Mooi meegenomen!
Dutch-German translations based on recent articles from the Dutch speaking news.
All translations are part of our online dictionary as well.
NEW: We have opened an account on Quizlet that will help you to learn the vocabulary presented here.
29.11.2025 | read article
Congopanorama herrijst na 90 jaar om koloniale propaganda door te prikken
| herrijzen | → | wieder erstehen | |
| doorprikken | → | entkräften | |
| Panorama Mesdag | → | https://panorama-mesdag.nl/de/ | |
| achter de schermen | → | hinter den Kulissen | |
| de schets | → | der Entwurf | |
| de rots | → | der Fels | |
| opgezet | → | ausgestopft | |
| een kijkje nemen | → | sich umsehen | |
| hardop | → | laut | |
| tegenspreken | → | widersprechen |
Archive of articles
27.11.2025 | read article
hoogoplopend → eskalierend, sich zuspitzend
een kwestie van tijd → eine Frage der Zeit
de pieterknecht → Knecht Ruprecht
appeltjes van Oranje → Orangen
de dominee → der Pfarrer, Pastor (protestantisch)
het sprookje → das Märchen
de pakjesavond → die Bescherung am Nikolausabend (5. Dezember) in den Niederlanden
de gedaante → die Gestalt
de stoomboot → der Dampfer
zonder slag of stoot → widerstandslos
de liefdadigheid → die Wohltätigkeit
sober → einfach, schlicht
luguber → gruselig
stuiten op → stoßen auf
zich ontfermen over iemand / iets → sich einer Person / Sache erbarmen / annehmen
opvoedkundig → pädagogisch
de roe → die Rute
iemand iets op de mouw spelden → jemandem einen Bären aufbinden
het smeermiddel → das Schmiermittel27.11.2025 | read article
uiteraard → selbstverständlich
het wapen → das Wappen
vrijwel alle → so gut wie alle
in ruil → im Tausch
de aandeelhouder → der Aktionär
het bewind → die Regierung, das Regime
de driemaster → der Dreimaster
desalniettemin → trotzdem
de dwarsbalk → der Querbalken
het bankbiljet → der Geldschein, die Banknote
de ruit → das Quadrat24.11.2025 | read article
de pilot → das Pilotprojekt
toestaan → erlauben
buitenshuis → außer Haus(e), auswärts
de kachel → der Ofen
de trui → der Pullover
de uitdaging → die Herausforderung
kamperen → zelten
geslaagd → gelungen
ervaring opdoen → Erfahrung machen
de koelkast → der Kühlschrank
de buurman → der Nachbar24.11.2025 | read article
grillig → grillenhaft, launenhaft
de bloembol → die Blumenzwiebel
de trekpleister → die Sehenswürdigkeit, die Attraktion
sprookjesachtig → märchenhaft
wankelen → wanken
droogjes → trocken
rap → schnell
het grachtenpand → das Grachtenhaus
verzwakken → schwächen
de honkbal → der Baseball
het knaagdier → das Nagetier
tergend → quälend
de zaailing → der Sämling
onvolgroeid → unausgewachsen23.11.2025 | read article
het paneel → die Tafel
verwijderen → entfernen
BNNVARA → https://de.wikipedia.org/wiki/BNNVARA
de Marachaussee → der niederländische Grenzschutz
de beheerder → der Verwalter
de hooibaal → der Heuballen
de parachutist → der Fallschirmspringer23.11.2025 | read article
wegrukken → fortreißen
de klasgenoot → der Klassenkamerad, die Klassenkameradin
het enkeltje → die einfache Fahrt / Fahrkarte (in NL)
zorgelijk → besorgniserregend
de inhaalslag → die Aufholjagd
het Sranantongo → die Umgangs- und Verkehrssprache in Suriname
de brasa → die Umarmung (in SR)
de roti → das Roti (https://de.wikipedia.org/wiki/Roti_(Imbiss))
