Lexicografie in de 20e eeuw
Moderne lexicografie
Aan het begin van de 20e eeuw veranderde de consensus in de internationale lexicografie (het maken van woordenboeken) ten aanzien van het nut en de wenselijkheid van diachrone woordenboeken, zoals in het Nederlandse taalgebied het WNT. Dergelijke diachrone benaderingen houden geen rekening met het feit dat het semantische systeem voortdurend verandert en dat de diachrone lexicografie eigenlijk geen vast stelsel van woorden en betekenissen beschrijft, maar de relatie tussen deze woorden en hun betekenissen in verschillende periodes. Als het de bedoeling is werkelijk descriptieve woordenboeken samen te stellen, dan moeten zowel kleinere, door historische gebeurtenissen begrensde periodes gekozen worden, alsook een bij die periode horende verzameling woorden. In plaats van een open materiaalverzameling zoals bij de diachrone woordenboeken, kiest men dan voor een gesloten materiaalverzameling. In het Nederlandse taalgebied vonden die theoretische overwegingen pas na de Tweede Wereldoorlog ingang. Na de opkomst van de computer in de taalwetenschap begon de verwezenlijking van deze theorie meer concrete vormen aan te nemen.
Het Instituut voor Nederlandse Lexicologie
Op 14 september 1967 werd als direct gevolg van de nieuwe lexicografische overwegingen het Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL) opgericht. Het INL wordt gefinancieerd door Nederland en Vlaanderen via de Nederlandse Taalunie. Het INL heeft zijn hoofdvestiging in Leiden en een dependance in Antwerpen. Het INL werd opgericht om het WNT te voltooien en om de volledige woordenschat van het Nederlands met de modernste technieken in kaart te brengen. Bij de oprichting van het INL bestond die moderne techniek erin de woordenschat op zogenoemde ponskaarten vast te leggen. Intussen is er sprake van digitalisering: het instituut beheert digitaal taalmateriaal en maakt dat beschikbaar voor wetenschappelijk lexicologisch onderzoek en voor het geïnteresseerde publiek. Daarbij steunt het INL onder meer op corpuslinguïstiek en computerlinguïstiek.
Het INL houdt zich bezig met lexicologie en lexicografie, d.w.z. het bestuderen van de Nederlandse woordenschat en het maken van woordenboeken. Er worden tekstenverzamelingen van alle periodes van het Nederlands aangelegd (corpora), die verrijkt worden met taalkundige informatie. Op basis daarvan worden verschillende taalkundige producten ontwikkeld, die intussen ook via internet beschikbaar worden gesteld.
Projecten van het INL zijn onder meer:
- het Algemeen Nederlands Woordenboek (een online woordenboek van het eigentijdse Nederlands),
- het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands,
- het Oudnederlands Woordenboek,
- het Vroegmiddelnederlands Woordenboek.
Verder behoort de Nederlandse spelling tot het takenpakket van het INL. Sinds 1995 is de Woordenlijst Nederlandse Taal bij het INL ondergebracht, dat voor regelmatige actualisering zorgt.
Handwoordenboeken
De Dikke van Dale - Groot Woordenboek der Nederlandse taal
Standbeeld voor J.H. Van Dale
in zijn geboorteplaats Sluis
Foto: mooste (BY-NC-ND 2.0)
Sinds de tweede helft van de 20e eeuw is Van Dale uitgegroeid tot het gezaghebbende woordenboek van het Nederlands. De directe voorlopers van de Grote Van Dale zijn de in de 18e eeuw ontstane Nederlands-Franse en Frans-Nederlandse woordenboeken van Marin en Halma. De Nederlands-Franse delen worden als basis van de Nederlandse woordenschat van de eerste Van Dale beschouwd; in feite betreft het hier een uitbreiding en aanpassing van de thesaurus van de woordenboeken van Kiliaan. Een bewerking van de Nederlands-Franse delen van bovengenoemde woordenboeken verscheen tussen 1843 en 1846 van de hand van S.J.M. Moock. Pas naar aanleiding van dit werk stelden I.M. en N.S. Calisch (1864) een handwoordenboek der Nederlandse taal samen. De nieuwe uitgave van dit woordenboek bewerkte Johan Hendrik van Dale (1828-1872), schoolhoofd in Sluis. Het woordenboek zou zijn naam blijven dragen, maar hij mocht de eerste volledige uitgave van zijn werk niet meer meemaken, want hij overleed voor het verschijnen. Zijn toenmalige medewerker J. Manhave maakte Van Dales manuscript drukklaar en bewerkte ook een nieuwe uitgave van Van Dale (1884), zoals het woordenboek na de derde druk werd genoemd.
De dikke Van Dale
Foto: HandigeHarry (1.0)
Begin jaren zeventig van de 20e eeuw werd uitgeverij Van Dale Lexicografie opgericht. In 1995 verscheen de twaalfde druk in de nieuwe spelling onder de redactie van prof. Geerts en dr. Heestermans, waarin benadrukt wordt dat de afhankelijkheid van het WNT sinds 1976 gestadig afneemt, omdat in dat jaar de eindgrens van het WNT tot 1920 teruggebracht was. Daarbij treedt de actuele woordenschat steeds meer op de voorgrond. Het materiaal wordt bijeengebracht door een groot aantal correspondenten, meestal specialisten op de meest uitlopende vakgebieden (biochemie, plantkunde enz.) maar ook leraren Nederlands en in principe alle geïnteresseerden die zich met de taal bezighouden. Het betreft dan in hoofdzaak correspondenten die in Nederland of België wonen en dus een direct contact hebben met de geschreven en gesproken taal. Inmiddels is de 14e editie van de Grote Van Dale verschenen volgens de herziene spelling van 2005, met als hoofdredacteurs drs. den Boon en prof. dr. Geeraerts. Deze editie bevat ruim 268 000 trefwoorden. Door de digitalisering van het woordenboek is een jaarlijkse actualisering mogelijk. Zo werden in de bijgewerkte elektronische versie van 2008 nog ruim 7000 lemma's toegevoegd. Daarnaast biedt de elektronische versie verschillende zoekmogelijkheden en praktische toepassingen. Zo kan ook de eerste editie uit 1864 geraadpleegd worden.
