Structuur en geschiedenis van het Nederlands Een inleiding tot de taalkunde van het Nederlands

De Germaanse taalfamilie

De voorgeschiedenis van de Germaanse taalfamilie en dus ook van het Nederlands is het onderwerp van de historisch-vergelijkende taalwetenschap. Het doel van deze tak van de taalkunde is het aantonen van taalverwantschap en de reconstructie van prototalen. De methode die daarvoor wordt toegepast, is het onderzoeken van regelmatige klankcorrespondenties bij woorden uit de centrale woordenschat. Een voorbeeld van dergelijke klankcorrespondenties levert het volgende overzicht:

Het Fries heeft een afwijkend woord voor 'vader', namelijk: heit.
Nl.
Dt.
Eng.
Fri.
Zw.
De.
No.
IJsl.
vader
Vater
father
­
fader
fader
far
fair
vier
vier
four
fjouwer
fyra
fire
fire
fjórir
vol
voll
full
fol
full
fuld
full
fullur
huis
Haus
house
hûs
hus
hus
hus
hús
bruin
braun
brown
brún
brun
brun
brun
brúnn
uit
aus
out
út
ut
ud
ut
út
muis
Maus
mouse
mûs
mus
mus
mus
mús

Het is overduidelijk dat de genoemde woorden in de verschillende talen overeenkomsten vertonen. Verschillen tussen de talen zijn vaak niet zomaar incidentele verschillen, maar systematisch. Zo correspondeert de Nederlandse klank [œy] - geschreven <ui> - in de genoemde voorbeelden systematisch met een [au] in het Duits. De historisch-vergelijkende taalwetenschap is erin geslaagd een aantal van dat soort regelmatige klankcorrespondenties te vinden die konden worden beschreven als 'klankwetten'. Op basis van zulke overeenkomsten en systematische correspondenties kan men concluderen dat bepaalde talen met elkaar verwant zijn en teruggaan op een gemeenschappelijke brontaal. De talen in het overzicht hierboven zijn verwant met elkaar en vormen samen de Germaanse taalfamilie.

Sir William Jones
Afbeelding: Onbekend (1.0)

Gereconstrueerde woorden worden in de taalkunde voorafgegaan door een zgn. asterisk, bv. *peter ('vader').

Bovendien zijn de Germaanse talen op hun beurt weer met andere talen verwant. Die verwantschap werd voor het eerst opgemerkt in 1786 door Sir William Jones. De historisch-vergelijkende taalwetenschap is er zelfs in geslaagd om op basis van de vergelijking van oudere taalstadia voor de meeste Europese en Indische talen een gemeenschappelijke prototaal (een voorouder) te reconstrueren, het Proto-Indo-Europees (vroeger 'Indogermaans' genoemd). Men moet echter goed beseffen dat er niets is overgeleverd van dergelijke proto- of oertalen, ze zijn zuiver hypothetisch. Aan de hand van het oudste overgeleverde taalmateriaal van de afzonderlijke talen kunnen historisch-taalkundigen reconstrueren hoe de Proto-Indo-Europese oervorm er ongeveer moet hebben uitgezien.

Beroemde grondleggers van de historisch-vergelijkende taalwetenschap waren Rasmus Kristian Rask (1787-1832), Jacob Grimm (1785-1863) en Franz Bopp (1791-1867). August Schleicher (1821-1868) ontwikkelde het stamboommodel, dat later concurrentie kreeg door het door Johannes Schmidt in 1872 ontwikkelde golfmodel. Het stamboommodel maakt het mogelijk om op een inzichtelijke manier de verwantschapsverhoudingen tussen talen duidelijk te maken. De stamboom voor de Germaanse talen ziet er als volgt uit (vgl. van Bree (1996)):

Enkele Nederlandse woorden die al duizenden jaren meegaan, zijn appel, drank en dom. Meer informatie in deze reportage en in het Etymologisch Woordenboek.

Het Indo-Europees is de taal die groepen Indo-Europeanen meebrachten naar Europa toen zij zich tussen 3000 en 2000 v.C. vanuit Zuid-Rusland naar het noorden en westen verspreidden. De talen die de inheemse bevolking vóór de Indo-Europese invasie in Europa spraken (zgn. substraattalen) werden grotendeels door het Indo-Europees verdrongen. De hypotheses over die substraattalen zijn controversieel. De Indo-Europese talen zouden nog resten uit de substraattalen vertonen, bv. bepaalde klankcombinaties en zgn. substraatwoorden, die al duizenden jaren meegaan.


Indo-Germaanse talen rond 500 n. Chr.
Kaart: JPense
(CC BY-SA 3.0)

Doordat de groepen Indo-Europeanen onderling het contact verloren, en wellicht ook onder invloed van de substraattalen van de inheemse bevolking, ontwikkelden zich vanaf 1000 v.C. verschillende talen uit het Indo-Europees. Het Germaans vormt één tak in de geschiedenis van de zogenaamde Indo-Europese taalfamilie. Het volgende overzicht laat de verschillende takken zien.

