten (Galliërs). Dat verraden onder meer bepaalde plaatsnamen (bv. Doornik, Nijmegen) en riviernamen (bv. Dender).
De Kelten in Europa tussen 500-270 v.C. Kaart: QuartierLatin1968 (CC BY-SA 2.5)
Het werk De bello gallico van de Romeinse veldheer Gaius Julius Caesar is de eerste schriftelijke bron over het gebied van het huidige Nederland en België. Hij beschrijft dat de Romeinse troepen bij hun invallen in dit gebied meestal Keltische stammen ontmoetten.
Het Romeinse Rijk
Gaius Julius Caesar
Foto: Andreas Wahra (1.0)
De Romeinse veldheer en zijn troepen vielen Gallië in 57 v.C. binnen. Ze drongen door tot in het gebied van de Nederlanden, maar dat bleef een uithoek van het Romeinse Rijk. De Rijn vormde vanaf 47 n.C. de grens tussen het Romeinse Rijk en de Germanen. Aan de ene kant van de rivier bevond zich een goed georganiseerde, maar etnisch zeer verdeelde staat, en aan de andere kant een conglomeraat van stammen met een gemeenschappelijke taal, cultuur en religie, maar zonder overkoepelende instituties. Met de Romeinen ontstonden stedelijke nederzettingen en een wegennet. De romanisering vond aanhoudend en systematisch plaats, maar de Romeinen hebben hun cultuur nooit helemaal aan de Germaanse stammen kunnen opdringen. De landbouwtechnieken, bouwmethodes en kookgewoontes die de Romeinen meebrachten, leidden wel tot tal van Latijnse leenwoorden in de Germaanse talen, zoals muur (< murus), kelder (< cellarium), keuken (< coquina).
Expansie van het Romeinse Rijk van 510 v. Chr. tot 480 n. Chr.
Kaart: Roke (d) ( CC BY-SA 3.0 )
De Germaanse Volksverhuizing
Vanaf de 2e eeuw n.C. verzwakte het Romeinse Rijk en werd de druk van de Germanen steeds groter. De beginnende Germaanse Volksverhuizing betekende het einde van de "pax romana". Bij het uiteenvallen van het Romeinse Rijk omstreeks 476 n.C. heerste in grote delen van Europa chaos en instabiliteit. De Franken verplaatsten zich zuidwaarts richting Gallië. Daardoor ontstond een groot tweetalig Romaans-Germaans menggebied met Galloromeinse oerinwoners en Frankische invallers. De Alamannen trokken naar Zuid-Duitsland en Zwitserland en de West-Goten naar Spanje, terwijl de Oost-Goten zich in Italië vestigden (vgl. het Gotisch). De Angelen, Saksen en Juten trokken naar Engeland. Het deel van de Saksen dat op het vasteland gebleven was, maakte Westfalen tot zijn centrum. De Friezen breidden hun machtsgebied ten noorden van de Rijn uit (vgl. het Fries).
De Nederlanden werden langzamerhand gekerstend en door verschillende Germaanse stammen gekoloniseerd. In het oosten vestigden zich de Saksen, in Midden- en West-Nederland vormden de Friezen een sterke macht, en in het binnenland woonden de Franken. Die verdeling is vandaag nog in de Nederlandse dialecten te vinden.
De Nederlanden in de Frankische tijd
Kaart: Sémhur (CC BY-SA 3.0)
De Franken
Na het uiteenvallen van het Romeinse rijk brak in West-Europa de periode van het Frankische rijk aan. Dat was het werk van Clovis uit de dynastie van de Merovingen (5e-8e eeuw). Hij verplaatste de grens van zijn rijk naar het zuiden van Gallië en maakte Parijs tot zijn hoofdstad. Bij de dood van Clovis werd het rijk onder zijn vier zonen verdeeld, maar rond 630 weer samengevoegd. De Nederlanden omvatten toen twee gebieden, Neustrië (tussen Seine en Schelde) en Austrasië (bekkens van Rijn en Maas). De zogenaamde "hofmeiers", bestuurders in naam van de koning, kregen steeds meer macht en wisten die te gebruiken. Eén van de machtigste hofmeierfamilies waren de Pepiniden, van wie de afstammelingen Karolingen werden genoemd. Deze dynastie nam het Frankische rijk van de Merovingen over in 751, toen Pepijn de Korte een verbond sloot met de paus.
