Het Nederlands: status en verspreiding
Het Nederlands is de officiële taal in Nederland en in België. Daarbuiten is het de officiële taal in twee Nederlandse kolonies, de Nederlandse Antillen en Aruba, en in een voormalige Nederlandse kolonie, het nu onafhankelijke Suriname.
- Nederlands in Nederland
- Nederlands in België
- Andere talen in Nederland en Vlaanderen
- Koloniaal taalbeleid
- Nederlandse emigranten
Nederlands in Nederland
De officiële status van het Nederlands in Nederland zal niemand ontkennen: Nederlands is al eeuwenlang niet alleen de dominante omgangstaal van het land maar ook de taal van het bestuur, de rechtspraak en het onderwijs. Wettelijk vastgelegd werd deze status echter vrij laat.
Nadat in 1815 het gebied van het huidige Nederland en het gebied van het huidige België tot het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden waren samengevoegd, begon koning Willem I aan een actief pro-Nederlands taalbeleid en maakte het Nederlands per decreet tot enige officiële taal van het hele rijk (dus ook het Franstalige gedeelte). In 1829 werd dit decreet echter alweer ingetrokken en op 4 juni 1830 werd door een Koninklijk besluit bepaald dat het Nederlands de ambtelijke taal is voor de provincies Noordbrabant, Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Overijssel, Groningen en Drenthe waarentegen het Frans als bestuurstaal voor de provincies Limburg, Oost- en Westvlaanderen en Antwerpen en voor de arrondissementen Leuven en Brussel is toegelaten.
Aan dit Koninklijk besluit werd in formele zin pas meer dan 150 jaar later een einde gemaakt door een wijziging van de Algemene Wet Bestuursrecht in 1995 die de status van het Nederlands als taal van het bestuur in Nederland wettelijk bevestigt en die vooral het Fries als bestuurstaal in de provincie Friesland mogelijk maakt.
In het basisonderwijs is het Nederlands pas sinds 1998 'officieel' de voertaal. Er werd toen aan de Wet op het primair onderwijs de zinsnede toegevoegd: Het onderwijs wordt gegeven in het Nederlands.
In de Nederlandse grondwet wordt het Nederlands tot de dag van vandaag niet genoemd; de grondwet bevat geen bepalingen over het taalgebruik in Nederland. Een initiatief in de jaren negentig om in de Nederlandse grondwet als artikel 22a De bevordering van het gebruik van de Nederlandse taal is voorwerp van zorg van de overheid op te nemen is uiteindelijk op niets uitgelopen.
Hoofdstuk 2, afdeling 2.2, Art. 2:6:
1. Bestuursorganen en onder hun verantwoordelijkheid werkzame personen gebruiken de Nederlandse taal tenzij bij wettelijk voorschrift anders bepaald.
Art. 2:7:
2. Een ieder kan de Friese taal gebruiken in het verkeer met bestuursorganen, voor zover deze in de provincie Friesland zijn gevestigd.
Voor de volledige tekst zie: AWB
Art. 9.8:
Het onderwijs wordt gegeven in het Nederlands. Daar waar naast de Nederlandse taal, de Friese taal of een streektaal in levend gebruik is, kan de Friese taal of streektaal mede als voertaal bij het onderwijs worden gebruikt. Voor de opvang in en de aansluiting bij het Nederlandse onderwijs van leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond kan de taal van het land van oorsprong mede als voertaal bij het onderwijs worden gebruikt overeenkomstig een door het bevoegd gezag vastgestelde gedragscode.
Stbl., 1998, Nr. 495. Vgl. WPO
Nederlands in België
De taalsituatie in België is duidelijk ingewikkelder. Door het land loopt een al eeuwen oude Frans-Nederlandse taalgrens, van de Westhoek (de omgeving van Duinkerken), vlak onder Brussel door richting oosten, vlak onder Maastricht. Sinds 1962 is deze taalgrens wettelijk vastgelegd en valt in het westen min of meer samen met de grens tussen Frankrijk en België en voor het overige met provinciegrenzen.
In het gebied ten noorden van deze taalgrens is het Nederlands door de eeuwen heen altijd de dominante omgangstaal geweest. De elite sprak echter Frans, de taal van de katholieke kerk was het Latijn en het hoger onderwijs werd gegeven in het Latijn en later in het Frans. Ook was er in het zuiden nooit sprake van een gemeenschappelijke Nederlandse standaard; in elke streek werd een eigen dialect gesproken.
