Structuur en geschiedenis van het Nederlands Een inleiding tot de taalkunde van het Nederlands

Syllabes

Klinkers en medeklinkers vormen samen een grotere klankeenheid: syllabes. De combinatiemogelijkheden van klanken tot syllabes zijn taalspecifiek. De kern (nucleus) van een syllabe bestaat in het Nederlands altijd uit een klinker. In de aanzet (onset) kunnen maximaal drie consonanten staan, in de coda maximaal vier. In open syllabes staan over het algemeen geen korte klinkers (behalve sjwa's).

Onderverdeling in syllabes:
boek
lo-pen
herfst-ach-tig
ge-schie-de-nis

Klinkers en medeklinkers kunnen worden gegroepeerd in syllabes of lettergrepen. Eén woord bestaat uit één of meerdere syllabes. Boek bijvoorbeeld is een eenlettergrepig of monosyllabisch woord, lopen bestaat uit twee syllabes, herfstachtig is opgebouwd uit drie syllabes en geschiedenis uit vier.

Elke syllabe bevat maximaal één klinker. Het aantal klinkers dat een woord bevat is daarom een goede aanwijzing voor de hoeveelheid syllabes waaruit het is samengesteld.
Hoe syllabes precies zijn opgebouwd, d.w.z. welke opeenvolgingen van klinkers en medeklinkers mogelijk zijn, verschilt van taal tot taal. De regels die hierop van toepassing zijn worden bestudeerd in de fonotaxis.

De structuur van syllabes

Syllabes kunnen verder worden onderverdeeld in onset (aanzet) en rhyme (rijm). De onset bestaat uit dat wat voor de vocaal staat, de rhyme bevat de vocaal en dat wat na de vocaal komt.
(Het rijm heet trouwens niet voor niets rijm: het is het stukje woord dat voor de versrijm zorgt, zoals te zien in het rijmpaar boek/zoek.)

onsetrhyme
boek/b//uk/
zoek/z//uk/
stroop/str//o:p/
herfst/h//ɛrfst/

De rhyme wordt verder onderverdeeld in de nucleus (kern) en de coda (afsluiting). De nucleus is verplicht en bevat normaal gesproken (in ieder geval in het Standaardnederlands) één klinker. Onset en coda zijn niet verplicht en bestaan telkens uit één of meer consonanten.

onsetnucleus coda
boek/b//u/ /k/
stroop/str//o/ /p/
herfst/h//ɛ/ /rfst/
is-/ɪ/ /s/
na/n//a// -
ei-/ɛi/ -

De opbouw van de Nederlandse syllabe

Ook de Nederlandse syllabe mag alleen uit een nucleus bestaan: tot de weinige voorbeelden voor éénlettergrepige woorden die alleen een nucleus bevatten, behoren ei, Ee en à. Verder komen syllabes met uitsluitend een nucleus alleen aan het begin van een woord of aan het begin van een stam voor, zoals in a-de-men of be-oe-fe-nen. Daarnaast zijn er syllabes met onset, nucleus en coda (str-oo-p), syllabes met nucleus en coda (aa-p) en syllabes met onset en nucleus, zogenaamde open syllabes (n-a, str-o).

De onset, voor zover die er is, mag in het Nederlands twee medeklinkers bevatten, wanneer de eerste een /s/ is en de derde medeklinker een l of een r, mogen het er ook drie zijn zoals in het woord stroop.

blad*blnad
stroop*tsroop
prut*rput

Daarnaast bestaan er in het Nederlands ook regels over de volgorde van medeklinkers in de aanzet. Blad is wel een Nederlands woord (en blim zou een mogelijk Nederlands woord zijn), *lbek daarentegen is voor elke (moedertaal)spreker van het Nederlands onaanvaardbaar.

Dit feit probeert men in de fonotaxis te verklaren aan de hand van het zogenaamde sonoriteitsprincipe.
Bij de indeling van de klanken van het Nederlands (zie de hoofdstukken 'Medeklinkers van het Nederlands' en 'Klinkers van het Nederlands') werd er al op gewezen dat klinkers, glijklanken, liquidae en nasalen kunnen worden samengevat tot sonoranten; fricatieven en plosieven daarentegen hebben het kenmerk [-son]. Maar ook binnen de sonoranten en de niet-sonoranten kunnen verschillen met betrekking tot de mate van sonoriteit worden vastgesteld. Voor het Nederlands wordt de volgende sonoriteitshiërarchie gepostuleerd:

klinkers > glijklanken > liquidae > nasalen > fricatieven > plosieven

Voor de volgorde binnen medeklinkerclusters in de aanzet van een Nederlandse syllabe werd de volgende regel opgesteld:

De sonoriteit van medeklinkers in de aanzet stijgt van links naar rechts.

Dit verklaart waarom blad wel mogelijk is, *lbek daarentegen niet: de liquida l is 'sonoorder' dan de plosief b. Het verklaart echter niet waarom een syllabe als straat een goede Nederlandse syllabe is: s is immers sonoorder dan t. Hier kan worden aangemerkt dat de rol van de /s/ binnen de syllabestructuur van het Nederlands (maar ook die van andere talen) tot nu toe nog niet helemaal bevredigend is verklaard.

zo[zo:]*[zɔ]
mee[me:]*[mɛ]
menu[məny]*[mənɶ]
te[tə]*[tɛ]

De nucleus van een Nederlandse syllabe bestaat uit één klinker: dit kan zowel een lange klinker zijn (aap [a:p]) als ook een korte klinker (pit [pɪt]) als ook een speciaal soort korte klinker, namelijk een sjwa (een [ən]) als ook een diftong (ijs [ɛis]).
Wanneer echter op de nucleus geen coda volgt – wanneer we dus te maken hebben met een open syllabe – gelden een aantal beperkingen. In het Nederlands mag een syllabe en daardoor ook een woord niet eindigen op een korte klinker. Zo [zo:] is een goed Nederlands woord, iets als [zɔ] echter niet. En de eerste (open) syllabe in het woord Nederlands moet eindigen op een lange e. [nɛdərlɑnts] zou geen correct Nederlands woord zijn. Een uitzondering vormen interjecties zoals goh en en leenwoorden zoals sjwa, coda en cabaret.

