Morfofonologische processen
In het Nederlands worden stemhebbende obstruenten in de Auslaut stemloos (Auslautverhärtung), beïnvloeden stemloze en stemhebbende obstruenten elkaar aan de morfeemgrens (stemassimilatie), veranderen nasalen in een bepaalde fonologische omgeving van plaats van articulatie (nasaalassimilatie) en valt de t in een bepaalde fonologische context weg (t-deletie). Deze klankaanpassingen worden morfofonologische processen genoemd.
In de hoofdstukken 'Medeklinkers van het Nederlands' en 'Klinkers van het Nederlands' werden de verschillende fonemen (betekenisonderscheidende klanken) van het Nederlands op een rijtje gezet. Er werd bovendien uitvoerig op in gegaan hoe deze klanken worden gevormd en aan de hand van welke kenmerken ze kunnen worden onderscheiden.
Wanneer deze klanken gecombineerd worden tot Nederlandse woorden, woordgroepen of zinnen kunnen enkele kenmerken onder invloed van een andere (voorafgaande of daaropvolgende) klank veranderen. Met andere worden: er treden klankaanpassingen op bij het aan elkaar plakken van morfemen (de kleinste betekenisdragende eenheden van taal). De achterliggende processen worden morfofonologische processen genoemd.
Voorbeelden
bidden - hij bidt
handen - de hand
Eén voorbeeld voor een morfofonologisch proces is de zogenaamde Auslautverhärtung (final devoicing). Terwijl het woord bidden een stemhebbende d bevat, wordt de derde persoon van dit werkwoord, hij bidt, met een stemloze t aan het einde uitgesproken: we hebben dus [bɪdə(n)] tegenover [bɪt]. Een ander voorbeeld is de meervoudsvorm handen [hɑndə(n)] tegenover het enkelvoud hand [hɑnt].
Zoals de naam Auslautverhärtung al zegt, gaat het hierbij om een klankaanpassing in de Auslaut, dus aan het einde van een woord of morfeem. Concreet gaat het om een aanpassing van het kenmerk stemgeving: een stemhebbende klank verandert in een stemloze klank.
dikzak
netvlies
perzikjam
Een ander morfofonologisch verschijnsel is stemassimilatie. Ook hier hebben we te maken met een aanpassing van het kenmerk [stem]. In de voorbeelden dikzak [dɪksɑk], netvlies [nɛtfli:s] en perzikjam [pɛrzɪkʃɛm] veranderen de stemhebbende klanken [z], [v] en [ʒ] in de stemloze klanken [s], [f] en [ʃ] onder invloed van de stemloze klanken [k] respectievelijk [t]. Omdat hier een klank de daaropvolgende klank beïnvloedt, wordt dit type assimilatie ook progressieve assimilatie genoemd.
zakdoek
afdak
In de voorbeelden zakdoek [zɑgduk] en afdak [ɑvdɑk] worden de stemloze klanken [k] en [f] onder invloed van de stemhebbende [d] tot de stemhebbende klanken [g] en [v]. In dit geval beïnvloedt één klank een voorafgaande klank. We spreken daarom van regressieve assimilatie.
inpakken
aanpassen
Een klankaanpassing vindt ook plaats in een woord als inpakken. Hier verandert de n onder invloed van de p tot m: inpakken wordt, tenminste in een vlottere spreektrant uitgesproken als [ɪmpɑkə(n)]. Het kenmerk dat hier aangepast wordt, heeft betrekking op de plaats van articulatie. De articulatieplaats van de nasale medeklinker n past zich aan aan die van de bilabiale klank p: hij verschuift van [alveolair] naar [bilabiaal]. Omdat dit assimilatieverschijnsel optreedt bij nasalen wordt het nasaalassimilatie genoemd.
postkantoor
nachtkastje
Een laatste voorbeeld voor een morfofonologisch proces dat hier gegeven wordt, is de zogenaamde t-deletie. Zij treedt bijvoorbeeld op in een woord als postkantoor of nachtkastje waar de t bij een wat vlotter spreektempo telkens wegvalt, wat resulteert in [pɔskɑnto:r] en [nɑxkɑʃjə].
Morfofonologische regels
De morfofonologie streeft er over het algemeen naar om de net opgesomde klankaanpassingen in algemene regels te vatten. Er wordt geprobeerd om te abstraheren van de afzonderlijke klanken en te komen tot een regel die zegt dat een bepaalde klasse van klanken onder invloed van een andere klasse van klanken met betrekking tot een bepaald distinctief kenmerk verandert.
