Structuur en geschiedenis van het Nederlands Een inleiding tot de taalkunde van het Nederlands

Klemtoon

De hoofdklemtoon ligt in Nederlandse woorden achteraan: in de meeste gevallen op de voorlaatste, in alle andere gevallen op de laatste of de voorvoorlaatste syllabe. Bijklemtoon is het duidelijkst op de eerste syllabe. In gelede woorden draagt over het algemeen de stam hoofdklemtoon. In samenstellingen is de plaatsing van de hoofdklemtoon afhankelijk van de woordsoort van het rechterdeel. Is het rechterdeel een substantief of een verbum dan ligt de hoofdklemtoon op het linkerdeel; is het rechterdeel een adjectief of een prepositie, dan draagt het rechterdeel hoofdklemtoon.

Syllabes kunnen beklemtoond of onbeklemtoond zijn. Beklemtoonde syllabes worden met een hogere toonhoogte, luider en langer uitgesproken dan onbeklemtoonde syllabes. Elk Nederlands woord (behalve woordjes zoals 'm, 'dr en -ie, zogenaamde clitics) heeft één hoofdklemtoon. Daarnaast kunnen (in langere woorden) andere syllabes bijklemtoon dragen.

Een combinatie van een beklemtoonde en een onbeklemtoonde syllabe vormt een ritmische eenheid die voet wordt genoemd, een term ontleend aan de poëzie. Het type voet dat in het Nederlands het meest voorkomt, is de trochee. Hierbij is de eerste syllabe beklemtoond, de tweede onbeklemtoond. Voorbeelden voor trocheïsche voeten/woorden zijn lopen, klinker en auto.

Hoofdklemtoon in het Nederlands

Er zijn talen waar de toekenning van de hoofdklemtoon betrekkelijk eenvoudig is. In het Fins bijvoorbeeld valt de hoofdklemtoon altijd op de eerste syllabe. Een woord als ruohosipuli (bieslook) wordt daarom ongetwijfeld uitgesproken als rúohosipuli. Kauppatori (marktplein) is káuppatori. Ook het Hongaars heeft de klemtoon altijd op de eerste syllabe: egyetemista (studente) is égyetemista en ook in het leenwoord radírgummi (radeergom) ligt de klemtoon op de eerste syllabe: rádírgummi (het streepje op de i is geen klemtoonteken!).

Het klemtoonpatroon van het Nederlands daarentegen is tamelijk ingewikkeld. Eén duidelijke regel is in ieder geval dat de klemtoon in ongelede woorden nooit verder links mag liggen dan op de derde syllabe van achteren. Daaruit volgt dat zowel de laatste syllabe als ook de voorlaatste als ook de voorvoorlaatste syllabe in aanmerking komen voor toekenning van hoofdklemtoon.

laatste banáan, tomáat, structúur, riskánt, alért
voorlaatste klínker, famílie, generátie, háven, monopólie
voorvoorlaatste Amérika, álmanak, báriton

Wanneer de hoofdklemtoon op de laatste syllabe ligt, hebben we bijna altijd te maken met een 'superzware' syllabe, d.w.z. een gesloten syllabe met of een lange klinker in de nucleus en één medeklinker in de coda (zoals in banáan) of een korte klinker in de nucleus en twee consonanten in de coda (zoals in riskánt).

Als de laatste syllabe niet superzwaar is, ligt de hoofdklemtoon meestal op de voorlaatste syllabe zoals in generátie of klínker. Hij ligt in dat geval op de syllabe in de sterkste positie in de laatste voet. Omdat de gebruikelijkste Nederlandse voeten trocheïsch zijn, dus uit een beklemtoonde plus een onbeklemtoonde syllabe bestaan, is de syllabe met de sterkste positie vaak de voorlaatste syllabe.
Hoofdklemtoon op de voorlaatste syllabe is de voor het Nederlands gebruikelijkste klemtoon.

In een aantal woorden ligt de hoofdklemtoon niet op de voorlaatste maar op de voorvoorlaatste syllabe. Meestal is de voorlaatste syllabe in dat geval een open syllabe: vgl. Amérika, álmanak, báriton, Cánada.

