Structuur en geschiedenis van het Nederlands Een inleiding tot de taalkunde van het Nederlands

De medeklinkers van het Nederlands

Het foneemsysteem van het Nederlands beschikt over 19 consonanten. Deze kunnen worden onderverdeeld op basis van de manier waarop ze gearticuleerd worden, de plaats van articulatie en de stemgeving.

Opvallend m.b.t. de consonantinventaris van het Nederlands is dat het geen stemhebbende tegenhanger kent van de [k] zoals het Duits die heeft in een woord als gut [gu:t]. Als 'typisch Nederlands' worden het foneem [x] en het stemhebbende pendant [ɣ] ervaren die ook aan het begin van een woord kunnen voorkomen: chaos [xɑ:ɔs] en geven [ɣe:və]. Recente trends m.b.t Nederlandse medeklinkers zijn een verstemlozing van de fricatieven z, v en ɣ en een nieuw r-allofoon: de Gooise r.

In het hoofdstuk over 'Fonologie en fonetiek' werden al enkele fonemen van het Nederlands genoemd: de /r/ of de /u/ bijvoorbeeld. Zij maken deel uit van het Nederlandse foneemsysteem dat in totaal circa 35 fonemen, d.w.z. betekenisonderscheidende klanken bevat.

Een belangrijk instrument van fonetiek en fonologie is het fonetisch schrift. Het IPA (International Phonetic Alphabet) is sinds meer dan honderd jaar de internationale standaard, ook al zijn er in verschillende landen licht afwijkende transcriptiesystemen in gebruik.

De belangrijkste onderverdeling van een foneemsysteem is die in klinkers (vocalen) en medeklinkers (consonanten). Vanuit fonetisch oogpunt onderscheiden zich klinkers van medeklinkers daardoor dat bij hun vorming de luchtstroom vanuit de longen ongehinderd langs de stembanden naar buiten kan stromen. Medeklinkers worden gevormd door een vernauwing van die luchtstroom.

Zie het hoofdstuk over
syllabes

Voor fonologen is daarnaast van belang dat klinkers en medeklinkers een telkens andere functie vervullen binnen de syllabestructuur van het Nederlands: het rijm van een Nederlandse syllabe moet bijvoorbeeld altijd een klinker bevatten. Consonanten kunnen in syllabes optreden als clusters samen met andere consonanten. Welke consonanten samen met welke andere in een bepaalde volgorde kunnen voorkomen, daar zijn in het Nederlands specifieke regels voor.

Onderverdeling medeklinkers

ObstruentenSonoranten
PlosievenFricatievenNasalenLiquidaeGlijklanken
Labiaal/p/ /b//f/ /v//m/ /w/
Dentaal/Alveolair/t/ /d//s/ /z//n//l/ /r/ ([r])
Palataal /ʃ//ɲ/ /j/
Velair/Uvulair/k//x/ /ɣ//ŋ//r/ ([ʀ])
Glottaal /h/

Manier van articulatie

Medeklinkers kunnen verder worden onderverdeeld op basis van de manier waarop ze gearticuleerd worden, d.w.z., de manier waarop of de mate waarin de vernauwing van de luchtstroom plaatsvindt.

De plosieven
/p/ de pan [pɑn] Jaap [ja:p]
/b/ beter [be:tər] de tabel [tɑbɛl]
/t/ tof [tɔf] het bed [bɛt]
/d/ diep [di:p] de bedden [bɛdə(n)]
/k/ kat [kɑt] beker [be:kər]

Plosieven of plofklanken worden geproduceerd door de luchtstroom helemaal af te sluiten en door de lucht vervolgens in één keer te laten ontsnappen. Het Nederlands kent /p/, /b/, /t/, /d/ en /k/. Daarnaast komt in sommige leenwoorden de plosief /g/ voor, zoals in het woord goal.

