Structuur en geschiedenis van het Nederlands Een inleiding tot de taalkunde van het Nederlands

Fries

Het Fries is een West-Germaanse taal (vgl. hierbij de karakterisering van de Germaanse taalfamilie) die door ongeveer 400 000 mensen in de provincie Friesland wordt gesproken. Het is nauw verwant met het Nederlands maar vertoont ook een aantal frappante overeenstemmingen met het Engels, vooral op lexicaal niveau.

overeenstemmingen met het Engels

Fries Engels Nederlands Duits
kaai key sleutel Schlüssel
tsiis cheese kaas Käse
swiet sweet zoet süß
wiet wet nat nass
twa skiep two sheep twee schapen zwei Schafe

Van groter belang voor de ontwikkeling van het Fries is echter toch het Nederlands. In de loop van de geschiedenis kwamen de beide talen steeds weer met elkaar in contact. Dit taalcontact werd bepaald door de machtsverhoudingen in de Lage Landen en is van grote invloed geweest op de huidige taalsituatie in Friesland.

Taalkaart van Friesland
Taalkaart van Friesland

De provincie Friesland is vandaag een meertalige provincie. Er worden naast de staatstaal Nederlands en de regionale taal Fries ook nog een aantal dialecten gesproken, namelijk het Stellingwerfsk (Saksisch dialect in het zuiden), het Bildts (in het noordwesten) en het Stadsfries of Stedsk in de steden (zie kaart).

Fries als erste taal

variatie verspreiding
Standardfries 54,8 %
Standardnederlands 28,0 %
Fries dialect 10,7 %
Nederlands dialect 4,5 %
andere taal 2,0 %

beheersing van het Fries

vaardigheid verspreiding
verstaan 94,3 %
spreken 74,0 %
lezen 64,5 %
schrijven 17,0 %

(studie van Gorter & Jonkman, 1995)

Vandaag is het Fries, zoals uit de studie van Gorter en Jonkman van 1994 blijkt, de eerste taal van 54,8% van de bewoners van de provincie, zo'n 94% beheerst het Fries passief.

Vanaf wanneer je van "een Friese taal" kunt spreken is net als bij het Nederlands moeilijk te bepalen. Rond de 8e eeuw lagen de Germaanse talen Oudsaksisch, Oudfrankisch, Oudfries,... nog vrij dicht bij elkaar.

De stam der Friezen bewoonde in de 5e eeuw de hele noordzeekust van de Rijn tot aan de Elbe en heeft waarschijnlijk enige invloed uitgeoefend op de talen van de andere volksstammen in dit gebied. Pas in de loop van de 8e eeuw werden de Friezen teruggedrongen en uiteindelijk door Karel de Grote onderworpen. Na diens dood vielen de door hem veroverde gebieden echter weer uiteen.
(vgl. hierbij ook tekst over de historische achtergrond)

Gedurende de hele middeleeuwen was Friesland eentalig en autonoom, met vaak wisselende stamhoofden als leiders. Het Oudfries was niet alleen spreektaal maar officiële taal van bestuur en rechterlijke macht. Oudfriese rechtsteksten zijn overgeleverd vanaf de 13e eeuw.

In tegenstelling tot het Nederlands waar de periode van het Oudnederlands in de 12e eeuw eindigt, spreekt men in het geval van het Fries tot rond 1550 van Oudfries. De Friese taal van de 13e/14e eeuw vertoont namelijk kenmerken die overeenkomen met de oudste taalvormen van de andere West-Germaanse talen (vgl. de kenmerken van het Gotisch), bijvoorbeeld niet gereduceerde klinkers in onbeklemtoonde lettergrepen (zie Van der Wal, 1992: 99). Dit is duidelijk te zien in de volgende passage uit de Hungsingoër tekst van 1252 (ontleend aan De Friese taal, 1995: 3):

Thet thredde bod: fira thene sunnandei en there helche degan.
(Het derde gebod: gij zult de zondag vieren en de heilige dagen)

In de loop van de 16e eeuw verloor Friesland zijn onafhankelijkheid - in 1579 werd het deel van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Het bestuur kwam in Hollandse handen en het gestandaardiseerde Nederlands werd schrijf-, bestuurs-, school- en kerktaal.
Invloedrijke Hollanders vestigden zich in de Friese steden - het Fries en het Nederlands kwamen met elkaar in contact: er ontstond wat later Stadsfries genoemd zou worden.