pom → https://nl.wikipedia.org/wiki/Pom_(gerecht)
het schoolschrift → das Schulheft19.11.2025 | read article
het kiekje → der Schnappschuss
het eponiem → das Eponym
dukdalf → die Duckdalbe (Duc d’Albe [de hertog van Alva])
landelijk → national
in het huwelijksbootje stappen → in den Ehehafen einlaufen
de slager → der Metzger
de sigarenboer → der Tabakhändler
bruisend → lebhaft, pulsierend
de corpsbal (het balletje) → der Burschenschaftler
het dispuut → der Debattierklub einer Studentenverbindung
de driepoot → das dreibeinige Stativ15.11.2025 | read article
Sinterklaas → der Nikolaus
de Piet → der Gehilfe des Nikolaus
ondanks → trotz
de goedheiligman → andere Bezeichnung für Sinterklaas (Sankt Nikolaus)
lukken → gelingen
stuk → kaputt
de pakjesboot → das Nikolausboot (mit Geschenken)
iets afgelasten → etwas absagen / abblasen
de dorpeling → der Dorfbewohner
het snoepgoed → die Süßigkeiten15.11.2025 | read article
bevestigen → bestätigen
strak → eng (anliegend)
de zwembroek → die Badehose
met zijn allen → (alle) zusammen
doorgaans → in der Regel
aanscherpen → verschärfen
een zware dobber → ein harter Brocken
alle beetjes helpen → Kleinvieh macht auch Mist
baat hebben bij iets → Nutzen von etwas haben
gebaat zijn bij iets → geholfen werden mit etwas
de respondent → der / die Befragte
het kerstnummer → die Weihnachtsnummer13.11.2025 | read article
te over → im Überfluss
parten spelen → hindern, in Schwierigkeiten bringen
de kwast → der pinsel
de dankbetuiging → die Dankesbezeigung
lichtgeraakt → reizbar, leicht gekränkt, leicht pikiert
iemand te kijk zetten → jemanden zur Schau stellen / bloßstellen
de strekking → der Tenor
uit het bed lichten → aus dem Schlaf holen, wecken13.11.2025 | read article
de Watersnoodramp → die Flutkatastrophe (https://nl.wikipedia.org/wiki/Watersnood_van_1953)
lenigen → lindern, mildern
ter plekke → an Ort und Stelle, vor Ort
de twee-onder-een-kapwoning → das Doppelhaus
degelijk → gediegen
van alle gemakken voorzien → allen Komfort haben
dat is wennen → das ist gewöhnungsbedürftig
de teil → die Wanne
belemmeren → hindern
de tand des tijds → der Zahn der Zeit
de buitengevel → die Außenfassade
de vergunning → die Genehmigung12.11.2025 | read article
ten grondslag liggen → zugrunde liegen
naar voren komen (uit) → hervorgehen (aus)
doelbewust → gezielt, zielbewusst
verhalend → erzählend
de onderduik → die Zeit des Untergetaucht-Seins
voltooien → fertig stellen
recht doen aan iets → einer Sache gerecht werden
verzachten → mildern
aanzetten → akzentuieren
haatdragend → hasserfüllt
de beperking → die Einschränkung
de bevinding → der Befund, die Erkenntnis12.11.2025 | read article
inruilen → umtauschen, eintauschen
brallerig → großsprecherisch, großkotzig
de spijt → das Bedauern
uitbundig → ausgelassen12.11.2025 | read article
terechtkomen → landen
het proefschrift → die Doktorarbeit, die Dissertation
vrijwel → nahezu, so gut wie
rampzalig → katastrophal
uiteindelijk → letztendlich
ophouden → aufhören
het halen → es schaffen
alles op alles zetten → alles dran setzen
naoorlogs → Nachkriegs-
onmisbaar → unentbehrlich
ter plaatse → vorort11.11.2025 | read article
de treinwagon → der Eisenbahnwagen
de maarschalk → der Marschall
de voorwaarden → die Bedingungen
rekken → in die Länge ziehen
bikkelhard → knallhart, schonungslos
