Structuur en geschiedenis van het Nederlands Een inleiding tot de taalkunde van het Nederlands

Het Nederlands in de wereld: Suriname

"Na drie weken Suriname weet ik minder dan voor ik vertrok. Dat ligt er paradoxaal genoeg ook aan dat de mensen Nederlands spreken en je op de kaart Nederlandse en Duitse plaatsnamen terugvindt - weliswaar zijn ze eerst flink door elkaar geschud en vervolgens over een tropisch land uitgestrooid. Daardoor is het kader waarin ik de nieuwe indrukken wil verwerken veel te Nederlands." Jaap Grave in 'Olifanten in Suriname' (IVN-krant 2007 (3))

Op de Suriname-rivier; voormalige slavenwoningen in Paramaribo; markt van Paramaribo; richtingsbord
Fotos: U. Vogl, S. Heilmann & S. Schwitzke

Suriname is een land in Zuid-Amerika, omringd door Guyana, Brazilië en Frans-Guyana. Het heeft een oppervlakte van 163.820 km2, het heeft echter maar 492.829 inwoners (volkstelling 2004). 242.946 van hen wonen in de hoofdstad Paramaribo. Het overgrote deel van Suriname is door tropisch oerwoud bedekt. De grootste steden van Suriname (Paramaribo, Nieuw Nickerie, Lelydorp) liggen in de smalle vruchtbare kuststrook. Tussen kuststrook en oerwoud strekt zich de savanne uit. Het achterland van Suriname is alleen per boot of per vliegtuig bereikbaar.

Kijk naar een documentaire
over de huidige omgang met
de erfenis van de decembermoorden
Vergeet vroeger, een
Surinaamse vertelling
(51 min; 2007)

Suriname verkreeg de onafhankelijkheid van Nederland in 1975. Na de onafhankelijkheid en nog meer na de zogenaamde decembermoorden (tijdens de militaire dictatuur onder Desi Bouterse) vertrokken Surinamers in groten getale naar Nederland. Naar schatting leven bijna even veel Surinaamse Nederlanders in Nederland als Suriname inwoners heeft. De (verwantschaps)banden met Nederland zijn daarom uitermate sterk. De beste verkeersverbindingen heeft Suriname dan ook met Nederland en niet bijvoorbeeld met zijn directe buurlanden.

Twee verkoopsters op de markt in Paramaribo vertellen: "Wij spreken heel veel talen!"

Ook na de onafhankelijkheid is het Nederlands de officiële taal van Suriname gebleven. Eén reden hiervoor is dat Suriname een in veel opzichten heterogeen land is: een kleine 500.000 inwoners zijn verdeeld over meer dan 20 etnische groepen, spreken maar liefst 20 talen en behoren tot verschillende religieuze gemeenschappen.

Geschiedenis


Berbice-rivier
Foto: madmack66 (CC BY 2.0)

Beschryving van Guiana,
of de wilde kust in
Zuid-America (Jan Jacob
Hartsinck, 1770) op dbnl

De Nederlandse WIC (Westindische Compagnie) was één van de Europese handelsmaatschappijen (naast vooral Engelse en Franse) die in de 17e eeuw handelsactiviteiten ontplooiden aan de zogenaamde 'Wilde Kust' (vandaag de kust van de twee Guyana's en Suriname). Het zwaartepunt van Nederlandse handelaren lag in het begin vooral in het gebied van het huidige Guyana: Zeeuwse kooplieden stichtten bijvoorbeeld het fort Kijkoveral op een eiland gelegen op de driesprong van de rivieren Essequibo, Mazaruni en Cayuni. Ook langs de Berbice-rivier werd door Nederlandse kooplieden handel gedreven. De exploitatie van het Berbice-gebied eindigde voor Nederland definitief in 1796 toen de Engelsen het beheer van dit gebied overnamen. De creooltaal Berbice Dutch was de contacttaal van de regio, maar die is vandaag echter zo goed als uitgestorven. De huidige voertaal in Guyana is het Engels. Dat de streek langs de Berbice een voor Europeanen ongezond klimaat had, daarvan getuigt de Nederlandse uitdrukking 'naar de barbiesjes' wat zo veel betekent als 'kapot, verloren'.

Radiodocumentaire 'Het Spoor terug:
WIC, afl. 10; De verovering van Suriname'.