Op zich lijkt het klemtoonpatroon van het Nederlands enigszins op dat van nauw verwante talen zoals bijvoorbeeld het Engels. Toch zijn er ook verschillen. Een verschil heeft betrekking op de uitspraak van bepaalde Romaanse leenwoorden, namelijk achtervoegsels van Romaanse afkomst en Romaanse leenwoorden die eindigen op een 'superzware' syllabe, zoals relatíef, totáal, argumént en ambivalént.

Boven werd al vastgesteld dat in het Nederlands superzware syllabes aan het einde van een woord meestal hoofdklemtoon dragen. Dit geldt kennelijk ook voor Romaanse leenwoorden. In de genoemde voorbeelden ligt in het Nederlands de klemtoon op de laatste syllabe, in de Engelse equivalenten daarentegen is de laatste syllabe onbeklemtoond geworden, de klinker in de coda gereduceerd tot een sjwa. De hoofdklemtoon ligt verder links in het woord: rélative, tótal, árgument en ambívalent.

Het Duits volgt in de genoemde voorbeelden hetzelfde patroon als het Nederlands: relatív, totál, Argumént, ambivalént.

Nederlands relatíeftotáalarguméntambivalént
Engels rélativetótalárgumentambívalent
Duits relatívtotálArguméntambivalént

Bijklemtoon in het Nederlands

òrganisátie
ònomàtopoésis
àntropòlogíe
ìndivìduéel
màthemáticus

In een woord als organisatie ligt in het Nederlands de hoofdklemtoon op de voorlaatste syllabe: organisátie. Daarnaast heeft dit woord een bijklemtoon of secundaire klemtoon op de eerste syllabe: òrganisátie. Ook de toekenning van de bijklemtoon volgt bepaalde regels.

In het Nederlands worden de syllabes links van de syllabe met de hoofdklemtoon vanaf de linkerrand van een woord in trocheïsche voeten onderverdeeld, dus in combinaties van beklemtoonde en onbeklemtoonde syllabes. Dat verklaart waarom in organisatie de bijklemtoon op de eerste syllabe ligt.

Hetzelfde principe leidt tot de klemtoonverdeling in een woord als onomatopoësis. Hier ligt de hoofdklemtoon op de voorlaatste syllabe en de secundaire klemtoon wordt vanaf de linkerrand toebedeeld: de eerste syllabe heeft de sterkste bijklemtoon en daarnaast krijgt ook de derde syllabe bijklemtoon.

Het ritmische patroon dat uit de klemtoontoekenning in het Nederlands volgt – hoofdklemtoon achteraan, sterkste bijklemtoon op de eerste syllabe – wordt ook 'hangmat' genoemd.

De toekenning van bijklemtoon volgt uiteraard niet in alle talen dezelfde principes. In het Spaans wordt de secundaire klemtoon bijvoorbeeld niet vanaf de linkerrand van een woord geplaatst maar het woord wordt van rechts, vanaf de syllabe die de hoofdklemtoon draagt, in trocheïsche voeten verdeeld: vgl. de woorden nàturàlizár en natùralìzación. De hoofdklemtoon komt in beide voorbeelden op de laatste syllabe terecht. De bijklemtoon ligt telkens een even aantal syllabes van de hoofdklemtoon verwijderd.

Klemtoon in gelede woorden

In gelede woorden, d.w.z. woorden die uit meerdere morfemen bestaan, ziet het klemtoonpatroon er anders uit dan in de tot nu toe behandelde ongelede woorden. Bij gelede woorden speelt naast fonologische factoren ook de morfologische opbouw een belangrijke rol.

