De Gotische bijbelvertaling
De Goten, een invloedrijke Oost-Germaanse stam, waren uit Scandinavië naar Oost-Europa gekomen. In de 4e eeuw bevonden de West-Goten zich op het Balkanschiereiland en de Oost-Goten ten noorden van de Zwarte Zee. Tijdens de Volksverhuizing in de 5e eeuw vertrokken de West-Goten naar Zuid-Frankrijk en Spanje, waar ze een rijk stichtten dat tot de 8e eeuw bestond. De Oost-Goten richtten 493 een rijk op in Italië onder koning Theodorik de Grote (geboren 455, regeerde van 493-526) dat tot de 6e eeuw bestond. In beide rijken is de Gotische taal gaandeweg tenondergegaan en hebben de talen van de oorspronkelijke bevolking zich weer doorgezet. Op de Krim werd nog tot de 18e eeuw een vorm van Gotisch gesproken door de daar achtergebleven Oost-Goten, maar daarna stierf het Gotisch helemaal uit. (vgl. van Bree (1977): 27f)
Bisschop Wulfila legt de Goten het Evangelie uit.
Afbeelding: James Steakley (1.0)
De "Wulfila-bijbel" uit de 4e eeuw is het oudste bewaard gebleven geschrift in het Gotisch (naast een aantal runeninscripties). Als oudste overgeleverde tekst in een Germaanse taal vormt hij onze sleutel naar de gemeenschappelijke moedertaal van de Germaanse talen. Wulfila (311-383) was een West-Gotische bisschop die de bijbel voor zijn gekerstende Goten uit het Grieks vertaalde. Van deze bijbelvertaling is maar een gedeelte overgeleverd, namelijk driekwart van het Nieuwe Testament en een stuk Nehemia uit het Oude Testament, en wel in handschriften uit de 6e eeuw. Het belangrijkste en mooiste manuscript is de Codex Argenteus, met zilveren en gouden letters op purperkleurig perkament, die waarschijnlijk in Noord-Italië en voor Theodorik de Grote is ontstaan.
Bekijk hier een tekstvoorbeeld.
universiteitsbibliotheek van Uppsala in Zweden.
Pagina van de Codex Argenteus
Afbeelding: Marczali Henrik
- Borovskzky Samu -
Csuday Jeno (1.0)
Wat de zinsbouw betreft, heeft Wulfila sterk het Griekse voorbeeld gevolgd, zodat we op basis van zijn tekst weinig met zekerheid kunnen zeggen over de Gotische syntaxis (vgl. van der Wal (1992 [2008])). Het Gotisch heeft weliswaar een eigen ontwikkeling doorgemaakt en is dus niet gelijk te stellen met het Gemeengermaans, maar in de belangrijkste kenmerken is het er wel representatief voor. Door het Gotisch kunnen we beter begrijpen hoe de Germaanse talen, waaronder het Nederlands, zich hebben ontwikkeld.
Wulfila is mogelijk de eerste geweest die een Germaanse taal op schrift stelde. Hij stelde daarvoor een alfabet samen met letters die hij vooral aan het Griekse alfabet ontleende. Hij gebruikte ook Germaanse runentekens en Latijnse letters. Een probleem voor Wulfila was dat voor sommige bijbelse termen en begrippen geen Gotische woorden bestonden. Hij breidde daarom de woordenschat op verschillende manieren uit:
- door betekenisontlening: bestaande Gotische woorden kregen een nieuwe, christelijke inhoud (bv. galga vroeger 'stang' kreeg de betekenis van 'kruis')
- door de vorming van nieuwe samenstellingen en afleidingen (bv. werd 'altaar' door de samenstelling hunslastaþs (= 'offerplaats') weergegeven)
- door het gebruik van leenwoorden: Wulfila nam woorden uit het Grieks en het Latijn over (bv. praufetus = 'profeet', aiwaggeljo = 'evangelie',...)
Voor informatie over het Gotisch, zie onder meer van Bree (1977), van Bree (1996) en van der Wal (1992 [2008]). Over de historische waarde van de Codex Argenteus schrijft van Bree (1995).