Kaart van Suriname
Foto: Brokopondo (CC0 1.0)

Het gebied van het huidige Suriname kreeg de WIC in 1667 in ruil voor de kolonie Nieuw-Amsterdam (het huidige New York). Op dat tijdstip was in Suriname al een pidgin in gebruik dat uit het contact tussen Engelse contractarbeiders en de Afrikaanse slaven van de Engelse planters was ontstaan. Onder Nederlands bewind werden nieuwe slaven uit Afrika aangevoerd die in slavendepots aan de Afrikaanse westkust een Portugees pidgin hadden geleerd. Uit deze communicatiesituatie ontwikkelde zich het Sranantongo (andere benamingen waren 'Negerengels' en 'Takitaki') dat tot de dag van vandaag de omgangstaal van de creolen, de nazaten van voormalige slaven, is en bovendien als overkoepelende omgangstaal van Suriname fungeert.

Slaven die van de Nederlandse plantages konden vluchten ('bosnegers' genoemd of 'marrons', van het Spaanse cimarrón (wilde, vluchteling)) trokken het binnenland in. Uit hun op het Portugees gebaseerde pidgin ontstonden o.a. de huidige Surinaamse talen Saramaccaans en Aucaans.

Nadat de WIC in 1792 failliet ging, kwam Suriname eerst in Engelse handen (tot 1815) en het werd daarna een kolonie van Nederland (tot 1975).

Een dienst van de
Evangelische Broedergemeente
(Herrnhutters) in Paramaribo
Foto: I. Hausmann

Het Nederlands was de facto de officiële taal van het gebied en het was de taal van de blanke elite. Het was slaven verboden om Nederlands te spreken, laat staan het te leren schrijven. In de negentiende eeuw kwamen Morawische zendelingen (of Hernhutters) naar Suriname om de slaven te kerstenen. Zij leerden Sranan en stelden een Sranans woordenboek en een Srananse grammatica samen.

Radiodocumentaire OVT
(22-6-2003): 140 jaar
afschaffing slavernij

In 1863 werd in de Nederlandse kolonies de slavernij afgeschaft (in de Engelse kolonies gebeurde dat in 1833, in de Franse in 1848). Men gaat ervan uit dat in de loop der tijd meer dan 300.000 slaven uit Afrika naar Suriname werden gebracht; Suriname had echter in 1863 uiteindelijk maar 53.000 inwoners. Van 1863 tot 1873 stonden de (voormalige) slaven onder 'staatstoezicht' - zij moesten verplicht werken tegen betaling. Bovendien haalden de plantage-eigenaren nieuwe goedkope arbeidskrachten - Chinezen, Javanen en Indiërs - naar het land. Zij vormen vandaag de Chinese, de Surinaams-Javaanse en de Sarnami taalgemeenschap.

Na 1873 ging de Nederlandse overheid over tot een politiek van vernederlandsing, om het land 'beheersbaar' te maken en sterker aan Nederland te binden. In 1876 werd voor Suriname de leerplicht ingevoerd en alle kinderen moesten onderwijs in het Nederlands krijgen. Met de vernederlandsing van het onderwijs ging een fanatieke strijd tegen het Sranan gepaard. Het resultaat was dat het Nederlands weliswaar een sterke positie als taal van het openbare leven en het onderwijs verwierf, dat het Sranan echter ondanks alle uitroeiingspogingen de dominante omgangstaal bleef van het land. Ook na de onafhankelijkheid bleef de taakverdeling tussen de talen in Suriname (Nederlands voor officiële doeleinden, Sranan als omgangstaal) bestaan.

Bevolking

Kaart van de kolonie Suriname
Foto: Norman B. Leventhal Map Center (CC BY 2.0)

Resten van de Beracha Ve Shalom Synagoge in Jodensavanne; Bauxitweg bij Jodensavanne; joodse begraafplaats van Jodensavanne; grafschrift in het Portugees
Fotos: U. Vogl

Suriname was 125 jaar onder het beheer van de WIC en 160 jaar een Nederlandse kolonie (waarvan de laatste 20 jaar een gebiedsdeel binnen het Koninkrijk der Nederlanden). De tweede belangrijke koloniale mogendheid in Suriname waren de Engelsen die in de eerste helft van de 17e eeuw en van 1792 tot 1815 het gebied opeisten resp. beheerden. De huidige bevolking van Suriname is echter maar voor een klein deel van Nederlandse of Britse herkomst.

