Structuur en geschiedenis van het Nederlands Een inleiding tot de taalkunde van het Nederlands

De klinkers van het Nederlands

Het Nederlandse klanksysteem beschikt over 16 klinkerklanken: 7 lange klinkers, 6 korte klinkers (inclusief de sjwa) en 3 diftongen. Ze kunnen worden onderverdeeld op basis van lengte en klinkerhoogte en langs de dimensies voor-achter en gerond-ongerond. Daarnaast zijn er een aantal leenfonemen en semi-diftongen. De lange klinkers e en o worden in het noorden van het Nederlandse taalgebied licht gediftongeerd.

Klinkers worden in tegenstelling tot medeklinkers zonder een noemenswaardige vernauwing in de mondholte gevormd. Bovendien hebben klinkers gemeenschappelijk dat ze allemaal stemhebbend zijn.

Onderverdeling klinkers

VoorVoor, gerondAchterAchter, gerond
Hoogiy u
Middene ɪø ɶ o ɔ
Laag ɛ a ɑ

Onderscheiden worden de klinkers van het Nederlands langs de volgende dimensies: lang – kort, hoog – laag, voor – achter en ongerond – gerond. Andere talen zoals bijvoorbeeld het Frans kennen ook nasaliteit als distinctief kenmerk, vgl. het minimale paar beau [bo] / bon [bõ].

Lange klinkers
/i/ het riet [ri:t] de fiets [fi:ts]
/y/ de muur [my:r] de buur [by:r]
/u/ moeten [mutə(n)] Koen [kun]
/e/ alleen [ɑle:n] weten [we:tə(n)]
/ø/ teut [tø:t] leunen [lø:nə(n)]
/o/ boven [bo:və(n)] loom [lo:m]
/a/ het raam [ra:m] betalen [bəta:lə(n)]

Het eerste kenmerk, lengte, heeft een belangrijke onderscheidende functie binnen het Nederlandse klinkersysteem. Het Nederlands kent 7 lange (i, e, y, ø, u, o, a) en 6 korte klinkers (ɪ, ɶ, ɔ, ɛ, ɑ, ə). Dat lengte betekenisonderscheidend werkt, wordt duidelijk in de tegenstelling tussen om en oom of tussen bad en baad. Andere talen, zoals het Pools of het Spaans, maken geen verschil tussen lange en korte klinkers. Het Spaans bijvoorbeeld kent maar vijf verschillende klinkers: a, e, i, o en u.

Klinkerhoogte heeft betrekking op de relatieve hoogte van de tong in de mondholte bij de uitspraak van een klinker. Bij hoge klinkers (i, y, u) wordt de tong verder omhoog geduwd in de mond dan bij middenklinkers (e, ɪ , ø , ɶ, o, ɔ). Bij lage klinkers (ɛ, a, ɑ) bevindt zich de tong helemaal onder in de mondholte. Ook de toon van hoge klinkers is over het algemeen lichtelijk hoger dan die van middenklinkers die wederom hoger is dan die van lage klinkers.

Een eveneens belangrijke rol bij de onderscheiding van klinkers speelt de plaats in de mond waar de tong relatief het hoogst is. Bij voorklinkers (i, y, e, ɪ, ø, ɶ, ɛ) staat de tong voorin de mond het hoogst, bij achterklinkers (a, ɑ, u, o, ɔ) neemt de tong achterin de mond de relatief hoogste positie in.

Een derde onderscheiding heeft te maken met de stand van de lippen bij de uitspraak van een klinker: er zijn klinkers die met geronde lippen worden uitgesproken (y, ø, ɶ, u, o, ɔ) en klinkers waar dat niet het geval is (i, e, ɪ, ɛ, a, ɑ).

Korte klinkers
/ɪ/ pittig [pɪtəx] de dip [dɪp]
/ɶ/ de zucht [zɶxt] het nut [nɶt]
/ɔ/ kotsen [kɔtsə(n)] de bom [bɔm]
/ɛ/ de ketting [kɛtɪŋ] bezet [bəzɛt]
/ɑ/ plat [plɑt] de akker [ɑkər]
/ə/ de [də] moeder [mudər]

Van de bovengenoemde korte klinkers is er één die moeilijk binnen de dimensies hoog-laag, voor-achter en gerond-ongerond te plaatsen is: de zogenaamde sjwa, in fonetisch schrift weergegeven als [ə], die in onbeklemtoonde syllabes voorkomt, bijvoorbeeld in een woord als hitte [hɪtə]. De e-sjwa is noch hoog noch laag, noch voor noch achter. Hij is alleen duidelijk niet gerond. Hij wordt over het algemeen geclassificeerd als centrale klinker.