het siert hem → das ehrt ihn
overtikken → abtippen
de klaroen → der Zink
het staakt-het-vuren → die Waffenruhe
een poos → eine Weile
de onderzeeër → das U-Boot
staken → einstellen10.11.2025 | read article
het paneel → die Tafel
de beheerder → der Verwalter
eeuwigdurend → immerwährend
de bruikleen → die Leihgabe
aan bod komen → behandelt werden, zur Sprache kommen
volstaan → genügen
onfatsoenlijk → unanständig
verontwaardigd → empört
hartstikke → ganz, total (in NL)
iets/iem. op een zijspoor zetten → etwas/jemanden auf das Abstellgleis schieben07.11.2025 | read article
de ontbossing → die Entwaldung
(ook) al → (auch) wenn
van wal steken → loslegen
wijten aan iets → auf etwas zurückführen
heus → echt
dat liegt er niet om → das hat sich gewaschen, das ist kein Pappenstiel, das ist nicht ohne
rechtstreeks → direkt, unmittelbar
duurzaam → nachhaltig
oogsten → ernten
eraan moeten geloven → dran glauben müssen
in werking treden → in Kraft treten
doorgaans → in der Regel
rondkomen → auskommen, über die Runden kommen
de uitputting → die Erschöpfung
uitstellen → verschieben, aufschieben04.11.2025 | read article
de vertraging → die Verzögerung
het pondje → das Pfund
voldoen aan iets → etwas entsprechen, erfüllen
middels → durch, mittels
de sjerp → die Schärpe
iemand benaderen → an jemanden herantreten
de middelbare school → die weiterführende Schule
Sneeuwwitje → Schneewittchen
de stagiair → der Praktikant, die Praktikantin04.11.2025 | read article
aanmoedigen → ermutigen
uitvinden → erfinden
de veiligheid → die Sicherheit
opeisen → beanspruchen, einfordern
ludiek → spielerisch, originell
de tegenhanger → das Pendant, das Gegenstück
de aanjager → der Antreiber01.11.2025 | read article
de BES-eilanden → https://www.denederlandsegrondwet.nl/id/vimch046nrdp/bes_eilanden
de gezaghebber → der gesetzliche Vertreter auf den Inseln Bonaire, Sint-Eustatius und Saba
de kiezer → der Wähler
de stemgerechtigde → der Wahlberechtigte
stemmen → wählen
de / het animo → die Lust, die Motivation
moeite doen → sich Mühe geben
de stembus → die Wahlurne01.11.2025 | read article
het kerkhof → der Friedhof
de laatste loodjes verzetten → in der Endphase der Arbeit sein
last hebben van iets → durch etwas gehindert werden
stilaan → allmählich, langsam
van oudsher → von alters her, von jeher
aan het roer staan → am Ruder stehen, am Ruder sein
fier zijn op iets → auf etwas stolz sein (in B)
de mijlpaal → der Meilenstein
de kaap → der Meilenstein, Markstein (in B)
de duif → die Taube31.10.2025 | read article
het ANP (Algemeen Nederlands Persbureau) → niederländische Nachrichtenagentur
de verkenner → der Vermittler
aan de slag gaan → sich an die Arbeit machen
de uitslag → das Ergebnis
nek aan nek → Kopf-an-Kopf
stuivertje-wisselen met iemand → einander ablösen29.10.2025 | read article
aanwakkeren → anfachen
als een pletwals over iets heen gaan → wie eine Dampfwalze über etwas hinwegrollen
onvoorwaardelijk → bedingungslos
beslechten → schlichten
sneuvelen → fallen
iets oogluikend toestaan → bei etwas ein Auge zudrücken
het vermaak → das Vergnügen
de zelfredzaamheid → die Fähigkeit zur Selbsthilfe
zijn tol eisen → seinen Tribut fordern
een order uitvaardigen → einen Befehl erlassen
iets nieuw leven inblazen → etwas neu beleben
van toepassing zijn → anwendbar sein, zutreffen