Op de website van de Jodensavanne Foundation is gedetailleerde informatie te vinden over de geschiedenis van Jodensavanne

Hoewel Suriname eeuwenlang officieel 'Nederlands' was, kwamen de kolonisten zelf (bijv. plantage-eigenaren) uit verschillende Europese landen (ook Duitsers, Denen etc.). In de bovenstaande afbeelding worden naast Engelsen (van de Britse eilanden of via andere overzeese gebieden) en Nederlanders vooral ook de Sefardische joden genoemd die vanuit Noordoost-Brazilië naar Suriname kwamen. Tussen 1630 en 1644 was een deel van Noordoost-Brazilië in handen van de WIC; tussen 1637 en 1644 werd het gebied bestuurd door Maurits van Nassau met als belangrijkste stad Mauritsstad (het huidige Recife). Onder Maurits heerste in Noordoost-Brazilië godsdienstvrijheid. Toen echter het gebied weer terug in Portugese handen kwam, trok de joodse bevolking terug naar Europa of week uit naar Suriname. Eén groep Sefardische joden stichtte de plantage Jodensavanne, 35 km landinwaarts aan de Suriname-rivier. Vandaag staan er nog resten van de Beracha Ve Shalom synagoge die er in 1685 werd gebouwd en ook de Beth Haim begraafplaats is behouden gebleven. Suriname heeft nog steeds een kleine joodse gemeenschap met een synagoge in de Keizersstraat in Paramaribo.

Kinderen op Holi Phagwa, het
Hindoestaanse lentefeest,
volgens traditie bestrooid
met gekleurd poeder
Foto: S. Schwitzke

De moskee gezien vanuit de
synagoge
Foto: J. Müller

De grootste bevolkingsgroep vormen vandaag de Hindoestanen die aan het einde van de 19e eeuw als contractarbeiders naar Suriname waren gekomen. Na de afschaffing van de slavernij werd besloten om - naar Brits voorbeeld - contractarbeiders in Noord-India aan te werven die zich moesten verplichten om vijf jaar tegen betaling op een plantage in Suriname te werken. In totaal leven er vandaag ca. 180.000 Hindoestanen in Suriname (ca. 27% van de gehele bevolking).

In een later stadium (eind 19e, begin 20e eeuw) kwamen ook contractarbeiders uit China (vooral uit de provincie Guangdong in het zuid-oosten van China) en uit Java (toenmalig Nederlands-Indië) naar Suriname. Met de Javanen kwam ook het islamitisch geloof naar Suriname. Vandaag is Suriname het enige Zuid-Amerikaanse land met een substantiële islamitische gemeenschap (ca. 13%). In Paramaribo staat de moskee direct naast de synagoge.

De oorspronkelijke bewoners van het gebied van Suriname worden over het algemeen in twee hoofdgroepen verdeeld: de Arawaks en de Caraïben. Deze worden wederom onderverdeeld in in totaal 8 etnische groepen met telkens een eigen taal: Arawak (zie beneden), Mawayana, Kar'ina, Trio, Wayana, Akuriyo, Sikiïyana en Tunayana. Kar'ina- en Arawakdorpen bevinden zich vooral in het Savannegebied, de andere stammen hebben hun dorpen aan de bovenloop van de grote rivieren, diep in het binnenland van Suriname. In totaal leven vandaag (volgens schattingen) ca. 10.000 leden van één van de bovengenoemde stammen in Suriname. De inheemse bevolking leidde door de eeuwen heen een marginaal bestaan in Suriname: de overheid (welke dan ook) toonde nooit echt belangstelling voor het lot van de inheemse bevolking. De binnenlanden van Suriname waren altijd moeilijk toegankelijk (en zijn het nog steeds).

Nog in 1968 ontmoetten leden van de stam der Wayana voor het eerst de stam van de Akuriyo van wiens bestaan tot dat moment niets bekend was. De Akuriyo die als jagers-verzamelaars hadden geleefd werden door missionarissen gedwongen om in Tëpu, een van de Trio-dorpen te gaan wonen. Na maar twee jaar was 25% van de Akuriyo's overleden. (vgl. Carlin & Arends, 2002).

Over het algemeen gebeurde het contact met 'Westerse gebruiken' binnen de inheemse gemeenschappen vooral via het werk van missionarissen: in vroegere eeuwen waren dat de Morawische broeders, later vooral Amerikaanse missions, zoals bijvoorbeeld Door-to-life mission. Deze verzorgden een groot deel van het onderwijs in de binnenlandse dorpen. In de jaren 80 kwam ook daar een einde aan: door de binnenlandse oorlogen in het kader van de machtsstrijd tussen Desi Bouterse en het junglecommando werd er zeker 10 jaar lang geen onderwijs gegeven waardoor een hele generatie analfabeet bleef. Veel stammen vluchtten naar de buurlanden (Wayana's naar Frans-Guyana en het hele dorp Tëpu naar Brazilië). Tot de dag van vandaag zijn de binnenlanden (indianendorpen en marrondorpen) achtergesteld vergeleken bij de rest van het land wat onderwijs, infrastructuur en medische verzorging betreft.