Koenen-Endepols
Van de hand van Matthijs Jacobus Koenen (1847-1920) verscheen in 1897 het Verklarend handwoordenboek der Nederlandsche taal. Aan de 13e druk werkte J. Endepols mee en na de 19e druk werd aan de titel van het woordenboek zijn naam toegevoegd. De 27e druk werd bewerkt J.B. Drewes en die bewerking betekende een radicale verandering in de opzet van Koenen-Endepols, omdat het woordenboek geheel synchroon en niet normatief gemaakt werd. Hierdoor werd het handwoordenboek als schoolwoordenboek volledig ongeschikt. (vgl. van Sterkenburg (1984)). De recentste druk van het woordenboek van Koenen verscheen in 2006 bij Van Dale Lexicografie.
Kramers
Jacob Kramers Janszoon was onderwijzer in Vreeswijk en later kostschoolhouder in Schoonhoven. Vanaf 1847 werkte hij in loondienst bij uitgeverij Van Goor Zonen in Gouda en stelde daar meerdere een- en meertalige woordenboeken samen. Kramers' Verklarend Woordenboek Nederlands is ontstaan door compilatie en vertaling uit verschillende tweetalige woordenboeken die in het buitenland ontstaan zijn. Kramers had zodoende teruggegrepen op een methode die vooral vóór de tijd van Kiliaan, Marin en Halma gebezigd werd en baseerde zich hoofdzakelijk op de buitenlandse bronnen. Dat later onder leiding van Kramers vertaalwoordenboeken naar het Duits, Engels en Frans zijn ontstaan, is gezien de ontwikkeling van het eentalige woordenboek niet verwonderlijk.
Verschillende soorten woordenboeken
Het ligt voor de hand dat het niet mogelijk is om alle woorden van het Nederlands - of van welke taal dan ook - in een woordenboek op te nemen. Daarom moet men bij het schrijven van een woordenboek een selectie maken uit het taalmateriaal. Er zijn dan ook verschillende soorten woordenboeken te onderscheiden volgens hun selectie van lemma's (bv. woordenschat van een bepaalde periode, vakgebied of regio), de informatie die bij de lemma's wordt opgenomen (bv. encyclopedische informatie, etymologie, een lijst van synoniemen) en de functie van het woordenboek (bv. basiswoordenschat voor anderstaligen, woordenschat voor puzzelaars). Hieronder worden een aantal soorten genoemd en toegelicht.
- Periodewoordenboek: bevat alleen woorden uit een bepaalde taalfase, bv. het Middelnederlands
- Etymologisch woordenboek: geeft informatie over de herkomst van de woorden
- Taalgeografisch of dialectwoordenboek: bevat uitsluitend woorden uit een bepaalde streek of een bepaald dialect
- Sociolinguïstisch woordenboek: bevat woorden die door een bepaalde sociale groep worden gebruikt
- Vakwoordenboek: verklaart woorden die bij een bepaalde vaktaal horen
- Pragmatisch woordenboek: is voor een bepaalde groep van gebruikers bedoeld, bv. een puzzelencyclopedie
- Formeel woordenboek: de lemmata delen een bepaald formeel kenmerk: het zijn bijvoorbeeld letterwoorden of afkortingen
- Grammaticaal woordenboek: bevat alleen woorden van een bepaalde grammaticale categorie
- Normatief woordenboek: geeft informatie over het correcte gebruik van bepaalde woorden
- Vertaalwoordenboek: geeft het equivalent van een woord of een uitdrukking in een andere taal
- Frequentiewoordenboek: hier worden alleen de meest frequente woorden vermeld
- Synoniemenwoordenboek: geeft synoniemen bij een lemma (d.w.z. woorden met gelijke betekenis)
Voorbeeld van een
retrograde ordening
Foto: Klever (1.0)
Hoe wordt het materiaal opgeslagen?
De bekendste manier om materiaal op te nemen is een alfabetische ordening. Maar de ingangen kunnen ook retrograad - d.w.z. in alfabetische volgorde van hun eindletters - worden opgenomen. Dat kan voor bepaalde doeleinden nuttig zijn, bijvoorbeeld voor morfologisch onderzoek naar de woordvorming met een bepaald suffix (bv. alle woorden eindigend op -baar). Een andere manier om de woorden te ordenen is de ideologische of systematische ordening. Daarbij worden begrippen die inhoudelijk bij elkaar horen (bv. lachen, glimlachen, grijnzen, grinneken,...) bij elkaar gebracht in betekenisvelden.
De lemmata zijn altijd in hun neutrale vorm opgenomen. Het zijn dus geen meervoudsvormen, overtreffende trappen of persoonsvormen en dergelijke.
Voor de geschiedenis van de lexicografie zie onder meer van Sterkenburg (1984) en van der Sijs (1999).
Verwijzingen
Taalverandering in de 19e en 20e eeuwHistorische woordenboeken van de 19e eeuw