Afgeleide en verbogen woorden

Bij gelede woorden ligt de hoofdklemtoon in de meeste gevallen op de stam: in het woord onschéidbaar valt de hoofdklemtoon op (de stam van) het werkwoord scheiden.

on-schéid-bàar
lé-zer
òn-rús-tig
ge-lú-kkig
be-bó-ssen
knòei-eríj

Suffixen (achtervoegsels) kunnen worden onderverdeeld in zware en in lichte suffixen.
Zware suffixen kunnen een bijklemtoon krijgen zoals -baar in het genoemde voorbeeld onschéidbàar.
Lichte suffixen daarentegen vormen in fonologisch opzicht één geheel met de stam. Een voorbeeld hiervoor is het nomen agentis suffix -er. In het woord lezer stemt de syllabische structuur niet met de morfologische opbouw overeen: de morfologische structuur is [lez]er], de fonotaktische le-zer. De verdeling van de klemtoon volgt in dat geval fonologische regels: de hoofdklemtoon ligt op de voorlaatste syllabe: le.

Ook prefixen (voorvoegsels) kunnen worden onderverdeeld in zware en lichte prefixen.
Zware prefixen kunnen klemtoon dragen, zoals bijvoorbeeld on- in ònrústig. Lichte prefixen daarentegen zoals ge- en be- zijn nooit beklemtoond: vgl. gelúkkig en bebóssen.

radiolóog
elektricitéit
intensíef
argumént
ópvallen
ónrust
heldín
lerarés

Ten slotte zijn er nog een aantal uitzonderingen op de net genoemde regels. Affixen in leenwoorden dragen namelijk wel vaak klemtoon: voorbeelden zijn woorden als radiolóog, elektricitéit, intensíef en argumént. Kennelijk wordt hier geen rekening gehouden met de morfologische structuur van de woorden en wordt alleen de regel toegepast dat 'superzware' syllabes aan het einde meestal de hoofdklemtoon krijgen. Daarnaast zijn er nog enkele gevallen waar een inheems suffix hoofdklemtoon draagt en waar de toebedeling van de hoofdklemtoon ook niet in overeenstemming is met de klemtoonregels voor ongelede woorden: ópvallen, ónrust, heldín, lerarés.
Hier is nog geen verklaring voor gevonden.

Samenstellingen

Ook wanneer twee woorden tot een nieuw woord gecombineerd worden, zijn er regels voor welk deel van de samenstelling de hoofdklemtoon krijgt. Bepalend hierbij is bij welke woordsoort het rechterdeel hoort. Er kunnen twee regels geformuleerd worden.

Wanneer het rechterdeel van een samenstelling een zelfstandig naamwoord (substantief) of een werkwoord (verbum) is, ligt de hoofdklemtoon op het linkerdeel. Vergelijk de volgende voorbeelden:

rechterdeel wwrechterdeel znw
hárdlopen hérfstvakantie
dróogvallen snélbus
wáterfietsen líefdesroman

Wanneer het rechterdeel van een samenstelling een bijvoeglijk naamwoord (adjectief) of voorzetsel (prepositie) is, ligt de klemtoon op het rechterdeel:

rechterdeel adj.rechterdeel prep.
kersvérs bovenóp
lichtbláuw binnenín
gloedníeuw achteráan
ijskóud haasje-óver

Het ritmische patroon van het Nederlands maar ook dat van het Engels en het Duits is 'stress-timed'. Het baseert, zoals in dit hoofdstuk duidelijk werd, op een opeenvolging van beklemtoonde en onbeklemtoonde syllabes.

Een ander soort ritmisch patroon wordt 'syllable-timed' genoemd. Een dergelijk patroon volgt bijvoorbeeld het Frans. In deze taal worden alle syllabes met dezelfde luidheid uitgesproken. Dit resulteert in de opvallende 'rat-a-tat-a-tat-a-tat-klank' van het Frans.

Een heel beknopte uiteenzetting met klemtoon in het Nederlands bevat Appel et al (2002) (hoofdstuk 16.3). Voor een uitvoerige behandeling van hoofd- en bijklemtoon en klemtoon in ongelede en gelede woorden zie Kooij/Van Oostendorp (2003) (hoofdstuk 5). Uit dit boek is ook het voorbeeld voor bijklemtoon in het Spaans afkomstig. Hetzelfde geldt voor de voorbeelden voor het verschil in klemtoon bij Romaanse leenwoorden in het Engels en het Nederlands. Zie verder ook Trommelen/Zonneveld (1989) voor een gedetailleerde uiteenzetting over klemtoon.