Taalzuivering (purisme)
Taalzuivering of purisme noemt men de poging om een taal te "zuiveren" van alle woorden die oorspronkelijk niet tot deze taal behoorden. Barbarismen en leenwoorden moeten volgens puristen uit de taal geweerd worden.
Bij het ontstaan van de puristische beweging in de Nederlandse gewesten in de 16e eeuw speelde de Renaissance een belangrijke rol. Men begon in de moedertaal te schrijven, maar omdat die volgens sommigen door "verwaarlozing" in een "slechte staat" verkeerde, moest ze eerst "gezuiverd" worden. Daarnaast had de Reformatie een niet te onderschatten invloed: om alle lagen van de bevolking te bereiken, was de hervorming afhankelijk van geschriften in de volkstaal. Ook het ontstaan van een nationaal bewustzijn in deze tijd zorgde voor een grotere waardering van en aandacht voor de moedertaal.
Eén van de Nederlanders die in de 16e eeuw het Nederlands wilden "zuiveren" was de rederijker Dirk Volkertsz. Coornhert. Hij eiste dat de bastaardwoorden door Nederlandse woorden zouden worden vervangen - hetzij door oude woorden, hetzij door nieuwvormingen (zogenaamde neologismen).
Terwijl men van mening was dat de invloed van het Latijn op het gebied van morfologie en syntaxis de status van het Nederlands verhoogde, werd Latijnse invloed op het gebied van de woordenschat (ontlening) niet erg gewaardeerd. Vooral op het gebied van de grammatica wilde men de vaktermen vernederlandsen:
Leenwoord
grammatica
singularis
pluralis
verbum
nomen
subiectum
praedicatumPurisme
letterkonst
enkel ghetal
meervoud
woord
naam
onderwerp
ghezeg
Maar niet alle neologismen hebben ook werkelijk ingang gevonden in de Nederlandse taal. In 1553 publiceerde Jan van den Werve zijn werk Het Tresoor der Duytsscher Talen, een juridisch woordenboek waarin hij naast de Franse en Latijnse termen de Nederlandse pendanten noteerde. Opvallend is dat het purisme als beweging zich voornamelijk tegen de Romaanse invloed richtte en dat heel weinig aandacht besteed werd aan Duitse ontleningen. Alleen Pontus de Heuiter verzette zich tegen ontleningen aan het Duits. In zijn Nederduitse Orthographie (1581) somde hij een aantal ontleende woorden op met daarnaast de Nederlandse equivalenten, die volgens hem de voorkeur verdienen. Voorbeelden:
Leenwoord
ambassadeur
absent
justicie
occasie
restituerenPurisme
gezant
ontegenwoordih
reht of rehtvaerdiheit
gelegentheit
weergeven
Hij deed dat echter niet alleen bij Romaanse leenwoorden maar plaatste ook naast uit het Duits ontleende woorden een beter geachte Nederlandse term, bijvoorbeeld:
Leenwoord
verlof
feilen
vertrouwenPurisme
oorlof
missen
betrouwen
Jan van Hout (1542-1609)
Afbeelding: W. Swanenb.
(Koninklijke Bibliotheek)
(1.0)
In die tijd was de afwijzing van Duitse leenwoorden heel uitzonderlijk en Jan van Hout (1542 - 1609) - een ijveraar voor taalzuivering - beschouwde ontleningen uit het Duits zelfs als een verrijking van het Nederlands (vgl. Van der Wal (1992: 7,9)). Pas in de 19e eeuw, toen de handel en de industrie zich meer en meer op Duitsland concentreerden, wat een enorme stroom van leenwoorden tot gevolg had, verzetten de puristen zich vehement tegen de Duitse invloed. De reden was de nauwe verwantschap van deze twee talen. Hoe nauwer twee talen met elkaar verwant zijn, hoe makkelijker een vermenging tot stand kan komen. Zijn Franse "indringers" nog duidelijk herkenbaar, zo sluipen Duitse woorden onopgemerkt het Nederlands binnen. De puristen slaagden er echter niet in het Nederlands van Duitse leenwoorden te "zuiveren". Tot op de dag van vandaag worden er woorden aan het Duits ontleend, bv. benutten, inburgeren, nieuwbouw, jaargang,... Maar er is soms nog verzet tegen woorden als arbeidsvijandig, handgebreid, vijftiger jaren (in plaats van de jaren vijftig) (vgl. De Vries 1993: 13).
In 1584 verscheen de Twe-spraack vande Nederduitsche letterkunst - de eerste gedrukte Nederlandse grammatica - geschreven door Hendrick Laurenszoon Spieghel en anderen. Ze keerden zich tegen de "verwaarlozing" van de moedertaal. Ook probeerden ze het gebruik van bastaardwoorden te voorkomen. De Twe-spraack was dan ook bedoeld als pleidooi voor taalzuivering en als bijdrage tot taalverbetering op het gebied van de grammatica.
Simon Stevin
Foto: Akbar Simonse
(CC BY 2.0)
Simon Stevin (1548 - 1620) was een wiskundige en militair ingenieur die oorspronkelijk uit Brugge kwam. Hij pleitte in zijn wiskundige en filosofische geschriften voor het gebruik van de moedertaal in wetenschappelijke publicaties. Een groot aantal purismen op het gebied van de wiskunde en de meetkunde is in de 16e eeuw door hem geïntroduceerd. Stevin gebruikte reeds bestaande Nederlandse uitdrukkingen voor wiskundige begrippen en creëerde neologismen wanneer er geen Nederlandse equivalenten waren. Verschillende door hem voorgestelde woorden zoals naelde (piramide), seul (cilinder) of vergaerde (optellen) vonden geen ingang, maar vele andere hebben een blijvende plaats in de Nederlandse taal gekregen (vgl. Van der Wal (1992: 7,6 en 7,9):
Leenwoord
polygon
triangulum
pentagon
fractie
denominator
radixPurisme
veelhoek
driehoek
vijfhoek
breuk
noemer
wortel
Simon Stevin was ook de initiator van de Leidse ingenieursschool en wilde dat men er in het Nederlands zou gaan lesgeven. Zijn verzoek werd echter niet gehonoreerd, omdat het Latijn als internationale taal van de wetenschap fungeerde en onderwijs in de volkstaal de internationale (handels)contacten zeker geen goed zou doen. Deze onderneming lag in het verlengde van de poging van de rederijkerskamer In Liefd' Bloeyende om aan de Leidse universiteit het Nederlands als voertaal te hanteren. In hun Ruygh-bewerp vande Redenkaveling uit 1585 houden zij een pleidooi voor het Nederlands als taal van de wetenschap. Ook hun poging was tevergeefs; slechts een enkeling, zoals Stevin, gaf zijn colleges in het Nederlands.
Een uitgebreid naslagwerk over purisme is geschreven door van der Sijs (2004). Zie verder onder meer Van der Wal (1992 [2008]), De Vries (1993 [2003]), Janssens & Marynissen (2005) en Van der Sijs (2005).