Slechts een handvol talen in Europa behoort niet tot de Indo-Europese taalfamilie. Fins, Laps, Estisch en Hongaars vormen een aparte groep: de Fins-Oegrische taalfamilie. Het Baskisch is een geïsoleerde taal, waarvan geen enkele verwant ontdekt is.

De eerste of Germaanse klankverschuiving

Tussen 2000-1000 v.C. heeft een groep Indo-Europeanen zich in Noord-Duitsland, Denemarken en Zuid-Zweden gevestigd en vermoedelijk vermengd met de inheemse bevolking. Doordat zij het Indo-Europees anders gingen uitspreken, traden er veranderingen op in het oorspronkelijke klanksysteem. Tussen 1000-500 v.C. moet zo het Germaans zijn ontstaan. Er is geen materiaal overgeleverd, maar historisch-taalkundigen hebben een aantal vormen gereconstrueerd van het Proto-Germaans, de gemeenschappelijke moedertaal van de Germaanse talen.

Klankwetten beschrijven regelmatige klankveranderingen, maar daar bestaan allerlei uitzonderingen op!

Het Germaans verschilt op een aantal punten systematisch van de andere Indo-Europese talen. Het belangrijkste verschil betreft systematische klankveranderingen die worden samengevat onder de noemer Germaanse klankverschuiving. Deze ontwikkeling was een eeuwenlang proces dat waarschijnlijk rond de 2e eeuw v.C. was afgesloten. De Germaanse klankverschuiving is ook bekend onder de naam 'De Wet van Grimm' omdat de Duitse taalkundige Jakob Grimm (1785-1863) ze in 1822 heeft beschreven. De klankverschuiving houdt in dat de Germanen een aantal Indo-Europese consonanten systematisch anders gingen uitspreken. Het volgende overzicht vat de veranderingen samen.

Overzicht: Germaanse klankverschuiving

Indo-Europees Germaans
  labialen dentalen velairen   labialen dentalen velairen
stemloze occlusieven p t k stemloze fricatieven f Þ X
stemhebbende occlusieven b d g stemloze occlusieven p t k
stemhebbende geaspireerde occlusieven bh dh gh stemhebbende fricatieven

In 1875 slaagde de Deen Karl Verner erin een uitzondering op deze wetmatigheden te formuleren in een regel die later 'de wet van Verner' werd genoemd. Hij constateerde dat de stemloze fricatieven die door de Germaanse klankverschuiving waren ontstaan onder bepaalde accentverhoudingen (namelijk als het hoofdaccent niet op de onmiddellijk voorafgaande syllabe viel) stemhebbend worden, d.w.z.

f > , Þ > en X >

Dat betreft ook de reeds bestaande stemloze fricatief [s] die eveneens stemhebbend - [z] - wordt.

De Germaanse accentverschuiving

Het Indo-Europees kende een muzikaal accent met verschillen in toonhoogte (zoals het Chinees). Het hoofdaccent kon op verschillende syllabes van het woord liggen. In het Germaans kwam er een vast accent op de eerste syllabe. Het was een dynamisch accent, gebaseerd op intensiteit: de beginsyllabe klinkt luider dan de andere.

Na de Germaanse klankverschuiving vond er nog een andere belangrijke ontwikkeling plaats waardoor het Germaans ging afwijken van de andere Indo-Europese talen. Vanaf ca. 500 v.C. veranderden de accentverhoudingen: de zgn. Germaanse accentverschuiving. De Germaanse accentverschuiving had ingrijpende gevolgen voor de verdere ontwikkeling van de Germaanse talen. Systematisch werd de beginsyllabe van woorden beklemtoond, maar de eindsyllabe niet; daardoor verdoften de volle vocalen op het woordeinde tot sjwa's. De uitgangen van de woorden werden gereduceerd, terwijl zij juist belangrijke morfologische informatie bevatten (naamval, getal, persoon...). Dat leidde tot een vereenvoudiging van de paradigma's, een proces dat deflexie wordt genoemd.

Uiteenvallen van het Germaans

Noord- en West-
Germaanse talen vandaag
Karte: Hunef (1.0)

Door volksverhuizingen van de Germanen en lokale invloeden viel het Germaans uit elkaar in verschillende takken, meer bepaald het Noord-, Oost- en West-Germaans. Na 500 viel het West-Germaans op zijn beurt uiteen. Tussen de 6e en de 8e eeuw vond de tweede klankverschuiving plaats, die niet zozeer van belang is geweest voor de ontwikkeling van het Nederlands, maar die wel veel van de verschillen tussen het Nederlands en het Duits kan verklaren.


