Het Nederlands in de wereld: Noord-Amerika
Nieuw Nederland
Kaart: Dedden (1.0)
In 1626 kocht de WIC het eiland Manna-hatta voor de Noordamerikaanse oostkust voor 60 gulden van de plaatselijke indianenstam en stichtte daar de handelsnederzetting Nieuw-Amsterdam. Nieuw-Amsterdam werd het bestuurscentrum van de provincie Nieuw-Nederland die nederzettingen telde in de huidige staten Delaware, Pennsylvania, New York, New Jersey, Massachusetts, Vermont, New Hampshire, Connecticut und Rhode Island. In 1664 moest de gouverneur van Nieuw-Nederland, Peter Stuyvesant, de kolonie overgeven aan de Engelsen. In ruil daarvoor kreeg de WIC het gebied van het huidige Suriname.
In de loop van de tijd was gebleken dat de kolonie Nieuw-Amsterdam te zwak was om stand te kunnen houden tegen de omringende Engelse nederzettingen. Landbouw en bonthandel in Noordamerika waren voor de WIC bovendien lang niet zo lucratief als slavenhandel en suikerplantages in het Caraïbische gebied. Suriname was daarom voor de handelsmacht Nederland een duidelijk aantrekkelijkere optie.
Na de overgave van Nieuw-Amsterdam aan de Engelsen trokken een paar duizend Nederlandse kolonisten het achterland in. Nog in 1778 was het Nederlands zo belangrijk aan de Amerikaanse oostkust dat de eerste grondwet van de net opgerichte Verenigde Staten naar het Nederlands werd vertaald om de steun van de Nederlandse kolonisten te verzekeren.
Aankomst van immigranten op Ellis Island in 1911
Foto: Images of History (CC BY 2.0)
Op de kolonisten volgden enkele eeuwen later de immigranten. In de negentiende eeuw emigreerden Nederlanders vooral om religieuze redenen naar Amerika. Zij verlieten Nederland vaak onder leiding van een dominee en stichtten eigen plaatsen en kerkgemeenschappen in Amerika. Dominee Scholte en zijn volgelingen bijvoorbeeld stichtten de stad Pella, dominee Van Raalte vestigde zich met zijn kerkgemeenschap in Holland, Michigan.
Na de Tweede Wereldoorlog verlieten Nederlanders hun vaderland vooral uit economische motieven en vanwege een gebrek aan land en woonruimte. Zij werden daarbij actief gesteund door de Nederlandse overheid die emigratie als enige oplossing zag voor de overbevolking van Nederland. Tussen 1946 en 1969 emigreerden 465.000 Nederlanders naar Canada, de VS, Australië, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika en Brazilië (vgl. Klatter-Folmer/Kroon, 1997).
Iowa Dutch
Tulip Festival in Pella, Iowa
Plaatsen met een groot percentage bewoners met Nederlandse voorouders zijn bijvoorbeeld Pella en Orange City in het noordwesten van de staat Iowa, Holland, Overisel, Drenthe, Graafschap en Vriesland in Michigan en Friesland en Little Chute in Wisconsin. In sommige plaatsen in het Middenwesten van de VS wordt tot de dag van vandaag door nakomelingen van 19e en 20e-eeuwse migranten een vorm van Nederlands gesproken, bijvoorbeeld in Pella, Iowa.
Dit 'Iowa Dutch' is echter in zijn bestaan sterk bedreigd. Het proces van taalverschuiving is al lang voltrokken, de jongere generatie spreekt het niet meer en in de meeste taalgebruikssituaties overheerst het Engels. Bovendien is er sprake van taalverlies: het Amerikaans Nederlands is uitermate heterogeen, de grammatica en fonologie zijn ontleend aan het Engels, alleen de woordenschat is nog voor een aanzienlijk deel Nederlands (vgl. Van Marle/Smits 1997).