Karel de Grote
Foto: Lokilech (CC BY-SA 3.0)
Karel de Grote, de zoon van Pepijn de Korte, volgde in 771 zijn vader op. Hij werd bovendien in 800 tot "Keizer van het West-Romeinse Rijk" gekroond. Zijn rijk strekte zich uit van de Pyreneeën tot aan de Donau en van Friesland tot Midden-Italië. De Maas- en Rijnbekkens vormden het economische en culturele centrum. De bestuurstaal was nog altijd het Latijn, maar in de volkstaal verving het Oudfrans het Galloromeins. Latijn werd niet meer begrepen door de Romaanstalige bevolking (vgl. hierbij ook de invloed van het Latijn en het Frans op het Middelnederlands). Dat betekende het einde van de meertaligheid in het gebied tussen Seine en Rijn. Een taalgrens die van west naar oost liep, scheidde vanaf dan twee eentalige gebieden met Germaans in het noorden en Romaans in het zuiden.
Het rijk van de Franken onder Karel de Grote
Kaart: Tsui via wolpertinger (CC BY-SA 3.0)
Verdrag van Verdun
Verdrag van Verdun
Kaart: wolpertinger (CC BY-SA 3.0)
Karels zoon Lodewijk de Vrome volgde hem in 814 op de troon op en kreeg al gauw problemen met de administratie van het grote rijk. Hij koos daarom voor de invoering van het leenstelsel (feodalisme/feodaliteit). Maar met de erfelijkheid van het leen nam ook de macht van de koning af. In het Verdrag van Verdun (843) werd het rijk van Lodewijk onder zijn zonen opgedeeld. Lotharius I kreeg de keizertitel, de Italiaanse bezittingen en het gebied tussen Schelde, Maas, Saône, Rhône en Rijn, dat Midden-Francië werd genoemd. Karel de Kale kreeg het gebied West-Francië en de derde broer, Lodewijk de Duitser, Oost-Francië. Lotharius I stierf al in 855 en ook zijn rijk werd weer in drie delen verdeeld, waarvan zijn zoon Lotharius het noorden kreeg (tussen Friesland en Jura), het gebied dat later ook "Lotharingen" werd genoemd.
De 10e eeuw
De Duitse keizer ontmoet de paus
Afbeelding: Michail (1.0)
De Scheldegrens, die sinds 925 West- en Oost-Francië deelde, was al vóór die tijd de grens tussen de Keltische stammen en de Romeinse civitates geweest. West-Francië viel vlug uiteen, als gevolg van de toenemende feodale krachten. Vanaf de 9e eeuw werden niet meer de Karolingers maar de hertogen van Francië tot koning gekroond. Tegelijkertijd nam de macht van de graven van Vlaanderen toe. In het Duitse Rijk waren ondertussen de Karolingen uitgestorven en in 919 ging het rijk over in de handen van Hendrik I (Hertog van Saksen). Onder zijn opvolgers Otto I, II en III (tot 1002) werd het Heilige Roomse Rijk hersteld. Keizer Otto de Grote (936-973) wist zijn gezag te vestigen en stelde bisschoppen aan tot leenmannen, die normaal gezien niets konden vererven en betrouwbare steunpilaren van zijn gezag waren.
Het Frankisch
Tussen 800 en 1100 was er een bewustzijn gegroeid voor een gemeenschappelijke "Duitse" taal binnen het Oost-Frankische rijk. De Franken konden, gezien hun overheersende positie, hun taal sinds de 8e eeuw tot toonaangevende taal maken. De "theodisca lingua" komt in 788 voor de eerste keer ter sprake in teksten en wordt ook in de Lage Landen gesproken (vgl. Benamingen voor de Nederlandse taal). Het Oudnederfrankische dialect is de rechtstreekse voorloper van het Nederlands.
Een algemeen overzicht geven Janssens & Marynissen (2005) en van der Wal (1992 [2008]). Zie verder Blom (s.a.), Geiss (1981), Kinder (1964), Wilmots (1978), Wils (1992).