Waarop een Nederlands woord echter wel mag eindigen is een sjwa: er zijn zelfs een groot aantal woorden die op een sjwa eindigen – een voorbeeld is rede [re:də].

In sommige (zuidelijke) varianten van het Duits komen syllabische liquidae wel voor: vgl. de uitspraak van Vogl (eigennaam), Meinl (eigennaam), Hendl (een kip), Brettl (diminutief van Brett (plank)).

In het Standaardnederlands moet zoals gezegd de nucleus ingevuld worden door een klinker. In sommige Oostnederlandse dialecten (bijvoorbeeld het Gronings) kan deze rol ook door een nasaal worden overgenomen zoals in loopm. Syllabische liquidae komen in deze dialecten echter niet voor: een woord als *voogl is niet mogelijk.

In Nederlandse coda's zijn vrij complexe consonantenclusters toegestaan – vier consonanten zijn mogelijk: vgl. woorden als herfst, ergst.

alg*agl
kant*katn
help*hepl
erft*eftr
werpt*weprt

Ook voor de coda geldt dat volgorderegels binnen de consonantenclusters gedeeltelijk door het sonoriteitsprincipe kunnen worden verklaard. Voor coda's geldt de volgende regel: de sonoriteit van het rijm daalt van links naar rechts. Dat verklaart waarom alg wel kan, *agl daarentegen niet, of waarom de volgorde van de consonanten in hij erft goed is, die in een woord als *eftr echter niet. De /s/ neemt ook hier weer een bijzondere positie in omdat de consonantencombinatie in herfst tegen het sonoriteitsprincipe ingaat maar ongetwijfeld toch mogelijk is.

Syllabes in andere talen

De regels voor de opbouw van syllabes zijn taalspecifiek (behalve waarschijnlijk dat elke syllabe maximaal één klinker mag bevatten). Wat bijvoorbeeld de mogelijke invulling van de onset betreft, bestaat er veel variatie tussen talen: er zijn talen zoals het Russisch die combinaties van vier consonanten in de onset toelaten. In andere talen mag in de onset maar één consonant staan. Dit geldt bijvoorbeeld voor het Bahasa Indonesia. Nederlandse leenwoorden in het Bahasa Indonesia worden daarom ook aangepast. Ook het Spaans kent een dergelijke restrictie: het staat hooguit twee consonanten toe in de onset. Een Spaanse leerder van het Nederlands is daarom in het begin misschien geneigd om een Nederlands woord als stroop uit te spreken als es-troop waadoor hij/zij de consonantencluster openbreekt.

Opvallend is ook dat er talen zijn die geen coda kennen, d.w.z. dat ze alleen open lettergrepen toelaten. Een voorbeeld voor een dergelijke taal is het Hawaiiaans.

Sjwa-epenthese

In het subhoofdstuk over 'De Nederlandse syllabe' werd vastgesteld dat de coda van een Nederlandse syllabe bijvoorbeeld mag bestaan uit de klanken lp zoals in help of schelp. Wat eveneens mogelijk is, is een coda bestaand uit r en m zoals in arm of uit l en k zoals in melk. Toch hebben sprekers van het Nederlands kennelijk de neiging om dergelijke coda's te 'vereenvoudigen'.

Er zijn twee alternatieve mogelijkheden om een woord als melk uit te spreken: ten eerste als [mɛwk] en ten tweede als [mɛlək]. In het eerste geval wordt één van de twee medeklinkers tot de glijklank /w/. In het voorbeeld arm wordt de liquida r tot een 'Gooise r' en daarmee ook tot een glijklank.

In het tweede geval wordt tussen de twee consonanten in de coda een sjwa ingevoegd, er is sprake van sjwa-epenthese. Hierdoor ontstaan twee syllabes: me-lek, he-lep, a-rem.

melk[mɛlk][mɛwk] [mɛlək]
help[hɛlp][hɛwp] [hɛləp]
arm[ɑrm][ɑɹm] [ɑrəm]
elf[ɛlf][ɛwf] [ɛləf]

Voor sjwa-epenthese gelden een aantal beperkingen. Volgens Kooij/Van Oostendorp (2003: 147) kan in een coda die eindigt op een s of een t geen sjwa worden ingevoegd: wals als [wɑləs] of hart als [hɑrət] uit te spreken is in het Standaardnederlands niet mogelijk. Daarnaast wordt ook in coda's waar een nasaal in voorkomt geen sjwa tussengevoegd: bank als [bɑnək] komt in het Standaardnederlands niet voor.

Hoofdstukken waar ingegaan wordt op de syllabestructuur van het Nederlands vind je onder andere in Appel et al (2002) (hoofdstuk 16.2) en in Kooij/Van Oostendorp (2003) (hoofdstuk 2).
Een Engelstalige uiteenzetting over de Nederlandse syllabe bevat Booij (1995). Verder zijn er twee proefschriften verschenen over de Nederlandse syllabe: Van der Hulst (1984) en Trommelen (1983). Er is eveneens een proefschrift geschreven over de syllabe in het Fries (Visser, 1997). Voor een behandeling van de sjwa-epenthese vanuit de zogenaamde optimaliteitstheorie zie hoofdstuk 6.3 in Kooij/Van Oostendorp (2003).