Keti Koti (Dag van de vrijheden)
Foto: CharlesFred (CC BY-NC-SA 2.0)

De nazaten van voormalige slaven worden in Suriname creolen genoemd. Ze hebben zich vooral in de steden gevestigd en worden daarom ook wel met 'stadscreolen' aangeduid. De creolen vormen de op één na grootste bevolkingsgroep van Suriname met een aandeel van 17,7 procent. Binnen de groep van de creolen is het ook van belang of de voorouders al ten tijde van de slavernij vrijgelaten werden of na afschaffing van de slavernij zijn vrijgekomen. Nazaten van vrijgelaten slaven hebben over het algemeen een hogere socio-economische status en maken deel uit van de Surinaamse elite. De belangrijkste feestdag voor de Surinaamse creolen is 1 juli, de dag waarop de slavernij in 1863 werd afgeschaft. Officieel heet deze dag 'Dag der Vrijheden', gebruikelijk is echter vooral Keti Koti ('gebroken ketenen').

Overzicht bevolkingsgroepen van Suriname (volkstelling 2004)
Hindoestanen 27,4%
creolen 17,7%
marrons 14,7%
Javanen 14,6%
gemengde afkomst 12,6%
Boeroes, Brazilianen, Chinezen, Indianen, Libanezen, Sefardische Joden 6,5%

Een heel andere etnische groep vormen de nazaten van gevluchte slaven, de marrons, die vanaf de 17e eeuw nederzettingen stichtten langs de grote rivieren in de binnenlanden van Suriname. De grootste groepen vormen de Saramaccaners en de Aucaners. Elke marronstam heeft zijn eigen taal en zijn eigen tradities. Vaak waren het nog eerste generatie slaven die het oerwoud invluchtten om er een nieuw bestaan op te bouwen. Uit West-Afrika overgeleverde tradities nemen daarom in de marrongemeenschappen een centrale plaats in. Ook hun godsdienst, Winti, heeft Afrikaanse wortels (en vertoont overeenstemmingen met andere Afrikaans beïnvloede godsdiensten in Latijns-Amerika zoals Candomblé in Brazilië of Santeria op Cuba). Zeer bepalend voor het leven van marrongemeenschappen is bovendien de herinnering aan de angst en de ontberingen van de gevluchte voorouders. Marrondorpen in het huidige Suriname zijn bijvoorbeeld Brownsweg, Pokigron en Afobaka. Op zoek naar werk trekken echter ook steeds meer jonge marrons naar Paramaribo.

Twee andere bevolkingsgroepen van Suriname die genoemd dienen te worden zijn aan de ene kant de zogenaamde Boeroes en aan de andere kant de Libanezen. De Boeroes stammen af van blanke kolonisten die in het midden van de 19e eeuw vanuit Groningen of Gelderland naar Suriname uitgeweken zijn. Met Libanezen worden Surinamers aangeduid die afkomstig zijn uit het Midden-Oosten, vooral uit Libanon maar ook uit Syrië en uit Palestina. Ze zijn voor een overgroot deel christenen.

Radiodocumentaire van Anton Foek:
Eldorado: Braziliaanse goudzoekers in Suriname
(begint na 27 minuten)

Artikel van Anton Foek over Braziliaanse goudzoekers en een artikel op Waterkant.net over Brazilianen in Suriname.

De jongste en bovendien de sterkst groeiende bevolkingsgroep van Suriname zijn de Brazilianen. Naar schatting leven al ca. 40.000 Brazilianen in Suriname. Het gaat over het algemeen om Brazilianen uit Noord- en Noordoost-Brazilië die als goudzoekers (porknokkers of garimpeiros genoemd) naar Suriname kwamen. De garimpeiros wonen meestal in goudzoekerskampen langs één van de rivieren. Maar ook in Paramaribo woont een substantieel aantal Brazilianen, vooral in Paramaribo-Noord. Zelf noemen ze hun wijk Klein-Belém, vernoemd naar Belém, de hoofdstad van de Braziliaanse deelstaat Pará waar veel Braziliaanse Surinamers vandaan komen. Klein-Belém beschikt over een goede Braziliaanse infrastructuur met eigen supermarkten, restaurants, kapperszaken en wasserettes.

Tot de 'nieuwe migranten' tellen bovendien (nieuwe groepen) Chinezen die voor een groot deel - net als de Chinese arbeidsmigranten gedurende de 19e en 20e eeuw - afkomstig zijn uit de provincie Guangdong in het zuid-oosten van China. In veel gevallen zijn de nieuwe migranten zelfs leden van dezelfde families die al decennia in Suriname woonachtig zijn.

Talen

Surinamer Rachim vertelt: "We spraken thuis geen Javaans."

