Dictionary Dutch-German / German-Dutch

RSS feed RSS

Mooi meegenomen!

Dutch-German translations based on recent articles from the Dutch speaking news.
All translations are part of our online dictionary as well.
NEW: We have opened an account on Quizlet that will help you to learn the vocabulary presented here.



02.04.2025 | read article

Verhalen verklaren de wereld

de pennenvrucht ± die schriftstellerische Leistung
verhalen erzählen
het verhaal die Geschichte
de inzamelingsactie die Spendenaktion
doneren spenden
nablijven zurückbleiben
de invalshoek der Blickwinkel, die Sicht, Sichtweise
desalniettemin trotzdem

Archive of articles

    2025-04

  • 02.04.2025 | read article

    tergend langzaam → quälend langsam
    de ommegang → der Umgang, Betgang
    op eigen verzoek → auf eigenen Wunsch
    de gelovige → der Gläubige
    de brandweerlieden → die Feuerwehrleute
    de / het reliek → die Reliquie
    opschieten → vorankommen
    vooruitgang boeken → Fortschritte erzielen
    lukken → klappen

  • 02.04.2025 | read article

    de afgestudeerde → die Person mit abgeschlossenem akademischem Studium
    het kwart → das Viertel
    geworteld → verwurzelt
    de koploper → der Tabellenführer, der Spitzenreiter
    het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) → das Statistische Amt für die Niederlande
    het personeelstekort → der Personalmangel
    nijpend → drückend, bitter
    de krapte → die Knappheit
    de vacature → die freie Stelle
    de prikkel → der Anreiz, Ansporn

  • 2025-03

  • 31.03.2025 | read article

    uitdijen → sich ausdehnen
    de inhaalslag → die Aufholjagd
    het redden → es schaffen
    de vondst → der Fund
    gloren → dämmern
    overwegen → erwägen, überlegen
    makkelijk → bequem

  • 29.03.2025 | read article

    eeuwenoud → jahrhundertealt
    sjouwen → schleppen
    de berrie → die Tragbahre
    handjeklap spelen → feilschen
    het toneelstukdas → das Theaterstück
    oneerbiedig → respektlos
    oprichten → gründen
    de stadsgids → der Stadtführer
    eraan toegaan → hergehen, zugehen
    de trekpleister → die Sehenswürdigkeit, die Attraktion
    ontbreken → fehlen

  • 22.03.2025 | read article

    de betoging → die Demonstration
    de uitzetting → die Ausweisung, Abschiebung
    de FNV (Federatie Nederlandse Vakbeweging) → der niederländische Gewerkschaftsbund
    AT5 (Amstel Televisie 5 → ein lokaler Fernsehsender
    daadwerkelijk → tatsächlich
    op de been zijn → auf den Beinen sein
    gaande zijn → los sein
    de zondebok → der Sündenbock
    zaaien → säen
    de verdeeldheid → die Uneinigkeit, Zerissenheit, Spaltung

  • 20.03.2025 | read article

    op zijn hurken gaan zitten → sich hocken/hinhocken
    daar kan ik niet tegenop → dagegen komme ich nicht an
    de gelada → der Dschelada, der Blutbrustpavian
    vrijgezel → ledig
    om de beurt → der Reihe nach, reihum
    alle kanten op kijken → in alle Richtungen schauen
    de rots → der Fels
    zielig → bedauernswert
    persen → pressen
    het hooi → das Heu
    beseffen → einsehen, erkennen
    de zandloper → die Sanduhr
    naarmate → in dem Maße wie
    wreed → grausam
    slim → schlau

  • 16.03.2025 | read article

    aftrappen → den Startschuss geben, den Anfang machen
    aan de gang zijn → im Gange sein
    de moerstaal → die Muttersprache
    de daad bij het woord voegen → den Worten Taten folgen lassen, ernst machen
    de schouwburg → das Theater, Schauspielhaus
    het kleinkind → das Enkelkind
    het zal zo'n vaart niet lopen → so schlimm wird es schon nicht kommen
    verwateren → ± sich lockern, verwässern
    de corpsbal → der Burschenschaftler
    beamen (be-amen) → bestätigen
    de straattaal → die Kiezsprache
    de / het mengelmoes → das Gemisch
    de zachte G → der Ich-Laut
    houdoe (houd u goed) → tschüss

