Structuur en geschiedenis van het Nederlands Een inleiding tot de taalkunde van het Nederlands

Ik en Bentiet

Het volgende fragment is afkomstig uit het boek 'Ik en Bentiet' van de schrijver Tsjalie Robinson (pseudoniem van Jan Boon, 1911 -1974) die het Petjoh, de taal van zijn jeugd, in zijn verhalen heeft verwerkt. De verteller van het verhaal irriteert zijn vriend Bentiet door zijn naam uit te spreken als 'ntiet'. Bentiet heet eigenlijk Sylvester; zijn vader heeft zijn naam toen hij hem opgaf bij de burgerlijke stand echter verbasterd tot 'Zilverster'. Uiteindelijk leggen de jongens hun ruzie bij door samen te gaan zwemmen.

Op een dah in de vakantie ik ontmoet Si Bentiet.

Ik seht: ‘Hallo ‘ntiet!’

Hij seh: ‘Hallo ‘noet!’

Ik seht: ‘Waaah. Niet so Bentiet. Boeni-nja koerang pantes deze!’

Hij seh:’En dan! Jij seh ‘ntiet. Boeni-nja ook vies, seh!’

Ik seht: ‘Loh! Maar als sehhen Bentiet, die-tabok door jou!’

Hij seh: ‘natierlijk. Jij weet toh mijn naam Sylvester!’

Ik seht: ‘Wie laat jou! Boekennaam seh. Koesoet!’

Hij seh: ‘Soedah deh, ampoen! Je dèng ik kiesen self deze naam. Als ik, ik kiesen Harry of Eddy of William. Waddoeh, djempol seh! Wattemeer mijn fader hij fer his sèh, bij Burhelijk Stant. Uitspraak-nja ferkeer. Apa lagi srijfer-nja dogol die fèn. Hij srijf Silverstèr. Ferlehen ik ‘kan? Soedah laat maar Bentiet-maar! Ouwe mensen broert sèh. Als kiesen naam, altijt njang de ferkeerde. Sij snap nul!’

Bentiet keek zeer zwaarmoedig en ik was werkelijk begaan met zijn lot. Het zal je gebeuren Zilverster gedoopt te worden. Apa lagi als je zo zwart bent als Bentiet. Djocjaas zilverwerk deze. Met veel zwart. Maar als een goed vriend probeerde ik hem op te kikkeren: ‘Jij haat naar waar, Tiet?’

Hij seh: ‘Ik haat baaien.’

Ik seht: ‘Waar deze.’

Hij seh: ‘Bij de slijs.’

Ik seht: ‘Jóh!’

En toen hardlopen. En toen niet meer praten. En toen lekker baaien. En toen al.

Si = een lidwoord dat voor eigennamen staat

Boeni-nja koerang pantes = de uitspraak ervan deugt niet (letterlijk ‘klank ervan minder netjes’)

die-tabok = geslagen worden

koesoet = ingewikkeld

soedah = laat maar

ampoen = vergeef me

Loh / waddoeh: uitroepen

djempol = heel goed (letterlijk: duim)

Apa lagi = wat meer is

dogol = stom

kan = nietwaar? (van ‘bukan’)

njang (van yang): heeft geen betekenis, maar staat zoals een lidwoord vaak voor een zelfstandig naamwoord

baaien = zwemmen, baden

slijs = sluis