Taal of dialect?
Welke criteria worden over het algemeen gehanteerd om talen te onderscheiden van dialecten?
Professor emeritus Johan Taeldeman (UGent) praat over het verschil tussen taal en dialect (23-2-2009). Hij reageert op het taalrapport van de Unesco waarin wordt gesteld dat van 6.900 onderzochte talen er 2.500 op het punt staan om uit te sterven.
Waarom noemen wij variant x een dialect en variant y een taal? Waarom wordt het Westvlaams aangeduid als dialect van het Nederlands en het Fries als zelfstandige taal naast het Nederlands?
De beslissing of met elkaar verwante variëteiten als dialect en standaardtaal of als twee aparte standaardtalen worden geclassificeerd is nooit gegrond op puur linguïstische criteria. Politieke, culturele, sociale en historische overwegingen spelen een duidelijk belangrijkere rol.
Over het algemeen worden de volgende criteria gehanteerd om de classificatie van een bepaalde variant als eigen taal te rechtvaardigen:
- de historische ontwikkeling van een variant (zijn er teksten uit oudere 'taalfasen' overgeleverd?)
- de graad van standaardisering (is er een uniforme spelling, zijn er woordenboeken?)
- de mate van erkenning (is een variant ergens als officiële taal erkend?)
- en last but not least, de opvatting van de sprekers wat de status van hun communicatiemedium betreft (vinden de sprekers dat ze een aparte taal spreken?)
In ieder geval heeft de classificatie van nauw verwante variëteiten als 'dialect' of als 'taal' veel te maken met de factor macht. Een bekende metafoor in dit verband luidt: 'Een taal is een dialect met een leger'.
Een variant x die door de meerderheid van een gebied wordt gesproken dat een staatkundige eenheid vormt, zal hoogstwaarschijnlijk als eigen taal worden beschouwd ook al lijkt hij misschien in taalkundig opzicht op variant y in het buurland. Een variant daarentegen die door een kleine groep mensen in een beperkt gebied binnen een staat wordt gesproken en die door een groot deel van zijn sprekers als dialect wordt gezien, zal niet zo gauw als 'eigen taal' worden erkend. Zelfs niet als standaardtaalsprekers het betreffende dialect niet kunnen verstaan.
De factor 'macht' speelde ook bij de ontwikkeling van de vandaag de dag als standaardtalen beschouwde variëteiten een belangrijke rol. Een standaardtaal is doorgaans uit één of meerdere dialecten (regionale varianten) ontstaan waarvan de sprekers op dat tijdstip over de grootste economische en politieke invloed beschikten.
Voor een uiteenzetting met de onderscheiding tussen taal en dialect zie bijv. Boves/Gerritsen (1995: 39ff) of raadpleeg naslagwerken zoals Trudgill (2003) of Crystal (1995: 24ff).