te beurt vallen → zuteil werden
het beroepskader → der Berufskader
geen betoog behoeven → keiner (weiteren) Erörterung bedürfen
achter de rug zijn → vorbei sein
frauderen → betrügen
in het verschiet → in Aussicht
uitklaren → klären (in B)
slagen voor iets → etwas bestehen
door de mand vallen → erwischt / entlarvt werden
iets gaat aan zijn neus voorbij → etwas nicht erhalten
volstaan → genügen
de lotgenoot → der Schicksalsgenosse, Leidensgenosse
afgunstig → missgünstig, neidisch
de binnenkoer → der Innenhof (in B)
zachtaardig → sanft, sanftmütig
tot zijn spijt → zu seinem Leidwesen / Bedauern
de prikkeldraad → der Stacheldraht
slagen in iets → mit etwas Erfolg haben, etwas schaffen
zinnetjes → Sätze
nors → unwirsch, barsch
gunstig gezind → wohlgesinnt
iets eruit flappen → mit etwas herausplatzen
iemand een handje helpen → jemandem helfen / unter die Arme greifen
ten behoeve (van) → zugunsten, zwecks
notoir → notorisch
de gegoede kringen → die besser gestellten Kreise29.10.2025 | read article
kruipen → kriechen
de legertent → das Armeezelt
de uitleg → die Erklärung
nep → falsch
afknellen → abklemmen
na afloop → nach dem Ende, anschließend
ter plaatse → an Ort und Stelle
de uitdaging → die Herausforderung29.10.2025 | read article
de heropleving → das Wiederaufleben
onlosmakelijk → unverbrüchlich
het ambacht → das Handwerk
uiteenlopend → unterschiedlich
de gozer → der Typ
tof → toll, spitze
de besnijdenis → die Beschneidung
de augurk → die Gurke
de banvloek → der Bannfluch
de weldoener → der Wohltäter
naam maken → sich einen Namen machen
de voorvechter → der Verfechter, Vorkämpfer
ongeacht → ± trotz, ungeachtet
de geaardheid → die Veranlagung27.10.2025 | read article
het startschot → der Startschuss
een stukje gebak → ein Stück Torte
ondanks → trotz
regenachtig → regnerisch
het WTC → das World Trade Center Amsterdam
de vastgoedondernemer → der Immobilienunternehmer
het huwelijk → die Eheschließung
de hardloopwedstrijd → der Wettlauf23.10.2025 | read article
de kak → die Kacke, der Kot
de portefeuille → die Brieftasche
de uitwerpselen → der Kot, die Ausscheidungen
de stront → die Scheiße, Kacke
de meststof → der Dünger
het leer → das Leder
soepel → geschmeidig
de beer → die Jauche, die Fäkalien
de leerlooier → der Gerber
de afkeer → der Abscheu
belasten → besteuern
de kerkvloer → der Boden, Fußboden
de plavuis → die Fliese, die Steinplatte20.10.2025 | read article
de gratie → die Begnadigung
het kamp → das Lager
met het grootste gemak → mit spielender Leichtigkeit
iemand iets wijsmaken → jemandem etwas weismachen
gepaard gaan met iets → einhergehen mit etwas
de spijtbetuiging → die Bekundung des Bedauerns
gebeuren → geschehen, passieren, stattfinden
al dan niet → ± ja oder nein
de trekker overhalen → den Abzug spannen
hachelijk → heikel, misslich, prekär
de beroering → die Aufregung
horen → sich gehören
aantasten → beschädigen
de hardvochtigheid → die Hartherzigkeit
de tralies → das Gitter
iemand wegzetten als → jemanden hinstellen wie
wissen → löschen
vergoelijken → beschönigen19.10.2025 | read article
uitstrooien → ausstreuen
aankijken tegen iets → zu etwas eine Meinung haben
het mag niet → es ist nicht erlaubt
de hond uitlaten → den Hund ausführen, mit dem Hund Gassi gehen
2025-11
2025-10
[ Show complete list (very long) ]