  • 14.03.2025 | read article

    de rechtenfaculteit → die Fakultät für Rechtswissenschaft
    de scriptie → die Abschlussarbeit
    BNR Nieuwsradio → ein privater niederländischer Radiosender
    PVV (Partij voor de Vrijheid) → 'Partei für die Freiheit' (eine niederländische rechtspopulistische Partei)
    de bul → die Urkunde, das Diplom (in NL)
    overschrijven → abschreiben
    de klap → der Schlag
    naar nu blijkt → wie sich jetzt herausstellt
    kwalijk nemen → übel nehmen, verübeln
    de bronnen → die Quellen
    annoteren → kommentieren
    bij herhaling → wiederholt
    toepassen → anwenden

  • 13.03.2025 | read article

    het gedachtegoed → das Gedankengut
    iets aan de orde stellen → etwas ansprechen, etwas zur Sprache bringen
    de schreeuw → der Schrei
    de rechtvaardigheid → die Gerechtigkeit
    het juk → das Joch
    het mulo (meer uit­ge­breid la­ger on­der­wijs) → ± Hauptschule
    aan de slag gaan → sich an die Arbeit machen
    aan de kaak stellen → anprangern
    zich ontpoppen → sich entpuppen
    zijn beklag doen → sich beschweren
    het bewind → die Regierung, das Regime
    op gezag van iemand → auf jemands Anordnung
    de spin → die Spinne

  • 12.03.2025 | read article

    het kattebelletje → der Zettel, die kleine Nachricht
    spreekwoordelijk → sprichwörtlich
    misleidend → irreführend
    het / de schriftuur → das Schriftstück
    de verbastering → die Entstellung, die Verballhornung
    de kat de bel aanbinden → die Aufmerksamkeit auf etwas lenken
    aan de kaak stellen → anprangern

  • 12.03.2025 | read article

    de krokusvakantie → die Frühlingsferien
    het vriespunt → der Gefrierpunkt
    de waaier → der Fächer
    de piek → die Spitze
    de zaag → die Säge
    de insnijding → der Einschnitt
    het uitsteeksel → die Spitze

  • 12.03.2025 | read article

    opgelucht → erleichtert
    iemand tot iets aanzetten → jemanden zu etwas anspornen / anstiften
    de pijler → der Pfeiler
    puntig → spitz
    ontkennen → leugnen
    content → zufrieden
    zijn nek uitsteken → Kopf und Kragen riskieren
    monstrueus → monströs, widerlich
    de dagvaarding → die Vorladung
    stof doen opwaaien → Staub aufwirbeln
    wier → deren
    de tenlastelegging → die Anschuldigung, Anklage
    de burgerlijke partij → der Nebenkläger (in B)
    ontdaan → bestürzt, entsetzt
    de boventoon voeren → den Ton angeben
    falen → scheitern

  • 12.03.2025 | read article

    anderszins → sonstwie
    deugen → taugen
    de bro → der Bro, Brudi
    de smet → der Fleck, Makel
    de bolide → der Bolid, Bolide
    de opspraak → das Gerede
    terugkrabbelen → einen Rückzieher machen
    ontsieren → verunzieren, verunstalten
    bv. (bijvoorbeeld) → z.B. (zum Beispiel)
    e.d. (en dergelijke(n)) → u.dgl. (und dergleichen), u.dergl. (und dergleichen), u.Ä. (und Ähnliche(s))

  • 06.03.2025 | read article

    de visdeurbel → die Fischtürklingel
    veel bekijks trekken → großes Aufsehen erregen
    aanbellen → klingeln
    het hebben over iets → über / von etwas sprechen
    de sluiswachter → der Schleusenwärter
    aangaan → beginnen
    de afweging → die Abwägung
    ten onder gaan → zugrunde gehen