Het Nederlands is de officiële taal van Suriname. Het is de taal van het onderwijs, de overheid, de kranten, van officiële borden en van het toerisme. Het is echter niet de dominante omgangstaal van Suriname. Dat heeft ermee te maken dat maar een klein deel van de Surinamers het (Surinaams) Nederlands als enige thuistaal heeft. In de meeste huishoudens wordt het Nederlands naast Sranantongo, Surinaams Javaans of Sarnami gebruikt.

Thuistaal/thuistalen in Suriname (per 'woonverblijf' à ca. 6 personen)
Nederlands 3320
Sranan 1903
Surinaams Javaans 2808
Sarnami 5724
Nederlands + Sranan + andere taal 4343
Nederlands + Sranan 20148
Nederlands + Sranan + Surinaams Javaans 5429
Nederlands + Sranan + Sarnami 6439

Bron: Taalunieversum (blz. 16)

In weer andere families is de thuistaal (alleen maar) het Sranan respectievelijk het Surinaams Javaans of het Sarnami. Volgens de cijfers in de tabel rechts geldt dit voor 10435 'woonverblijven' (er wordt uitgegaan van ca. 6 personen per woonverblijf). In dit overzicht (dat gebaseerd is op de volkstelling van 1980!) wordt echter geen rekening gehouden met de binnenlandse talen. Arawak-, Caraïben- of marrongemeenschappen zijn vaak gekenmerkt door homogeen taalgebruik - in elk dorp is één bepaalde taal thuistaal (Arawaks, Saramaccaans etc.). Het Nederlands wordt in deze gevallen pas op school als tweede taal verworven.

Sowieso komen in de tabel alleen maar de meest gebruikte talen van Suriname voor: Nederlands, Sranantongo, Surinaams Javaans en Sarnami. Sarnami (of Sarnami Hindi) wordt door de Surinaamse Hindoestanen gesproken. Het is naar alle waarschijnlijkheid gebaseerd op het oostelijke Hindi en op variëteiten van het Bihari. Ook het standaard Hindi en Urdu (als religieuze talen) zijn van invloed geweest bij het ontstaan van het Sarnami. Daarbij komt intensief taalcontact met de andere talen van Suriname, vooral het Nederlands en het Sranan. Het Surinaams-Javaans (thuistaal van de Javaanse Surinamers) verschilt vooral qua woordenschat van het Javaans dat vandaag de dag op Java in Indonesië wordt gesproken. Terwijl het Javaans in Indonesië sinds de onafhankelijkheid in 1947 veel woorden uit de officiële taal Bahasa Indonesia heeft overgenomen, bevat het Surinaams-Javaans een groot aantal leenwoorden uit het Sranan en het Nederlands.

De talen van Suriname
(op alfabetische volgorde)

Akuriyo, Arawak, Aucaans, Boni, Braziliaans Portugees, Hakka, Kar'ina, Kwinti, Matuwari, Mawayana, Nederlands, Paramaccaans, Saramaccaans, Sarnami Hindi, Sikiïyana, Sranantongo, Surinaams Javaans, Trio, Tunayana & Wayana.

Het Sranantongo ('de taal van Suriname') ten slotte was oorspronkelijk de taal van de Surinaamse creolen. Het is een creooltaal die zich ontwikkeld heeft uit het contact tussen Surinaamse slaven onderling en tussen slaven en planters. Omdat de eerste kolonisten Engelstalig waren, is de basis van het Sranan (naar alle waarschijnlijkheid) een creooltaal met het Engels als lexifier language. Portugese kolonisten (Sefardische joden uit Noordoost-Brazilië) droegen bij tot een sterke Portugese invloed op het latere Sranan. Bovendien gebruikten slaven die vanuit West-Afrika naar Suriname gebracht werden vermoedelijk een op het Portugees gebaseerd pidgin. Heel sterk is ook de invloed van de verschillende West-Afrikaanse moedertalen op het Sranan. Het Nederlands daarentegen heeft het Sranan pas vanaf de 19e eeuw beïnvloed: bijgevolg blijft de invloed van het Nederlands beperkt tot de woordenschat van het Sranan. Tot in de 19e eeuw werd het Nederlands bewust buiten het bereik van de slaven gehouden; o.a. omdat het beschouwd werd als taal van de elite. Vandaag is het gebruik van het Sranan niet meer beperkt tot de groep van de creolen maar het is de belangrijkste lingua franca van Suriname waarin leden van verschillende taalgemeenschappen met elkaar communiceren. Ook de nieuwkomers in Suriname (Chinezen en Brazilianen) beheersen eerder Sranan dan Nederlands.

