Structuur en geschiedenis van het Nederlands Een inleiding tot de taalkunde van het Nederlands

Het Nederlands en de Nederlanders in de wereld: Azië


In Oost- en Zuidoostazië speelt het Nederlands tegenwoordig geen rol van betekenis meer. Van de eeuwenlange presentie van de handelsmacht en koloniale mogendheid Nederland in India, op Ceylon, op Formosa, in Japan en het huidige Indonesië getuigen vandaag vooral Nederlandse toponiemen en aan het Nederlands ontleende woorden en uitdrukkingen. Een straat in de Ceylonse plaats Galle heet bijvoorbeeld ‘Leynbaanstreet’, het Japanse woord voor ‘pomp’ is ‘ponpu’ en het woord voor ‘sleutel’ in het Bahasa Indonesia is ‘sletel’.

In het huidige Indonesië duurde de Nederlandse aanwezigheid het langst. Na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 werd echter het Bahasa Indonesia (een vorm van het Maleis) tot officiële taal van het land verklaard. Ten opzichte van het Nederlands werd een restrictief beleid gevoerd. Vandaag wordt het Nederlands alleen nog maar door een kleine groep uit de voormalige inheemse elite gesproken. Daarnaast heeft het nog een functie als ‘bronnentaal’ omdat wetboeken en historische documenten alleen in het Nederlands toegankelijk zijn.

De VOC

Nederlands schip, circa 1792
www.Swaen.com (CC BY-SA 3.0)

De VOC, de Verenigde Oostindische Compagnie (gesticht in 1602) concurreerde in het begin van de zeventiende eeuw met de Portugezen en de Engelsen om de handelsposten in Oost- en Zuidoost-Azië. De Nederlanders vestigden zich onder andere langs de kust van India, op Ceylon, op het eiland Formosa (het huidige Taiwan), op Deshima, een kunstmatig eiland voor de kust van Japan en in de Indonesische archipel.

'Batavia' vandaag: Jakarta
Foto: greenboxhouse (CC BY-NC 2.0)

Met hun in 1641 op Deshima gestichte handelspost waren de Nederlanders twee eeuwen lang de enige westerlingen die met Japan handel mochten drijven. Het contact van Japan met de westerse cultuur en wetenschap verliep in die tijd uitsluitend via de Nederlandse handelspartners. Hiervan getuigen enkele Nederlandse leenwoorden in het Japans voor medische en technische voorwerpen zoals ponpu (pomp), ransetto (lancet), renzu (lens) en porudaa (polder).

Op Ceylon onderhield de VOC tussen 1656 en 1796 nederzettingen. Ook hier getuigen leenwoorden van het Nederlandse verleden: de Singaleze woorden tarappe (trap), bakki (bakje), sukiri (suiker) en kèrekôppu (kerkhof) zijn ontleningen uit het Nederlands.

Bekend staat Nederland vooral voor zijn presentie in het gebied van het huidige Indonesië. Jan Pieterszoon Coen stichtte in 1619 Batavia (het huidige Jakarta) op het eiland Java als centrum voor de handel van de VOC in de Oost. In de begintijd stond de handel in specerijen (kruidnagel en muskaatnoot) op de Molukken centraal, vanaf de achttiende eeuw legden zich de Nederlanders toe op het aanleggen van koffieplantages. In de loop van de zeventiende en achttiende eeuw breidde de VOC haar machtsgebied uit door militaire acties en door allianties met inheemse vorsten.

Nederlands-Indië

De roman Max Havelaar
van Multatuli
Inconnu (1.0)

Kaart van Indonesië
Kaart: Geoethno (1.0)

Toen in 1799 de Verenigde Oostindische Compagnie failliet ging, nam de Nederlandse staat haar Oostindische bezittingen over en breidde deze door nieuwe veroveringen (grote delen van Sumatra, delen van Borneo, en later ook Bali) uit. Toch bleef Nederlands-Indië een onsamenhangend gebied zonder duidelijk centraal bestuur. Het was geen stukje Nederlands grond- en cultuurgebied maar veeleer een verzameling van handelsposten, plantages en militaire posten. Men was er vooral op uit door de handel en de exploitatie van grondstoffen zo veel mogelijk winst te maken. Pas vanaf het begin van de twintigste eeuw zette Nederland zich in om een onderwijs- en gezondheidssysteem op te bouwen en de infrastructuur op en tussen de eilanden te verbeteren.

Al met al waren de voorwaarden voor een verspreiding van de Nederlandse taal en cultuur uitermate slecht - en door de koloniale overheid ook niet uitdrukkelijk gewenst. De beheersing van het Nederlands moest een voorrecht van de blanke bevolking (en een kleine inheemse elite) blijven om een emancipatie van de massa’s Javanen, Soendanezen, Balinezen etc. te voorkomen. Pas in de twintigste eeuw groeide het percentage Nederlandssprekenden in Nederlands-Indië van circa 5.000 in 1900 naar ongeveer 860.000 in 1942. Een belangrijke voorwaarde daarvoor was dat een groter aantal inheemse kinderen tot onderwijs in de Nederlandse taal werden toegelaten. Al met al bleef de groep Nederlandssprekenden bij een totale bevolking van 70 miljoen een duidelijke minderheid.