De tweede of Hoogduitse klankverschuiving

De tweede klankverschuiving begon in het zuiden van het Duitse taalgebied en heeft zich naar het noorden uitgebreid tot aan de zgn. Benrather Linie. De belangrijkste verandering betreft de Germaanse stemloze occlusieven. De veranderingen worden hieronder kort geïllustreerd.

De Hoogduitse klankverschuiving tot aan de Benrather Linie (vgl. Van der Wal 1993: 46)



Stemloze occlussieven in de 'Anlaut'(beginklank); in de 'geminatie' (dubbelklank); na consonant:

    Oudhoogduits Duits Nederlands
p > pf Got. pund
Osa. appel
pfunt
apfuli
Pfund
Apfel
pond
appel
t > (t)s Got. tiuhan
Osa. settian
ziohan
setzen
ziehen
setzen
trekken
zetten
k > kch/ch Osa. wekkian
Osa. makon
wecchan
mahhon
wecken
machen
wekken
maken

Stemloze occlusieven na vocaal:

    Oudhoogduits Duits Nederlands
p > ff/f Osa. opan
Osa. slâpan
offan
slâf(f)an
offen
schlafen
open
slapen
t > ss Osa. fôt
Osa. water
fuoz
wazzar
Fuß
Wasser
voet
water
k > ch Osa. ik
Osa. bok
ih
buoh
ich
Buch
ik
boek

Het West-Germaanse taalgebied werd door de Hoogduitse klankverschuiving in twee delen verdeeld: het zuidelijke, Hoogduitse deel, en het noordelijke, Nederduitse en Nederlandse dat deze klankverschuiving niet heeft meegemaakt. De dialecten ten noorden van de Benrather Linie behielden hun oorspronkelijke consonanten. De overgang van ik naar ich is de verandering die het verst kon doorwerken, namelijk tot in Limburg.

Hoogduits is het Duits van de hooggelegen gebieden onder de lijn Keulen-Berlijn; Nederduits dat aan de benedenloop van de grote rivieren (Rijn, Elbe, Weser, Ems) (cf. van der Sijs (2002)). Hier vind je informatie over de taalgeschiedenis van het Duits.

Ingweonismen

De naam Ingweoons gaat terug op de klassieke geschiedschrijvers uit de 1e eeuw n.C. (Plinius, Tacitus), die drie West-Germaanse stammen onderscheidden: Hermionen, Istvaeonen en Ingvaeonen. De Ingweonen bewoonden de kust van Gallië tot Denemarken.

Een tweede tegenstelling binnen het West-Germaanse taalgebied betreft de zgn. 'kustverschijnselen'. Er zijn systematische verschillen aan te wijzen tussen het Oudengels, het Oudfries en het Oudsaksisch aan de ene kant en het Oudhoogduits aan de andere. Men gebruikt voor deze kustverschijnselen ook wel de termen Ingweoons of Noordzeegermaans. Strikt genomen is Ingweoons geen aparte taal, maar een aanduiding voor een aantal klank- en grammaticale eigenaardigheden die zich vanaf de Noordzeekust verspreid hebben. Er kunnen een aantal verschillen door verklaard worden tussen aan de ene kant het Engels en het Fries (die veel Ingweoonse kenmerken hebben), het oostelijk gelegen Duits (waar er geen voorkomen) en daartussenin het Nederlands, dat een overgangsgebied vormt.

Een bekend ingweonisme is de zgn. Ersatzdehnung, het verlies van een nasaal en de rekking van de vocaal voor een fricatief.

Germaans Duits Nederlands Engels Fries
*fimfe fünf vijf five fiif
*munþ mund mond, Dendermonde
-muide, bv. Diksmuide
mouth

Andere voorbeelden van ingweonismen die in het Nederlands kunnen worden teruggevonden:

  Duits Nederlands Engels
't' ontbreekt in 3 p. sing. ist is is
andere wortel voor pers. pron. er / ihn
ihr
hij / hem
haar
he / him
her
overgang van -ege- naar -ei- Segel zeil Sail

Binnen het West-Germaans krijgt het Nederlands o.a. door de genoemde ontwikkelingen en kenmerken een eigen plaats. De oudste fase van de geschiedenis van het Nederlands in engere zin vormt het Oudnederlands.


Een uitgebreid overzicht van de Germaanse talen en hun historische achtergrond geven König & Van der Auwera (1994) en Harbert (2007). Een vergelijking van Nederlands met Duits en Engels is te vinden in Van Haeringen (1956) en Hüning et al. (2006).
Zie verder onder meer van Bree (1996), Janssens & Marynissen (2005), van der Wal (1992 [2008]) en van der Sijs (2005). Voor een inleiding historisch-vergelijkende taalkunde zie bv. Hock & Joseph (1996).

Verwijzingen

Het Gotisch
Het Fries