Het korte pro-Nederlandse intermezzo gedurende de vereniging van Noord en Zuid tussen 1815 en 1830 toen het Nederlands tot officiële taal van het hele Zuiden verklaard werd, deed in feite geen afbreuk aan de dominante positie van het Frans. Het bleef de overheersende taal van het openbare leven. Pas vanaf de late negentiende eeuw lukte het de Vlaamse Beweging meer rechten voor het Nederlands te verkrijgen. In 1898 werd het Nederlands als officiële taal in Vlaanderen erkend. Vlaanderen ontwikkelde zich langzaam van een officieel eentalig Frans gewest naar een tweetalig gewest.
Vandaag is België een federale staat bestaande uit een in feite eentalig Nederlands Vlaanderen, een eentalig Frans Wallonië en een tweetalig Brussel. Bovendien is het Duits de officiële taal in Eupen- St. Vith. De positie van het Nederlands in Vlaanderen is sterk, de verschillende dialecten spelen nog steeds een grote rol in het alledaagse leven. Daarnaast bestaat er een overkoepelende zuidelijk gekleurde omgangstaal, een tussentaal (ook Verkavelingsvlaams of Soap-Vlaams genoemd).
Op de vraag naar welke norm men zich in Vlaanderen moet richten - de 'Noord-Nederlandse' standaard, het ABN, of een eigen, zuidelijke standaard - is er nog steeds geen eenduidig antwoord.
Nederlandse Taalunie
Een belangrijk instrument van de samenwerking tussen Noord en Zuid in taalpolitieke kwesties is de 1980 door een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België opgerichte Nederlandse Taalunie. De Nederlandse Taalunie stelt zich tot doel de Nederlandse taal binnen en buiten het Nederlandse taalgebied te steunen. De Taalunie werkt bijvoorbeeld mee aan basisvoorzieningen voor de Nederlandse taal, zoals de woordenlijst Het Groene boekje of de ANS (Algemene Nederlandse Spraakkunst). Tot haar werkterrein hoort bovendien de verbetering van het onderwijs van het Nederlands en een Nederlands cultuurbeleid. Op alle terreinen wordt een nauwe samenwerking tussen Nederland en België nagestreefd.
Andere talen in Nederland en Vlaanderen
Allochtone minderheidstalen
in België:
Italiaans | 280.000 |
Marokkaans-Arabisch | 105.000 |
Portugees | 80.000 |
Turks | 63.000 |
Allochtone minderheidstalen
in Nederland:
Turks | 192.000 |
Marokkaans-Arabisch | 100.000 |
Papiamentu | 80.000 |
Maleis | 45.000 |
Sranan | 7.000 |
aantallen sprekers
op basis van: Ethnologue
Zowel in Nederland als ook in Vlaanderen zijn naast het Nederlands andere talen in dagelijks gebruik. In Vlaanderen zijn dit vooral de talen van (voormalige) arbeidsmigranten (in de eerste plaats Italiaans, Marokkaans-Arabisch, Portugees en Turks). In Nederland spelen naast de talen van gastarbeiders (vooral Turks en Marokkaans-Arabisch) talen uit de (voormalige) kolonies een rol, zoals het Papiamentu (omgangstaal op de Nederlandse Antillen en Aruba), het Maleis (gesproken in het voormalige Nederlands-Indië) en het Sranan Tongo (omgangstaal in Suriname).
Naast deze allochtone minderheidstalen heeft Nederland met het Fries ook een autochtone minderheidstaal.
Met betrekking tot de allochtone minderheidstalen is noch in Vlaanderen respectievelijk België noch in Nederland sprake van een actief taalbeleid. Bepalingen die voor deze talen van belang zijn, beperken zich tot het onderwijs. Hier ligt in beide landen de klemtoon op het verwerven van het Nederlands door allochtone leerlingen. Daarnaast bestaat respectievelijk bestond er de mogelijkheid tot moedertaalonderwijs: in Vlaanderen is er OETC (Onderwijs in eigen taal en cultuur), in Nederland was er OALT (Onderwijs in allochtone levende talen) - OALT werd met ingang van het schooljaar 2003/04 'wegbezuinigd'.
Voorstanders hebben het Taalkundig Manifest samengesteld.