Springlevend is daarentegen de Nederlandse folklore met windmolens, tulpen en klompen. Bijzondere bekendheid geniet het jaarlijkse Tulip Festival in Pella, Iowa, met feestelijke optochten in traditionele klederdracht.
Low Dutch
Er zijn aanwijzingen dat er tot in het begin van de 20e eeuw nog een andere variant van het Nederlands werd gesproken in de VS: het zogenaamde Low Dutch. Ook na de verovering van Nieuw-Nederland door de Engelsen bleven Nederlandse kolonisten namelijk hun taal gebruiken. Ze hadden zich gevestigd in de huidige staten New York en New Jersey.
Meer over de
Ramapo Mountain People
en interview met
Jaap van Marle.
Uit twee publicaties van de Schotse Amerikaan J.D. Prince (1911 & 1913) blijkt dat er in het begin van de 20e eeuw in bepaalde streken aan de Oostkust zowel blanken als ook nakomelingen van indianen en slaven 'Low Dutch' gebruikten. 90 jaar later ging de Nederlandse taalkundige Jaap van Marle op zoek naar laatste sprekers van dit Low Dutch. In de Ramapo Mountains, 50 kilometer ten noordwesten van New York sprak Van Marle met nakomelingen van Ramapo Mountain Indians en vrije slaven die van zichzelf zeiden 'We're Dutch, we're different'. Ze gaven aan dat hun ouders nog Low Dutch konden spreken maar dat zij het zelf niet meer geleerd hadden.
Plaatsnamen
Meer weten over Nederlandse plaatsnamen?
Neem deel aan een virtuele tocht
door Nieuw-Nederland!
In New York en omgeving getuigen enkele plaatsnamen van de vroege Nederlandse aanwezigheid in Noord-Amerika. Nieuw-Amsterdam werd gesticht op het meest zuidelijke punt van het eiland Manhattan en om de nederzetting te beschermen tegen mogelijke aanvallen door de Engelsen werd in 1653 een wal gebouwd van de East River tot de Hudson River. De straat die langs deze wal liep kreeg de naam walstraat en groeide uit tot de huidige Wallstreet. In 1658 werd besloten om ook op het noordelijke punt van Manhattan een nederzetting te stichten: Nieuw-Haarlem, dat de basis vormt voor de huidige New Yorkse wijk Harlem. Andere plaatsaanduidingen die teruggaan op Nederlandse plaatsen zijn bijvoorbeeld Brooklyn (oorspronkelijk ‘Breukelen’), Flushing (van ‘Vlissingen’), Long Island (‘Lange Eylandt’) en Rhode Island (‘Roode Eylant’).
Holland(s) in Noord-Amerika
Kaart: Rex Germanus
(CC-BY-SA-3.0)
De latere immigranten die in de 19e en 20e eeuw naar verschillende uithoeken van de VS trokken en in het bijzonder naar het Middenwesten hebben eveneens voor een groot aantal Nederlandse plaatsnamen gezorgd: Overisel, Drenthe, Graafschap, Vriesland en Holland zijn voorbeelden hiervan. Plaatsen met de naam Holland zijn over het hele land te vinden, van Holland, Vermont, tot Holland, Oregon.
Voor een eerste kennismaking met verschillende soorten van 'overzees Nederlands' zie hoofdstukken 14 en 15 in De Vries (1994). Onderzoek naar verschillende varianten van Amerikaans Nederlands deden Daan (1987), Smits (1996) en Van Marle (1988) (zie ook Van Marle/Smits in Klatter-Folmer/Kroon). Voor verschillende aspecten van emigratie uit Nederland en 'emigranten-Nederlands' raadpleeg Klatter-Folmer/Kroon (1997). Van der Sijs (2009) behandelt de invloed van het Nederlands op de talen van Noord-Amerika. Een deskundige op het gebied van migrantentalen ('community languages') in Australië (onder andere Nederlands en Duits) is de taalsocioloog Michael Clyne (zie bijv. Clyne, 1991 en 2003).