Diftongen
/ɛi/ het eiland [ɛilɑnt] de rij [rɛi]
/ɶy/ het geluid [ɣəlɶyt] de ui [ɶy]
/ɑu/ houden [hɑudə(n)] de kous [kɑus]

Naast 7 lange en 6 korte klinkers heeft het Nederlands nog drie diftongen: ɛi, ɶy en ɑu. Een diftong of tweeklank is een klinker die anders begint dan hij eindigt. De drie Nederlandse diftongen beginnen relatief laag (ɛ, ɶ, ɑ) en eindigen hoog (i, y, u).

Leenfonemen
/ɛ:/ de gêne [ʒɛ:nə]
/ɔ/ de zone [zɔ:nə]
/ɶ:/ het oeuvre [ɶ:vrə]

Behalve de tot nu toe genoemde zestien klinkerfonemen zijn er nog een aantal vocalen die in Nederlandse woorden voorkomen maar waarvan de status omstreden is. Ten eerste zijn er enkele leenfonemen die met de overname van woorden uit andere talen (meestal het Frans) in het Nederlands terecht zijn gekomen. Hierbij horen lange varianten van de klinkers ɔ en ɛ zoals in de woorden roze [rɔ:zə] en zone [zɔ:nə] en in het woord gêne [ʒɛ:nə]. Verder is er bijvoorbeeld een lange ɶ-klank zoals in oeuvre [ɶ:vrə].

Een ander problematisch geval zijn zogenaamde semi-diftongen die voorkomen in woorden als sneeuw, fraai, kooi, nieuw en bloei. Over het algemeen worden ze echter geanalyseerd als combinatie van lange klinker plus glijklank, in het geval van sneeuw en nieuw een w-achtige klank, in het geval van fraai, kooi en bloei en j-achtige klank.

De lange klinkers e, o en <eu>

Wie goed oplet zal gauw merken dat de lange e's, o's en eu's van veel sprekers van het Nederlands geen zuivere lange klinkers zijn. De e en de eu [ø] hebben (behalve voor r) een j-achtige, de o heeft een w-achtige naklank.

Luister naar radiofragment
Bevrijding (1945) (duur: 30 sec.)

Deze diftongachtige uitspraak van [e], [o] en [ø] is echter vooral typerend voor Nederlands Nederlands, in Vlaanderen zijn de e's en de o's zuivere lange klinkers. Ook in de noordelijke standaard is de diftongering van lange e's, o's en eu's een vrij recente ontwikkeling. Een radiofragment uit 1945 maakt duidelijk dat gediftongeerde e's, o's en eu's zestig jaar geleden ook in Nederland nog niet deel uitmaakten van een beschaafde uitspraak.

Vokaldreieck Polderniederländisch
Klinkerdriehoek Poldernederlands

De uitspraak van de lange klinker e komt ook in het kader van het verschijnsel Poldernederlands ter sprake. Poldernederlands noemde de taalkundige Jan Stroop een uitspraakvariant van het Standaardnederlands die vooral bij hoogopgeleide vrouwen uit de hogere middenklasse werd vastgesteld. De fonologie van het Poldernederlands houdt onder andere in dat de lange klinker e (zoals in keken) gerealiseerd wordt als [ei] en dat de diftong [ɛi] (zoals in kijken) wederom verlaagd wordt tot [ai].

Nederlandstheehopenleunen
Vlaamstheehopen leunen

Voor een onderverdeling van de Nederlandse medeklinkers zie bijvoorbeeld de inleiding in de fonologie van Kooij/Van Oostendorp (2003) of van Neijt (1991) of raadpleeg de hoofdstukken over fonetiek en fonologie in één van de volgende inleidingen in de Nederlandse taalkunde: Appel et al (1992), Appel et al (2002) en Dirven/Verspoor (1999). Een belangrijk naslagwerk is het Uitspraakwoordenboek van Heemskerk/Zonneveld (2000). Voor een populair wetenschappelijk boek over het Nederlandse klanksysteem zie Van Oostendorp (1996). Dit boekje is ook raadpleegbaar via internet. Een aardige Engelstalige inleiding tot de fonetiek is Ladefoged (2001). Zie hiervoor ook op het internet. Voor de fonologie van het Poldernederlands raadpleeg bijvoorbeeld Stroop (1998) of bezoek de website over het Poldernederlands