In Nederland is het gebruik van allochtone talen in het onderwijs wettelijk vastgelegd (artikel 9, paragraaf 8) maar geenszins onomstreden. Tegenstanders waarschuwen dat te veel aandacht voor de moedertaal van allochtone leerlingen de integratie zou kunnen belemmeren. Voorstanders van moedertaalonderwijs vinden juist dat alleen een bevordering van meertaligheid gelijke kansen biedt voor allochtone leerlingen.
Met betrekking tot het Fries is er in Nederland sinds de jaren vijftig sprake van een zichtbaar taalbeleid. Nadat het in 1952 voor het Leeuwarder gerechtsgebouw tijdens een rechtszaak tegen een Friese journalist tot een gevecht kwam met de politie toonde zich de Nederlandse regering voor het eerst bereid tot concessies. In 1955 werd het Fries als voertaal in de eerste drie jaar van het basisonderwijs toegelaten en vanaf 1956 mocht tijdens rechtszaken Fries worden gesproken.
Inmiddels is het Fries een verplicht vak in het basisonderwijs, het mag in het gehele onderwijs als voertaal worden gebruikt en het is een regulier vak in de basisvorming van het voortgezet onderwijs. De Algemene Wet Bestuursrecht (1995) bevat regels over het gebruik van het Fries tussen overheidsorganen en burgers en tussen overheidsorganen onderling. Sinds 1989 worden bovendien bestuursafspraken gesloten tussen het Rijk en de Provincie Fryslân waarin zich de rijksoverheid tot promotie en steun van het Fries in verschillende domeinen verplicht (bijvoorbeeld m.b.t. cultuur, wetenschappen, welzinszorg etc.). De meest recente bestuursafspraak (Bestuursafspraak inzake de Friese taal en cultuur) werd in 2001 gesloten.
Koloniaal taalbeleid
In de koloniale politiek van Nederland stond de verspreiding van de Nederlandse taal nooit centraal. Het hoofddoel bestond altijd daarin handel te drijven en niet daarin de Nederlandse cultuur te verspreiden. In de handelsposten en latere colonies was het Nederlands doorgans voorbehouden aan de koloniaalheren en aan een kleine inheemse elite. Het contact met de lokale bevolking verliep via reeds aanwezige 'contacttalen', zoals het Sranan Tongo in Suriname en het Maleis in Nederlands-Indië.
Wat is de officiële taal van Indonesië? Bahasa Indonesia.
In Suriname werd weliswaar tegen het einde van de negentiende eeuw, na de afschaffing van de slavernij, overgegaan tot een politiek van vernederlandsing. In 1876 werd voor Suriname de leerplicht ingevoerd en alle kinderen moesten onderwijs in het Nederlands krijgen. De dominante positie van het Nederlands - zij het in een Surinaamse variant - als taal van het openbare leven bleef ook na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 bestaan.
Ook op de Nederlandse Antillen en op Aruba werd gepoogd om het Nederlands via het onderwijs te verspreiden, met minder succes echter dan in Suriname. Het Papiamentu, het Spaans en het Engels zijn op de verschillende eilanden een sterke concurrent voor het Nederlands. Toch is het Nederlands nog steeds de officiële taal op deze Caraïbische eilanden.
Geheel anders verliep de ontwikkeling in het voormalige Nederlands-Indië. Daar bleef de kennis van het Nederlands tot het einde toe een privilege van de blanke bevolking en van een Indische elite. Het percentage Nederlandssprekers groeide weliswaar tussen 1900 en 1942 van 5.000 naar 860.000; op een bevolking van in totaal 70 miljoen gerekend ging het hierbij echter om een duidelijke minderheid.
België onderhield van 1885 tot 1960 een kolonie in Afrika, Belgisch-Congo (het latere Zaïre, vandaag weer Kongo). In het begin (tot 1908) was de Congo strict genomen privé bezit van de Belgische koning Leopold II. Pas in 1908 werd het een officiële kolonie van het Koninkrijk België. Daarnaast kwam België na de Eerste Wereldoorlog in het bezit van de voormalige Duitse kolonies Ruanda en Burundi. Het gebied werd in 1922 door de Volkenbond als mandaatsgebied overgedragen aan België.
Het Nederlands respectievelijk het Vlaams speelde in deze overzeese bezittingen echter nauwelijks een rol, de taal van de koloniaalmacht België was het Frans.
Nederlandse emigranten
Een andere manier waarop het Nederlands naar andere werelddelen werd verspreid is langs de weg van emigratie.