Petjoh

Petjoh-teksten voorgelezen op de site van Tsjabé Rawit

Biograaf Wim Willems
over Tjalie Robinson die
ook in het Petjoh schreef
KARL RAN (1.0)

In de loop van de negentiende eeuw leidde de talige en maatschappelijke situatie in Nederlands-Indië tot het ontstaan van het zogenaamde Petjoh. Het werd voornamelijk door kinderen uit gemengde gezinnen/verbindingen gesproken die van hun Aziatische moeders Maleis (of een andere in Nederlands-Indië gebruikte taal) hadden geleerd en door hun Europese vaders of door het onderwijs over een beperkte kennis van het Nederlands beschikten. Het werd vooral door kinderen (en zoals vaak wordt beweerd vooral door jongens) gebruikt bij het spelen op straat. Petjoh was in eerste instantie een groepstaal die uitdrukking gaf aan de gemengde identiteit van deze Indoeuropese kinderen.

Kenmerkend waren een voor een groot deel Nederlandse woordenschat, ingepast in een Javaans of Maleis fonologisch systeem en een Javaanse grammatica. In het volgende voorbeeld uit het Javaanse Petjoh (ook Javindo genoemd) wordt het Nederlandse woord 'maken' in een causatieve constructie gebruikt:

Petjoh: taq makenké
Nederlands: ik zal ervoor zorgen dat ze gemaakt zijn/worden'

Na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 verdween het Petjoh uit het talige landschap van Indonesië. In Nederland werd het tot in de jaren zeventig door Indo's gesproken; Tjalie Robinson hield zijn taal in de jaren zeventig in het boek Ik en Bentiet vast.


Het Nederlands in Indonesië vandaag

Radio-uitzending (27-4-2009)
in het Bahasa Indonesia
(als mp3) op Radio Australia.

De officiële taal van Indonesië werd het Bahasa Indonesia, een vorm van het Maleis (hoewel de Indonesische elite en ook de eerste president van Indonesië, Sukarno, zich veel van het Nederlands bedienden). Ten opzichte van het Nederlands voerde men een restrictief beleid. Vandaag wordt het Nederlands alleen nog door een kleine groep uit de voormalige inheemse elite gesproken. Daarnaast heeft het nog een functie als 'bronnentaal' omdat wetboeken en historische documenten alleen in het Nederlands toegankelijk zijn. In totaal bieden vier universiteiten in Indonesië het Nederlands aan als vak: in Jakarta, Makassar, Semarang en Yogyakarta.


Nederlands-Indië in Nederland


Tong Tong Fair (voorheen Pasar
Malam Besar) in Den Haag, groot
jaarlijks festival van de
Indische (Euraziatische) cultuur
Foto: Nederlands UITburo (CC BY-NC-SA 2.0)

Het Indische verleden is in Nederland tot de dag van vandaag duidelijk aanwezig. Na de oorlog verlieten veel Nederlanders Indonesië en keerden naar het voor hun vreemde Nederland 'terug'. Ook grote groepen Indo's vestigden zich in Nederland. Toen de in 1950 geproclameerde Vrije Republiek der Zuid-Molukken door Indonesië bezet werd vluchtten Molukkers in grote getalen naar Nederland. De overdracht van West-Papua (vandaag de provincie Irian Jaya), het laatste stukje Nederlandse kolonie in de Oost, had in 1964 de vlucht van een kleine groep Papua's naar Nederland tot gevolg.

Het Indische Nederlands kan als eigen etnische variant in Nederland worden beschouwd en ook de doorsnee Nederlander heeft tenminste Indische eetgewoontes en de bijbehorende woorden overgenomen: bami, nasi, sambal, kroepoek etc.


Voor een eerste kennismaking met verschillende soorten van 'overzees Nederlands' zie hoofdstukken 14 en 15 in De Vries (1994). De taalpolitieke ontwikkeling en actuele situatie in de (voormalige) Nederlandse koloniale gebieden wordt nader belicht in Groeneboer (1997). Specifiek over de geschiedenis van het Nederlands in Nederlands-Indië gaat Groeneboer (1998). Voor een uitputtende analyse van de geschiedenis van de VOC raadpleeg Gaastra (1991).
Het Petjoh wordt behandeld in De Gruiter (1990, 1994) en Van Rheeden (1994).
Over het Indische Nederlands zie Van der Sijs (2005). Via internet zijn radiodocumentaires raadpleegbaar van de VPRO over de geschiedenis van de VOC.