  • 03.03.2025 | read article

    aan de zijlijn staan → außen vor bleiben
    het gaat om de knikkers → es geht ums Prinzip
    de knikker → die Murmel
    het kruispunt → die Kreuzung, der Schnittpunkt
    eenvoudigweg → schlechthin
    de aanvaring → der Konflikt
    het tij keren → den Trend umkehren, für einen Umschwung sorgen
    een belofte nakomen → ein Versprechen einhalten
    de vertraging → die Verzögerung
    de VUB (Vrije Universiteit Brussel) → die niederländischsprachige Universität in Brüssel
    gewicht in de schaal leggen → ins Gewicht fallen, sein (ganzes) Gewicht in die Waagschale werfen
    het voortouw nemen → die Initiative ergreifen, die Zügel in die Hand nehmen
    de pluim → das Kompliment, das Lob
    de zeggenschap → die Verfügungsgewalt
    de lidstaat → der Mitgliedstaat

  • 03.03.2025 | read article

    rauw → roh, rau, grob
    verzilveren → einlösen
    aanstippen → streifen
    ontrafelen → entwirren
    het afleggen tegen iemand → unterliegen, den Kürzeren ziehen (gegenüber jemandem)
    grappen → scherzen
    de sneer → die höhnische Bemerkung
    een oude rot → ein alter Hase
    de haat → der Hass
    pover → dürftig
    hoop putten uit → Hoffnung schöpfen aus
    wier → deren
    uithalen naar iets / iemand → etwas / jemanden kritisieren
    de onverzettelijkheid → die Sturheit

  • 01.03.2025 | read article

    de steun → die Unterstützung
    de goedkeuring → die Billigung, Zustimmung, das Einverständnis
    blijken → hervorgehen
    de vergadering → die Sitzung, Besprechung
    de vertrouweling → die Vertrauensperson
    de legeraanvoer → derBefehlshaber
    ondanks → trotz
    de bevoegdheden → die Befugnisse
    de belofte → das Versprechen
    troonsafstand doen → abdanken
    de bubbel → die Blase
    de strekkingdie → Tendenz, der Inhalt
    pas → erst
    toetsen → testen
    de kwestie → die Frage

  • 2025-02

  • 27.02.2025 | read article

    de kous op de kop krijgen → sich eine Abfuhr holen
    meezitten → klappen, günstig/planmäßig verlaufen
    nul op het rekest krijgen → abschlägig beschieden werden
    de zegswijze → die Redensart
    vrijwel → nahezu, so gut wie
    kwijtraken → verlieren
    blootshoofds → barhäuptig
    onfortuinlijk → glücklos, unglücklich
    de dwaasheid → die Torheit
    berooid → arm, mittellos
    de mouw → der Ärmel
    zich uitsloven → sich abrackern
    de Zeeuw → der Bewohner der niederländischen Provinz Zeeland
    kennelijk → offensichtlich
    de takel → das Takel, die Takelage, das Takelwerk
    de bout → der Bolzen

  • 27.02.2025 | read article

    de graveur → der Radierer
    zich oprichten → sich aufrichten, sich erheben
    de kuststrook → der Küstenstreifen
    de manen → die Mähne
    de bek → das Maul
    de navolging → die Nachahmung
    de verwijzing → der Hinweis
    tijdelijk → vorübergehend
    de muil → das Maul
    de staart → der Schwanz

  • 19.02.2025 | read article

    de overdracht → die Übergabe
    onmisbaar → unersetzlich
    Schots → schottisch
    druk zijn met iets → mit etwas (voll) beschäftigt sein
    de bel → die Klingel
    oudheden → antike Gegenstände

  • 19.02.2025 | read article

    iets op zijn plaats zetten → etwas an seinen Platz stellen
    de uitkomst → die Lösung, Rettung, der Ausweg
    baat hebben bij iets → Nutzen von etwas haben
    Indiaas → indisch
    mensonterend → die Menschenwürde verletzend
    verslaafd raken → süchtig werden
    vooraanstaand → prominent
    de aanjager → der Antreiber
    fileren → verreißen
    onstuitbaar → unaufhaltsam
    een kip met gouden eieren → eine Henne, die goldene Eier legt
    het nageslacht → die Nachkommen(schaft)
    de papaver → der Mohn
    het gemiddelde → der Durchschnitt
    de doorwerking → die Auswirkung
    aanzienlijk → beträchtlich
    teisteren → heimsuchen
    het beleid → die Politik
    de uitputting → die Erschöpfung
    uitvaardigen → erlassen
    uitroeien → ausrotten
    de teelt → der Anbau
    onmisbaar → unentbehrlich
    de brandstichter → der Brandstifter
    de nootmuskaat → die Muskatnuss
    de ziekteverwekker → der Krankheitserreger