/i/ [+hoog, -achter]
/y/ [+hoog, -achter, +rond]
/f/ [+fric, -stem]
/v/ [+fric, +stem]
/m/ [+nas, +bil]
Een bepaalde klasse van klanken – ook natuurlijke klasse genoemd – heeft één of meer kenmerken gemeen. De leden van zo'n klasse worden bijvoorbeeld allemaal op dezelfde manier gearticuleerd: ze zijn bijvoorbeeld fricatieven en delen daarom het kenmerk [+fric]. Of de plaats van articulatie is dezelfde: ze zijn allemaal bilabiale klanken en hebben het kenmerk [+bil] gemeenschappelijk. Klanken die stemhebbend zijn horen tot de klasse [+stem]. Met betrekking tot vocalen kan worden gesproken van de klasse van de voorklinkers: ze delen het kenmerk [+voor].
Met behulp van deze kenmerken is het mogelijk om voor de boven genoemde verschijnselen algemene regels te formuleren.
In het geval van Auslautverhärtung kan de volgende regel worden opgesteld: stemhebbende fricatieven en plosieven ('niet-sonoranten) worden aan het einde van een woord of morfeem stemloos. Daarmee wordt niet alleen de verstemlozing van d naar t beschreven maar bijvoorbeeld ook die van z naar s zoals in huizen tegenover huis. In een geformaliseerde notatie ziet de regel voor Auslautverhärtung er als volgt uit (waarbij # voor morfeemgrens staat, de schuine streep voor 'in het geval dat' en de liggende streep voor de plaats waar de klank in kwestie staat):
[-son, +stem] → [-stem] / _ #
Bij progressieve stemassimilatie zoals in het woord dikzak geldt de volgende algemene regel: een stemhebbende fricatief wordt stemloos na een stemloze plosief of fricatief. Of:
[+fric, +stem] → [-stem] / [-son, -stem] _
De regressieve stemassimilatie zoals in het woord zakdoek zou men in de volgende regel kunnen inpassen: een stemloze plosief wordt stemhebbend wanneer hij gevolgd wordt door een stemhebbende plosief:
[+plos, -stem] → [+stem] / _ [+plos, +stem]
Voor nasaalassimilatie zoals in inpakken geldt in ieder geval: een alveolaire nasaal verandert in een bilabiale nasaal wanneer hij gevolgd wordt door een bilabiale klank:
[+nas, +alv] → [+bil] / _ [+bil]
Bij t-deletie valt de t weg tussen een fricatief en een plosief (maar niet bijvoorbeeld tussen een plosief en een fricatief: naaktstrand is niet [na:kstrɑnt]):
t → ∅ / [+fric] _ [+plos]
De net genoemde klankaanpassingen zijn taalspecifiek: stemhebbende obstruenten bijvoorbeeld worden niet in alle talen in de Auslaut stemloos. Auslautverhärtung is van toepassing op onder andere het Nederlands en het Duits. Het Engels daarentegen kent geen final devoicing: het Engelse woord to bid (bieden) wordt aan het einde met een stemhebbende d uitgesproken (iets wat Nederlandse of Duitse leerders van het Engels vaak over het hoofd zien).
Een ander type klankaanpassing wordt coarticulatie genoemd: coarticulatie houdt in dat bijvoorbeeld een k voor een voorklinker als i een beetje anders geproduceerd wordt (en daarom ook andere akoestische eigenschappen heeft) dan voor een achterklinker als a. Dat wordt duidelijk wanneer men de woorden kind en kan achter elkaar uitspreekt: bij de k in kan vindt de articulatie een stukje verder achter in de mond plaats dan bij de k in kind. De a wordt als het ware al meegearticuleerd in de k, daarom 'coarticulatie'.
In tegenstelling tot assimilatie die tot de regels van een taal behoort, is coarticulatie een automatisme dat te maken heeft met de werking van de spraakorganen.
Voor een gedetaileerdere behandeling van nasaalassimilatie zie Kooij/Van Oostendorp (2003:139ff). Hetzelfde geldt voor stemassimilatie (p. 149ff). Neijt (1991) bevat een hoofdstuk over fonologische regels. Morfofonologische processen worden ook behandeld in Appel et al (2002) (hoofdstuk 15.5).