Vandaag zijn er voor het ontstaan van deze taalvariant twee verklaringsmodellen. Aan de ene kant wordt beweerd dat het Stadsfries de taal van de Friezen is die zich probeerden aan te passen aan de nieuwe Hollandse bovenlaag (dus een "verhollandst Fries" spraken; zie Boelens, 1982: 41). Aan de andere kant wordt het ook mogelijk geacht dat het Stadsfries een verdere ontwikkeling is van het 16e/17e-eeuwse Hollands, onder invloed van het Fries (dus eigenlijk een Hollands dialect; zie Jonkman, 1993).

Als gevolg van de inpoldering van de Middelzee in de 16e eeuw vestigden zich Hollandse boeren op het nieuwe land. Ook hier kwam het weer tot taalcontact - het Bildts ontstond.

Tot in de 19e eeuw ontwikkelde zich het Fries uitsluitend als gesproken taal verder. Het werd teruggedrongen naar het platteland en daar nauwelijks beïnvloed door het Nederlands. De taal van de (stads)bovenlaag was het Nederlands, die van de middenlaag het Stadsfries dat tot in de jaren 50 van deze eeuw zijn relatief hoge status kon behouden. Geschreven Fries bestond in deze periode nauwelijks.
Een uitzondering vormde de 17e-eeuwse dichter Gysbert Japiks die zijn gedichten in het Fries schreef. Pas in de 19e eeuw ontstond er met de romantiek voor het eerst weer zoiets als een Fries taalbewustzijn - "volksdichters" zoals Joost Hiddes Halbertsma schreven in het Fries.

een tweetalig bordje in Friesland
een tweetalig bordje in Friesland

In bestuur, school en kerk was echter ook in de 19e eeuw nog geen sprake van een plaats voor het Fries. Op de scholen werd de leerkrachten zelfs aangeraden om het "Friesch Boers niet te gedogen" (De Jong/Riemersma, 1994: 15). Bovendien was het Fries nog steeds niet gestandaardiseerd - pas in 1879 kreeg het zijn eerste officiële spelling.

De 20e eeuw bracht zo langzamerhand verbeteringen voor het Fries. Het Fries veroverde steeds meer domeinen. Sinds 1937 mag het Fries op de basisscholen worden onderwezen en is daar sinds 1955 als voertaal toegestaan. Sinds 1980 is het een verplicht vak op de basisschool, sinds 1993 ook in het voortgezet onderwijs. Sinds de jaren 50 mag het Fries voor de rechtbank worden gebruikt, officiële documenten mogen in het Fries worden opgesteld en er bestaat ook de mogelijkheid voor tweetalige plaatsnaamborden. De eerste bijbelvertaling dateert uit de jaren 40.

Tegelijkertijd drong echter ook het Nederlands de vanouds Friese domeinen binnen (de plattelandsgemeenschap en het gezin) vooral als gevolg van migratie en gemengde huwelijken.
De taalsituatie in Friesland veranderde dus van een stabiele diglossie (Fries voor het platteland en voor de informele domeinen, Nederlands voor de stad en de formele domeinen) tot een soort instabiele (vooral receptieve) meertaligheid.

De houding tegenover het Fries wordt steeds positiever, het mag in steeds meer domeinen worden gebruikt (op de radio, in de krant,...) en een groeiend aantal mensen beheerst het Fries tenminste passief.

ein Aufkleber zur Unterstützung des Leewarders
"Sag es doch auf Leewarderisch" –
ein Aufkleber zur Unterstützung
des Leewarders

Het Stedsk in het algemeen en het Leewarders (Stadsfries van Leeuwarden) in het bijzonder verloren toenemend aan status. Het Leewarders werd tot een sociolect (sociolectisering) dat alleen maar nog door de onderlaag wordt gesproken (zie Jonkman, 1993). De laatste jaren werd echter actie gevoerd om de mensen aan te moedigen om bijv. hun "Leewarders" te gebruiken.

In principe is natuurlijk het Nederlands nog steeds de dominante taal in Friesland en het Fries wordt daarom vooral ook op lexicaal niveau sterk beïnvloed door het Nederlands. Steeds meer mensen zeggen bijv. sleutel in plaats van kaai en saterdei in plaats van sneon.
De invloeden van het Fries op het Standaardnederlands zijn daarentegen gering - alleen woorden uit de sportterminologie zoals skûtsje silen (wedstrijdzeilen met oude zeilboten) en klunen (met schaatsen over het land lopen) hebben ingang gevonden in het Nederlands.

Voor wie nu graag eens een indruk wil hebben hoe deze taal zou kunnen klinken, kan hier naar een kort voorbeeld luisteren.

Audiobeispiel "Friesisch"

Verwijzingen

Afrikaans