Naast de vier 'grote' talen van Suriname wordt er nog een groot aantal andere talen gesproken: ten eerste de 'inheemse' talen Arawak, Mawayana, Kar'ina, Trio, Wayana, Akuriyo, Sikiïyana en Tunayana. Verder de marrontalen Saramaccaans, Matuwari, Aucaans, Paramaccaans, Boni en Kwinti (net als het Sranantongo creooltalen). En, last but not least, de talen van (recente) arbeidsmigranten: Chinees (of preciezer: een Surinaamse vorm Hakka dat in het Zuid-Oosten van China in gebruik is) en Braziliaans Portugees.

In de volgende vier paragrafen zal specifiek op een aantal kenmerken van vier Surinaamse talen worden ingegaan: Het Arawaks, het Sranantongo, het Saramaccaans en tot slot het Surinaams-Nederlands.

Arawaks

Meer informatie over het Arawaks door de University of the West Indies at Mona (Jamaica) en op de site Native languages of the Americas.

Het Arawaks is een zogenaamde polysynthetische of incorporerende taal. Polysynthetische talen zijn een 'extreme' vorm van synthetische talen. In de taaltypologie worden daarmee talen aangeduid waarin grammaticale relaties bij voorkeur worden uitgedrukt door veranderingen in de structuur van een woord. In polysynthetische talen worden vaak hele zinnen in één woord uitgedrukt waarbij bijvoorbeeld ook objecten geïncorporeerd worden in de vorm van het werkwoord. Met andere woorden, kenmerkend voor het Arawaks zijn lange woorden en één-woord-zinnen (zie de onderstaande voorbeelden uit Carlin & Arends, 2002).

wandabothe ('we are arriving here')
w (=1e pers mv)
anda (=aankomen)
bo (=progressive)
the (=directional)

mataatonoakoa ('having not yet moved far away')
ma (=privative, 'zonder iets') taa (=ver weg) t (=verbalizer) onoa (=maakt duidelijk dat actie 'self-oriented' is) koa (=continuing action)

Willy Alberga in gesprek met Eddy van der Hilst over het Sranantongo (9 min)

Sranantongo

Het Sranantongo is - zoals veel creooltalen - een analytische taal. In de taaltypologie worden daarmee talen aangeduid waar grammaticale relaties overwegend worden uitgedrukt door woordvolgorde of intonatie. De meeste woorden in analytische talen zijn daarom ongeleed. Ter illustratie een voorbeeldzin in het Sranan:

Tide-neti wi no e go na kino, bikasi papa friyari.
Vanavond gaan we niet naar de film omdat papa jarig is.

Het Sranan kent een groot aantal zogenaamde Tense-Mood-Aspect(TMA)-partikels en hulpwerkwoorden (zie onderstaande lijst):

Sranantongo: aan het Nederlands ontleende woorden

ferfi - verven
kamra - kamer
kantoro - kantoor
kasi - kaas, kast
kerki - kerk
klari - klaar, gereed
kowsu - sok, kous
kroisi - kruis
kumakriki - gemakkelijk
spikri - spijkeren
spoiti - spuit

(uit: Sordam/Eersel, 1985)

e (handeling nog niet voltooid of gewoonte)
o (toekomende tijd, irrealis)
ben (verleden tijd)
sa (zullen; toekomende tijd)
kan (kunnen, mogen, toegestaan zijn)
sabi (weten hoe)
mu(su) (moeten)
wani (willen)
k(a)ba (klaar zijn met)

Volgens Josta Vaseur is Sranantongo niet echt een taal.

Ter illustratie een aantal voorbeeldzinnen met TMA-partikels en hulpwerkwoorden:

A ferfi a oso. (Hij heeft het huis geverfd)
A e ferfi a oso. (Hij verft het huis / Hij is het huis aan het verven)
A o ferfi a oso. (Hij gaat het huis verven)
A ben ferfi a oso. (Hij had het huis geverfd)
A ben e ferfi a oso. (Hij was het huis aan het verven)
A sa ferfi a oso. (Hij zal het huis verven)
Mi no kan meki a bangi tapu Bun Freida. Mi no wani spikri Yesus baka na a kroisi. (Ik kan de bank niet op Goede Vrijdag maken, want ik wil Jezus niet opnieuw aan het kruis spijkeren.)
Mi no sabi fa yu e meki boyo. (Ik weet niet hoe je boyo maakt.)
Ala den mama mus tyari den pikin fu go teki spoiti. (Alle moeders moeten hun kinderen laten vaccineren.)
A no kba wroko ete. (Hij is nog niet klaar met werken.)

Saramaccaans

De marrontalen van Suriname - Saramaccaans, Matuwari, Aucaans, Paramaccaans, Boni en Kwinti - kunnen in twee groepen worden onderverdeeld op basis van hun lexifier language(s). De woordenschat van het Aucaans, Paramaccaans, Boni respectievelijk het Kwinti vertoont duidelijk Engelse trekken terwijl bij Saramaccaans en Matuwari het Portugese element sterker naar voren komt.