De fricatieven
/x/ chaos [xa:ɔs] de dag [dɑx]
/ɣ/ geven [ ɣe:və(n)] mogen [mo:ɣə(n)]
/f/ het feest [fe:st] af [ɑf]
/v/ even [e:və(n)] de veerboot [ve:rbo:t]
/s/ de was [wɑs] de kast [kɑst]
/z/ zoet [zut] de lezer [le:zər]
/ʃ/ de sjaal [ʃa:l] sjouwen [ʃɑuwə(n)]
/h/ de haast [ha:st] gehoopt [ɣəho:pt]

Bij fricatieven of wrijfklanken wordt de lucht door een bijna volledige vernauwing geperst zodat er een 'wrijvend' geluid ontstaat. Het Nederlands heeft de fricatieven /s/, /z/, /f/, /v/, /x/, /ɣ/, /h/ en /ʃ/. In enkele Franse leenwoorden komt bovendien de klank /ʒ/ voor, de stemhebbende variant van /ʃ/, zoals in het woord rouge [ru:ʒ].

De nasalen
/m/ de maan [ma:n] de emmer [ɛmər]
/n/ het nut [nɶt] de aandacht [a:ndɑxt]
/ŋ/ lang [lɑŋ] vangen [vɑŋə(n)]
/ɲ/ de ranja [rɑɲɑ] oranje [ɔrɑɲə]

Nasalen of neusklanken worden gevormd door de lucht (alleen) door de neus te laten ontsnappen. Vaak voorkomende nasalen zijn de /m/ en de /n/, daarnaast is er nog de /ŋ/ die echter alleen aan het einde van een woord of morfeem kan voorkomen zoals in het woord ring. De /ɲ/ komt voor in woorden als oranje of ranja.

De liquidae
/l/ de liefde [li:fdə] halen [ha:lə(n)]
/r/ het rijm [rɛim] de buren [by:rə(n)]

Liquidae of vloeiklanken worden geproduceerd door de lucht via de zijkanten van de tong te laten ontwijken. In het Nederlands zijn de /l/ en varianten van het foneem /r/ voorbeelden voor een vloeiklank. In het geval van de vloeiklank r hebben we te maken met een zogenaamde 'trill' waarbij of het puntje van de tong of de huig tot trillen wordt gebracht.

De glijklanken
/w/ het water [wa:tər] wit [wɪt]
/j/ ja [ja:] jatten [jɑtə(n)]

Als laatste groep zijn er nog de glijklanken of halfklinkers zoals de /w/ en de /j/ waar bij de vorming nauwelijks een vernauwing in de mondholte plaatsvindt. Soms worden ze niet eens tot de medeklinkers gerekend maar als allofonen van de klinkers /u/ respectievelijk /i/ beschouwd. Dit komt ook in de spelling tot uitdrukking: [mo:j] wordt gespeld als mooi.

Leenfonemen
/g/ goal
/ʒ/ rouge
/ʧ/ tjalk
/ʤ/ jeep

Nasalen, liquidae en glijklanken worden samen met de klinkers gerekend tot de groep van de sonoranten. Interessant is deze samenvatting voor fonologen omdat sonoranten zich in syllabes anders gedragen dan niet-sonoranten. Voor de leek herkenbaar zijn sonoranten doordat het mogelijk is om met één sonorant een melodietje te neuriën.

Plaats van articulatie

Articulatieplaatsen
Afbeelding: Rohieb (CC BY-SA 3.0)

Om bijvoorbeeld een /p/ van een /t/ of een /s/ van een /f/ te onderscheiden moet worden gekeken naar de plaats van articulatie, d.w.z., de plaats in de keel- en mondholte waar de vernauwing plaatsvindt. Op basis van de articulatieplaats worden de volgende soorten klanken onderscheiden:

Labiale klanken worden gevormd bij de bovenlip (vgl. /p/, /b/, /f/ en /v/). Soms wordt nog een onderscheid gemaakt tussen bilabiale klanken (/p/ en /b/) en labiodentale klanken (/f/ en /v/).

Bij de groep van de dentale en de alveolaire klanken horen de /d/ en de /t/ en de /s/, de /z/, de /n/, de /l/ en de /r/ (in de variant van de tongpunt-r). Zij worden uitgesproken bij de boventanden respectievelijk bij de tandkas (de alveolus).

