Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Rutte biedt excuses aan voor Nederlands slavernijverleden, 'geen punt, maar een komma' (video)

eeuwenlang	→	jahrhundertelang
de menselijke waardigheid	→	die Menschenwürde
iets met voeten treden	→	etwas mit Füßen treten
erkennen	→	anerkennen
de doorwerking	→	die Fortwirkung
schoon schip maken	→	klar Schiff machen, reinen Tisch machen
de drempel	→	die Schwelle
iemand iets aandoen	→	jemandem etwas zufügen
Keti Koti (gebroken ketens)	→	Feiertag zum Gedenken der Abschaffung der Sklaverei (1863)
de wreedheid	→	die Grausamkeit
de geseling	→	das Auspeitschen
de ledematen	→	die Gliedmaßen
brandmerken	→	brandmarken
het mis hebben	→	sich irren
iets onder ogen zien	→	etwas einsehen

bevestigen	→	bestätigen
in beroep gaan	→	Berufung einlegen
de legerleider	→	der Kommandant, Befehlshaber
vergezeld	→	begleitet
tegenvallen	→	hinter den Erwartungen zurückbleiben
de opkomst	→	die Beteiligung
afzetten	→	absperren, abriegeln
voorkomen	→	verhindern
de agent	→	der Polizist
de achterban	→	die Basis, die Anhängerschaft
erkennen	→	anerkennen

met gemengde gevoelens	→	mit gemischten Gefühlen
het bestuur	→	die Verwaltung
vernietigend	→	niederschmetternd, vernichtend
sprake zijn van iets	→	zu tun haben mit etwas
het wanbestuur	→	die schlechte Führung / Verwaltung
de vriendjespolitiek	→	die Vetternwirtschaft
de machtswellust	→	die Machtgier
het saluutschot	→	der Salutschuss
erkennen	→	anerkennen

het pronkstuk	→	das Prunkstück, Schmuckstück, Glanzstück
meedingen	→	sich mitbewerben
de deskundige	→	der Sachverständige
erkennen	→	anerkennen
tekortschieten	→	versagen
het bewind	→	die Regierung, das Regime

erkennen	→	anerkennen
zich onderwerpen aan iets	→	sich etwas unterziehen
beschikken	→	verfügen
het gezag	→	die Autorität
iemand de les spellen	→	jemandem eine Lehre erteilen, jemandem die Leviten lesen	(in B)

Statia (Sint Eustatius)	→	niederländische Insel in der Karibik
de instructietaal	→	die Unterrichtssprache
enig	→	einzig
het voortgezet onderwijs	→	die weiterführenden Schulen
overschakelen op iets	→	zu einer Sache wechseln, auf eine Sache umsteigen, umstellen auf etwas
de scholier	→	der Schüler
de middelbare school	→	die weiterführende Schule
bovendien	→	außerdem
erkennen	→	anerkennen

tinnen	→	zinnen, aus Zinn
de gebeurtenis	→	das Ereignis
de geloofsgemeenschap	→	die Glaubensgemeinschaft
kleuren	→	(sich) färben
de getuige	→	der Zeuge
de folder	→	das Faltblatt
verwijzen (naar)	→	hinweisen (auf)
een samenloop van omstandigheden	→	ein Zusammentreffen verschiedener Umstände
het voorwerp	→	der Gegenstand
de verjaardag	→	der Geburtstag
de duur	→	die Dauer
de misviering	→	die Messe
stuk	→	kaputt
ongeoorloofd	→	unerlaubt, unzulässig
erkennen	→	anerkennen
de verhouding	→	das Verhältnis
de verkleuring	→	die Verfärbung
onverklaarbaar	→	unerklärlich
stappen zetten	→	Schritte unternehmen
aan iets ten prooi vallen	→	einer Sache zum Opfer fallen
eruit zijn	→	die Lösung gefunden haben

het vergiet	→	der Durchschlag, das Abtropfsieb
mag niet	→	ist nicht erlaubt
zijn / haar ogen uitkijken	→	Stielaugen machen
de grap	→	der Scherz, Witz
gemoeid zijn met iets	→	gehen um etwas
het geloof	→	der Glaube, die Religion
de godsdienst	→	die Religion
erkennen	→	anerkennen
een huwelijk voltrekken	→	eine Trauung vollziehen
terecht	→	richtig, berechtigt

uithuwelijken	→	verheiraten, vermählen
de IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst)	→	die Immigrations- und Einbürgerungsbehörde
meerderjarig	→	volljährig
inmiddels	→	inzwischen, mittlerweile
erkennen	→	anerkennen
de hulpverlener	→	der Sozialarbeiter, Helfer
de tiener	→	der Teenager
toestaan	→	erlauben
het COA (Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers)	→	die Zentralstelle für die Erstaufnahme von Asylbewerbern
aan moeten met iets	→	umgehen mit etwas

het gastgezin	→	die Gastfamilie
het overleg	→	die Beratung(en)
erkennen	→	anerkennen
aldus	→	so
inspelen op iets	→	auf etwas reagieren, sich auf etwas einstellen
klinken	→	lauten
plaatselijk	→	örtlich, lokal
luisteren naar iemand	→	auf jemanden hören
de besparing	→	die Einsparung
aanpakken	→	angehen, herangehen
de oplossing	→	die Lösung