Als vroege vorm van emigratie kan de tocht van Nederlanders naar de Kaap in het zuiden van Afrika worden gerekend. In de loop van de zeventiende eeuw vestigden zich voornamelijk kolonisten uit het zuiden van het Nederlandse taalgebied in de regio rond de handelspost van de VOC (Verenigde Oostindische Compagnie) op de Kaap. Uit hun taalgebruik in contact met inheemse talen en later het Engels ontwikkelde zich een taal die vandaag de dag als Afrikaans één van de officiële talen van Zuidafrika en de moedertaal van zes miljoen mensen is.
In Noordamerika vestigden zich de eerste Nederlandse kolonisten ook al in de zeventiende eeuw: tussen 1626 en 1664 was Nieuw Amsterdam, het huidige New York, in het bezit van de WIC (Westindische Compagnie). Na de overgave van het gebied aan de Engelsen trokken de Nederlandse kolonisten het achterland in. Nog in 1778 was het Nederlands zo belangrijk dat de eerste grondwet van de net opgerichte Verenigde Staten naar het Nederlands werd vertaald om de stem van de Nederlandse kolonisten te verkrijgen.
Wanneer was het hoogtepunt van de Nederlandse naoorlogse emigratie? In 1954.
In de negentiende eeuw kwam een tweede lichting Nederlanders naar Amerika, deze keer als arme immigranten die vaak om religieuze redenen hun vaderland hadden verlaten. Een groep migranten onder leiding van dominee Van Raalte stichtte in de plaats Holland in Michigan de Christian Reformed Church die lange tijd aan het Nederlands als kerktaal bleef vasthouden. Na de Tweede Wereldoorlog trokken weer duizenden Nederlanders naar overzeese gebieden, gedreven door de slechte economische situatie en het gebrek aan land en woonruimte en actief gesteund door de Nederlandse overheid die emigratie als enige oplossing zag voor de overbevolking van Nederland. Tussen 1946 en 1969 emigreerden 465.000 Nederlanders naar Canada, de VS, Australië, Nieuw-Zeeland, Zuidafrika en Brazilië.
Jaar Aantallen 1946 504 1947 6.818 1948 13.837 1950 21.330 1951 37.605 1952 48.690 1953 38.049 1954 34.676 1955 29.631 1956 31.788 1957 30.421 1958 23.117 1959 22.489 1960 24.355 1961 14.155 1962 11.546 1963 6.786 1964 8.152 1965 8.683 1966 9.106 1967 10.189 1968 9.445 1969 8.592
Engels i.p.v. migrantentaal (Klatter/Folmer, 1997)
Afkomst | 1e generatie | 2e generatie |
---|---|---|
Duitsland | 42,4% | 72,9% |
Griekenland | 4,3% | 9,6% |
Italië | 11,2% | 32,2% |
Nederland | 57% | 88,7% |
In enkele streken zijn er nog steeds kleine Nederlandstalige gemeenschappen zoals bijvoorbeeld in de Amerikaanse staat Iowa. Over het algemeen wordt echter uit onderzoek duidelijk dat Nederlanders vergeleken met andere emigrantengroepen zoals Italianen of Grieken hun moedertaal het snelst inruilen voor de taal van het gastland.
Van de eerste generatie Nederlandse emigranten in Australië gaf 57 procent hun moedertaal op voor het Engels, vergeleken met 4,3 procent van de eerste generatie Griekse emigranten.
De positie van het Nederlands in België komt uitvoerig aan de orde in Willemyns (2003). Voor informatie over de taalstrijd voor het Nedrelands in België zie bovendien hoofdstuk 13 ('De strijd voor en om het Nederlands in Vlaanderen') in Van der Wal (1992). De Nederlandse taalpolitiek in de kolonies wordt behandeld in Groeneboer (1997), het taalgedrag van Nederlandse emigranten wordt belicht in verschillende bijdragen in Klatter-Folmer/Kroon (1997). Informatie over allochtone minderheidstalen in Nederland is te vinden in diverse publicaties van Extra (in het Nederlands in Extra 1996, 2002 en in het Engels in Extra/Gorter, 2001). Voor een grondige uiteenzetting met het taalbeleid van Nederland ten opzichte van het Fries zie Hemminga (1999, 2000).
De cijfers over het aantal sprekers van het Nederlands in Nederlands-Indië zijn afkomstig uit Groeneboer (1997:71). De emigratiecijfers zijn afkomstig uit Klatter-Folmer/Kroon (1997:19, 35).