Palatale klanken worden uitgesproken bij het harde gehemelte. Voorbeelden voor Nederlandse palatale klanken zijn de /ʃ/, de /ɲ/ en de /j/.

Velaire en uvulaire klanken worden gevormd bij het zachte gehemelte respectievelijk bij de huig. Velair zijn in het Nederlands de /k/, de /x/, de /ɣ/ en de /ŋ/. Uvulair is een uitspraakvariant van de /r/, de huig-r waarvan weer twee varianten bestaan: de getrilde huig-r (een liquida, in fonetisch schrift weergegeven als [ʀ]) en de uvulaire fricatief (vergelijkbaar met de Franse r) die in fonetisch schrift wordt weergegeven als [ʁ].

Glottale klanken worden gevormd bij de stemspleet of glottis. Een voorbeeld hiervoor is de Nederlandse /h/. Daarnaast is er de zogenaamde glottisslag [ʔ] die optreedt wanneer de klinker aan het begin van een woord met veel inspanning wordt uitgesproken (mogelijk bijvoorbeeld in een woord als aap). De glottisslag is in het Nederlands geen eigen foneem, anders dan bijvoorbeeld in het Arabisch waar hij wel degelijk een betekenisonderscheidende functie heeft.

Stemgeving

Ten slotte is voor een onderscheiding van alle Nederlandse fonemen de stemgeving van belang. Een /b/ verschilt van een /p/ door het feit dat /b/ een stemhebbende klank is. Stemhebbend betekent dat bij de uitspraak van een klank de stembanden meetrillen. Dat geldt voor de uitspraak van alle klinkers, glijklanken, vloeiklanken en nasalen, m.a.w., voor alle sonoranten. Van de meeste plosieven en fricatieven bestaat zowel een stemloze als ook een stemhebbende variant: vergelijk /p/ versus /b/, /t/ versus /d/, /s/ versus /z/, /f/ versus /v/ en /x/ versus /ɣ/. Als we leenfonemen meetellen kunnen we de lijst aanvullen met /k/ versus /g/ en /ʃ/ versus /ʒ/.

De Nederlandse r-klanken

r bij radioreporters
tongpunt-rGooise r
193544%10%
19936%25%
uit: Van de Velde (1996)

De oudste Nederlandse r is vermoedelijk de tongpunt-r: hij werd tot in de 20e eeuw als de enige correcte r-klank beschouwd. Wie echter vandaag naar het Nederlands van bijvoorbeeld Amsterdammers, Leidenaren of Haarlemmers luistert of wie naar de nieuwsprogramma's van de Nederlandse televisie kijkt, zal heel andere types r horen. De tongpunt-r staat alleen nog sterk in Vlaanderen, in de Nederlandse provincie Zeeland en in het Noordoosten van Nederland. In de rest van Nederland heeft al lang de huig-r het overgenomen van de tongpunt-r. Deze bestaat in twee varianten: de getrilde huig-r en de uvulaire fricatief (een Fransachtige r). Men vermoedt dat deze r in de loop van de zeventiende eeuw door hooggeplaatste Hagenezen uit het Frans werd ontleend. Een andere stelling luidt dat hij in bepaalde Nederlandse dialecten al vanouds in gebruik was, en dat hij echter pas later in de standaardtaal werd overgenomen.

maar (huig-r, Gooise r, tongpunt-r)
Kerst (huig-r, Gooise r, tongpunt-r)
berg (huig-r, Gooise r, tongpunt-r)

Naast de tongpunt-r en de huig-r is er de zogenaamde Gooise r. Deze 'nieuwe' r heeft in de laatste jaren de aandacht van taalkundigen getrokken. Hij komt alleen postvocalisch voor, daardoor ook nooit aan het begin van een woord. Niemand gebruikt daarom alleen een Gooise r, hij wordt altijd in combinatie met een ander type r gebruikt, over het algemeen de huig-r. De Gooise r kan dus voorkomen in woorden als maar, bord, morgen of Kerst maar niet in roos, straat of geroepen.

De Gooise r doet in eerste instantie denken aan de 'Amerikaanse r'. Hij wordt gecategoriseerd als (waarschijnlijk) palatale glijklank, mogelijk ook retroflex (hierbij wordt tijdens de uitspraak van de r het puntje van de tong naar achteren gebogen).