Meer informatie over het Saramaccaans door de University of the West Indies at Mona (Jamaica) met verschillende interviews in het Saramaccaans en Engels, o.a. een over het gebruik van het Saramaccaans in het dorp vs. in de stad. Op de pagina's van SIL is een Woordenboek Saramaccaans - Nederlands - Engels beschikbaar.

Het verschil tussen de twee groepen wordt vaak gerelateerd aan het tijdstip waarop de vlucht van de plantages plaatsvond. Saramaccaans en Matuwari worden door Surinamers gesproken wiens voorouders in een vroeg stadium (1690-1710) vluchtten. De tussen 1710 en 1863 gevluchte slaven legden de grondslag voor op het Engels gebaseerde creooltalen (Aucaans, Paramaccaans, Boni en Kwinti).

Ter illustratie: in het Saramaccaans is 50 procent van de kernwoordenschat afkomstig uit het Engels, 35 procent uit het Portugees, 10 procent uit het Nederlands en 5 procent uit Afrikaanse talen. In het Aucaans komt 77 procent uit het Engels, 5 procent uit het Portugees, 16 procent uit het Nederlands en 3 procent uit Afrikaanse talen. (vgl. Smith & Veenstra 2002).

Hieronder enkele voorbeeldzinnen in het Saramaccaans:

A tá bebé. (He is drinking / Ele está bebendo / Hij is aan het drinken)
Sèmbèbebé dí daán. (Someone had drunk the rum / Alguém tinha bebido o rum / Iemand had de rum gedronken)
dóò jabí. (The door opened / A porta abriu / De deur opende)
Dí dí gánia kíi, dí onkoókukái. (At the same time the chicken was killed, misfortune started to happen / Quando a galinha foi morta, começou ('caiu') a má sorte / Toen de kip vermoord werd, begon het ongeluk)

Surinaams-Nederlands

Bericht over
Onderwijs in en van het Nederlands in Suriname
,
gepresenteerd op het Congres Nederlandse
Taalunie op 12, 13 en 14 januari 2005

Kijk naar de documentaire 'Ver weg of dichtbij? Het Nederlands op Surinaamse scholen'. Bron: Taalunieversum

Het Nederlands in Suriname kan als eigen variant van het Nederlands worden beschouwd. Intussen is dit ook officieel bevestigd: sinds Suriname (sinds 2005) lid is van de Nederlandse Taalunie krijgt ook het Surinaams-Nederlands (naast het Nederlands in Nederland en het Nederlands in Vlaanderen) als eigen variëteit van het Nederlands aandacht. Kenmerkend voor het Surinaams-Nederlands is dat het in woordenschat, uitspraak en grammatica wordt beïnvloed door de andere in Suriname gesproken talen, vooral door het Sranantongo.

De woordenschat van het Surinaams-Nederlands wordt gekenmerkt door aan de ene kant woorden met betekenissen uit een oudere fase van het Nederlands en aan de andere kant door neologismen: een wasteil is in Suriname een bekken, een handkoffer een valies en schaften betekent lunchpauze houden; een pyjama is daarentegen een slaappak en een roman een verhaalboek. Typerend zijn voor het Surinaams-Nederlands leenwoorden of leenvertalingen uit bijvoorbeeld het Engels (iets korts voor 'borrel', Engels 'short drink') en het (Sarnami) Hindi (roti is een pannenkoek met hartige vulling) maar vooral uit het Sranan (braf van Sranan brafu betekent 'soep').

In de nieuwe Woordenlijst Nederlandse Taal, het Groene Boekje (verschenen op 15 oktober 2005) is ook een reeks Surinaams-Nederlandse woorden opgenomen. Op Taalunieversum staan voorbeelden met een korte beschrijving van hun betekenis.
Surinaams-Nederlands Nederlands Herkomst woord
cassave maniok inheemse taal
kousenband heel lange dunne bonen
slijsen aan plakjes snijden Engels (to slice)
massen stampen Sranan (masi)
alesi rijst Sranan
zoetolie slaolie Engels (sweet oil)
nagri kruidnagelen Sranan
lont'ai piment Sranan (=rond oog')
kasripo stroperige vloeistof uit cassave inheemse taal
pesi bonen/erwten Sranan

(De vet gedrukte woorden zijn opgenomen in het Groene Boekje.)


Jessica uit België verraadt ons haar favoriete woord in het Surinaams-Nederlands.