  • 19.02.2025 | read article

    missen → vermissen
    beslissen → entscheiden
    letterlijk → buchstäblich
    zich uitlaten → sich äußern
    het zelfstandig naamwoord → das Substantiv

  • 17.02.2025 | read article

    ontslaan → entlassen, kündigen
    in zwaar weer zijn → in Schwierigkeiten sein (in NL)
    schrappen → streichen
    snijden → kürzen
    de bezuiniging → die Einsparung
    krap bij kas zitten → knapp bei Kasse sein
    het wetsvoorstel → der Gesetzentwurf
    wrang → bitter, herb, schmerzlich
    dat hakt erin → das geht ins Geld, das reißt ein tiefes Loch in den Beutel
    eruit liggen → nicht mehr dazu gehören
    keihard → sehr hart
    inzetten op iets → sich konzentrieren auf etwas
    iemand de deur wijzen → jemanden vor die Tür setzen
    het kind met het badwater weggooien → das Kind mit dem Bade ausschütten

  • 17.02.2025 | read article

    aan zet zijn → am Zug sein
    een poging doen → einen Versuch unternehmen
    afstappen van iets → verzichten auf etwas, fallen lassen
    federaal → national (in B)
    de vacature → die freie Stelle
    achterhaald → überholt
    aan iets afbreuk doen → etwas beeinträchtigen
    de / het vereiste → das Erfordernis
    cruciaal → ausschlaggebend, entscheidend

  • 12.02.2025 | read article

    kortstondig → kurz, von kurzer Dauer
    bruut → brutal
    geducht → gefürchtet
    bij herhaling → wiederholt
    het mag geen naam hebben → es ist nicht der Rede wert
    het voortouw nemen → die Initiative ergreifen
    als vanouds → wie eh und je
    de kruidnagel → die (Gewürz)Nelke
    er komt schot in de zaak → es geht vorwärts
    zich hard maken voor iets → sich einsetzen für etwas
    de grootaandeelhouder → der Großaktionär
    onder het mom → unter dem Vorwand, dem Deckmantel
    de huurling → der Söldner
    meedogenloos → rücksichtslos, schonungslos
    de / het rubber → der Kautschuk
    de wanbetaler → der schlechte / säumige Zahler
    overeind houden → auf den Beinen halten
    de bemoeizucht → die Neigung​, sich (in alles) einzumischen
    de aanjager → der Antreiber
    onschendbaar → immun
    verschroeide aarde → verbrannte Erde
    de zendeling → der Missionar (protestantisch)

  • 11.02.2025 | read article

    de mof → Schimpfwort für Deutsche, ± Teutone
    de verbouwing → der Umbau
    de vondst → der Fund
    het plafond → die Decke
    vakkundig → fachmännisch
    vervaardigen → anfertigen, herstellen
    toelichten → erläutern

  • 11.02.2025 | read article

    iemand neerzetten als → jemanden darstellen / schildern als
    het struikelblok → das Hindernis
    in duigen vallen → in die Brüche gehen, sich zerschlagen
    op rolletjes lopen → wie geschmiert laufen
    alluderen → anspielen (auf)
    aan de kant zetten → beiseite schieben
    vernederend → erniedrigend
    de mislukking → der Misserfolg, das Scheitern
    de RAI (rijwiel- en automobielindustrie) → ± Fahrrad- und Automobilindustrie
    de kerstborrel → der Weihnachtsumtrunk (in NL)
    keihard werken → sehr hart/eifrig arbeiten
    de stage → das Praktikum
    de / het lef → die Traute, der Mut

Nothing found!

[ Show complete list (very long) ]