Uitspraak van P.J. Meertens (1938)
Maar wie de geringe moeite neemt, eens goed te letten op de uitspraak van onze omroepers [...] zal zijn oren niet willen geloven! [...] Van de medeklinkers komen vooral de l en de r onherkenbaar verminkt te voorschijn uit de beste luidsprekers, die de techniek tegenwoordig kan maken. 'Dames en hejen, het vojgend nummej van het programma is ...'
uit: Van Bezooijen (2003)

Men neemt aan dat de Gooise r zich vanuit het Gooi heeft verspreid (daarom ook de naam 'Gooise r'), een gebied ten Zuidoosten van Amsterdam waar ook de meeste hoofdkantoren van de Nederlandse radio- en televisiestations gevestigd zijn. In het Nederlands van de media heeft de Gooise r al enkele decennia geleden ingang gevonden zoals de uitspraak van P.J. Meertens illustreert. Volgens een andere theorie (van Jan Stroop) heeft de Gooise r zich vanuit Amsterdam-Zuid verspreid waar hij al sinds het begin van de jaren zeventig in gebruik was. Een weer andere theorie gaat ervan uit dat de Gooise r in enkele dialecten in de streek Rotterdam – Den Haag (Zuidhollandse dialecten) al vanouds voorkomt en dat hij van daaruit in het Standaardnederlands is terechtgekomen.

Duidelijk is in ieder geval dat de Gooise r in de Randstad het sterkst staat en dat Nederlands gesproken met een Gooise r een hoog prestige heeft.
Onderzoek van Van Bezooijen/Giesbers (2003) heeft uitgewezen dat de Gooise r in Haarlem meer voorkomt dan in Nijmegen en dat kinderen hem vaker gebruiken dan hun ouders.

Wat het gebruik van de Gooise r in de media betreft, hebben Van Bezooijen/Giesbers (2003) ontdekt dat twee derde van de presentatoren een Gooise r gebruikt en dat de populairste presentatoren allemaal een Gooise r gebruiken. De minst populaire presentatoren gebruiken geen Gooise r – ze zijn afkomstig uit Groningen, Friesland of Zeeland waar de Gooise r nog nauwelijks zijn intrede heeft genomen. Bovendien bleek uit dit onderzoek dat het percentage vrouwelijke presentatoren dat de Gooise r gebruikt duidelijk hoger is dan het percentage mannelijke presentatoren met een Gooise r.

De voorspelling van Van Bezooijen/Giesbers (2003: 213) luidt in ieder geval: 'de opmars van de Gooise r is niet te stuiten'.

De verstemlozing van v, z en ɣ

Verstemlozing?
vier - fier
vel - fel
zee - soep
veel - Famke

met onderscheid stemhebbend/stemloos

zonder onderscheid stemhebbend/stemloos

Leerders van het Nederlands zullen zich waarschijnlijk afvragen waarom ze /f/ en /v/ respectievelijk /s/ en /z/ en /x/ en /ɣ/ als verschillende klanken van het Nederlands moeten leren; dat de woorden vier en fier dus bijvoorbeeld verschillend moeten worden uitgesproken. In de praktijk wordt het namelijk steeds moeilijker een Nederlander te vinden die dat verschil nog consequent aanhoudt. Gewoonlijk wordt de verstemlozing van v, z en ɣ (vooral aan het begin van een woord) toegeschreven aan het Nederlands van Amsterdammers, inmiddels is dat proces echter bijna in het gehele noorden van het Nederlandse taalgebied aan te treffen. Bij Vlaamse sprekers van het Nederlands is de kans waarschijnlijk nog het grootst dat ze een consequent onderscheid maken tussen stemloze en stemhebbende fricatieven: in het Vlaams Nederlands is het verschil tussen fel en vel vaak nog duidelijk te horen; ook wordt soep met een andere beginklank gesproken dan zoen. Ook voor het Vlaams Nederlands werd echter een aanzet tot verstemlozing vastgesteld (vgl. Van de Velde, Gerritsen/Van Hout, 1995)

Voor het contrast /x/ /ɣ/ geldt dat in de Noordnederlandse uitspraak aan het begin van een woord over het algemeen de stemloze variant wordt gesproken, in zuidelijk Nederlands daarentegen de stemhebbende variant, de zogenaame 'zachte g'.