Op het gebied van de grammatica vallen o.a. de volgende gebruikswijzen op (voorbeelden uit uit De Vries (1994: 287-91) en De Ruiter (1991: 190-94)):

  • het gebruik van 'gaan' als hulpwerkwoord van de toekomstige tijd
    Shirley gaat kwaad zijn. (= Shirley zal kwaad zijn.)
  • actieve werkwoordsvormen met passieve betekenis
    Ik ga operatie doen. (= Ik zal geopereerd worden.)
  • het weglaten van het reflexieve pronomen
    Hij verbeeldt dat hij kan voetballen. (=Hij verbeeldt zich dat hij kan voetballen.)
  • het transitieve gebruik van intransitieve werkwoorden
    iemand schreeuwen (= tegen iemand schreeuwen)
  • het passief in de voltooid verleden tijd wordt gevormd met 'geworden'
    de synagoog is in 1685 gebouwd geworden (= de synagoog is in 1685 gebouwd)

Kenmerkend voor de uitspraak van het Surinaams-Nederlands zijn een bilabiale w (met beide lippen gesproken), een tongpunt-r (een rollende r) en geen diftongering van de lange vocalen [e:] en [o:] zoals in Nederland gebruikelijk.

Er moet wel op gewezen worden dat het Surinaams-Nederlands geen duidelijk af te bakenen taalvariëteit is. Er is eerder sprake van een continuüm met aan het ene uiteinde een sterk door andere talen beïnvloede variant en aan het andere uiteinde een variant die vrij dicht bij het Standaardnederlands staat.

Ik vraag dus niet naar een koffer, maar in goed Surinaams-Nederlands naar een valies.
'We hebben niet.'
'En dat dan?' Ik wijs naar een stapel gloednieuwe reiskoffers op twee meter achter haar rug.
'Ze zijn geen valiezen, ze zijn Samsonites.'
Ik kijk niet gauw meer ergens van op, maar dat een Samsonite niet onder het woord 'valies' zou vallen, verbaast me. Waar ik dan wel een valies kan vinden?
'Vraagt u die heer daar.' Ze knikt in de richting van een gezette man in guayabera.
'U gaat het niet gaan vinden', zegt hij. [...]
'Waarom niet?'
'De Surinamer wil ze niet,' zegt hij. 'Kijk mijnheer, is zo denkt die Srananman; hij gaat op reis. Maar die hindoestaan gaat zijn roti meenemen, toch? Die masala van hier ga je niet vinden in Holland. Dus dan wat doet die boyti-man? Hij zet zijn masala in een pot en die pot zet hij niet in foam, dus cito breekt dat ding. Al die valiezen: naar de vaantjes, mijnheer! Want die masala: u gaat het niet schoon krijgen. Die hemden van u: u kunt nog zo veel Witboi zetten, u blijft de hatelijke vlekken zien. Dus hoe ga je doen dan? Zuiver: liever koop je gelijk een echte Samsonite.'
Michiel van Kempen, geciteerd in Van der Sijs, 2005: 112)

Voor een eerste kennismaking met verschillende soorten van 'overzees Nederlands' zie hoofdstukken 14 en 15 in De Vries (1994). Voor een uitgebreide analyse van de geschiedenis van de WIC raadpleeg Den Heijer (1994). Een mooi overzicht van de geschiedenis van Suriname biedt Bakker (1993). Een klassieker over de tijd van de slavernij in Suriname is De Kom (1981). Koloniaal en actueel taalbeleid in Suriname worden nader belicht in Groeneboer (1997), namelijk in de hoofdstukken 'De Surinaamse taalpolitiek: een historisch overzicht' door Hein Eersel en in 'Suriname en het Nederlands' door Lila Gobardhan-Rambocus. Een diepgaande studie van de geschiedenis van het onderwijsbeleid in Suriname is Gobardhan-Rambocus (2001). Voor meer informatie over de talen van Suriname raadpleeg vooral Carlin & Arends (2002) dat o.a. een hoofdstuk bevat over de inheemse talen van Suriname ('The native population. Migration and identities' door Carlin en Boven), over het Surinaams-Nederlands ('Surinamese Dutch' door Christa de Kleine) en over de creooltalen van Suriname ('The history of the Surinamese Creoles I. A sociohistorical survey' door Jacques Arends). Een andere optie is Arends/Muysken & Smith (1995) met bijdragen over het Sranan (door Adamson & Smith), over het Saramaccaans (door Bakker, Smith en Veenstra) en over het Berbice Dutch (door Silvia Kouwenberg). Aan de geschiedenis van het Surinaams-Nederlands wordt bovendien ook aandacht besteed in Van der Sijs (2005). Over de talen van Suriname in een Nederlandse context gaat De Ruiter (1991).