Een verklaring voor het verlies van stem in het geval van s, z en ɣ zou kunnen zijn dat er maar weinig gevallen zijn waar stemloos of stemhebbend aan het begin van een woord een verschil maakt. Meer dan de genoemde minimale paren fel/vel en vier/fier zijn er eigenlijk niet en minimale paren met alternerend s en z of x en ɣ aan het begin van het woord zijn er al helemaal niet. Het inruilen van stemhebbend tegen stemloos leidt daarom haast nooit tot dubbelzinnigheden.

Zolang echter de stemhebbende uitspraak als norm geldt en deze ook in de spelling terug te vinden is (zoals in zee en veel) zullen ook Noordnederlanders [ze:] en [ve:l] zeggen wanneer ze proberen netjes te praten.

Uiteraard is het Duitse foneemsysteem anders opgebouwd dan het Nederlandse: het kent wel een foneem /g/ als stemhebbende pendant van /k/ (vgl. het minimale paar Kram en Gram), het heeft een (nog) uitgebreidere klinkerinventaris met bijvoorbeeld en lange en een korte /ɛ/ en een lange en een korte /u/. Het laatste kan er bijvoorbeeld toe leiden dat een Nederlandse leerder van het Duits de woorden Schluss en Fuß met dezelfde oe-klank uitspreekt.

Duits - Nederlands
Post – post
passen – passen
Pelz – pen
Schule – sjoelen
Schal – sjaal
schauen – sjouwen
Shit – shit
läuten – luiden
Beute – buiten
heute – huid

Soms zijn het echter niet zo zeer foneemverschillen die tot een afwijkende uitspraak leiden: zowel het Duits als ook het Nederlands kennen een foneem /p/. In het Duits (behalve in zuidelijke varianten van het Duits) wordt deze p echter geaspireerd uitgesproken (als [ph]), in het Nederlands echter niet.
Een andere valstrik is de [ʃ]: de Nederlandse sj-klank (zoals in sjaal, sjouwen) wordt met het tongblad tegen het voorste stukje van het harde gehemelte gesproken, het tongpunt beweegt daarbij lichtjes richting tandkas; de sj krijgt daardoor soms een beetje een j-achtige naklank. Bij de Duitse sch-klank (zoals in Schule, Tasche) worden tongblad en -punt tegen het harde gehemelte gedrukt.
Nog een bekend struikelblok is de diftong /ɶy/ zoals in ui of buiten. Hier wordt een eu-achtige klank gevolgd door een u-achtige klank. Duitstalige leerders van het Nederlands hebben de neiging om de Nederlandse /ɶy/ net zo uit te spreken als de Duitse tweeklank /ɔi/ (vgl. Leute, eure). In het geval van het Duits gaat het om een o-achtige plus een i-achtige klank.

Voor een onderverdeling van de Nederlandse medeklinkers zie bijvoorbeeld de inleiding in de fonologie van Kooij/Van Oostendorp (2003) of van Neijt (1991) of raadpleeg de hoofdstukken over fonetiek en fonologie in één van de volgende inleidingen in de Nederlandse taalkunde: Appel et al (1992), Appel et al (2002) en Dirven/Verspoor (1999). Een belangrijk naslagwerk is het Uitspraakwoordenboek van Heemskerk/Zonneveld (2000). Voor een populair wetenschappelijk boek over het Nederlandse klanksysteem zie Van Oostendorp (1996). Dit boekje is ook raadpleegbaar via internet. Een aardige Engelstalige inleiding tot de fonetiek is Ladefoged (2001). Zie hiervoor ook op het internet. Voor meer informatie over de Gooise r zie Van Bezooijen (2003), voor de verstemlozing van fricatieven kijk naar Kooij/Van Oostendorp (2003: 62/63) en naar Van de Velde/Gerritsen/Van Hout (1995) (ook toegankelijk via internet).