Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Hoe Antwerpen een diamantstad werd

gidsen	→	führen
nochtans	→	allerdings, dennoch
Indiaas	→	indisch
de converso	→	https://de.wikipedia.org/wiki/Marranen
geboren en getogen	→	geboren und aufgewachsen
de slijperij	→	die Schleiferei
de tol	→	die Maut
verwaarlozen	→	vernachlässigen
uitgeput	→	erschöpft
stilaan	→	allmählich, langsam
een klus klaren	→	eine Arbeit erledigen
de mand	→	der Korb
de belasting ontlopen	→	die Steuer vermeiden
tanen	→	verblassen
letterlijk en figuurlijk	→	im wahrsten Sinne des Wortes
Ottomaans	→	osmanisch
onderdak bieden	→	eine Bleibe bieten
Namibië	→	Namibia
aanzwengelen	→	etwas ins Rollen / in Gang bringen
de inwijkeling	→	der Zugezogene
onbetrouwbaar	→	unzuverlässig
ontegensprekelijk	→	unbestreitbar
het spoor	→	die Bahn
de beurs	→	die Börse
de diamantair	→	der Diamantenhändler
herstellen	→	sich erholen
somptueus	→	prunkvoll, aufwendig
zich de ogen uitkijken	→	sich nicht sattsehen können
de hoogtijdagen	→	die Blütezeit
zich in de kijker plaatsen	→	auf sich aufmerksam machen
fortuinlijk	→	glücklich
herrijzen	→	wieder erstehen
de inschikkelijkheid	→	die Gefügigkeit
over en weer	→	hin und her
in weerwil van	→	ungeachtet

uithalen naar iets / iemand	→	etwas / jemanden kritisieren
iemand iets door de strot rammen	→	jemandem einen reinwürgen
aandacht besteden	→	Aufmerksamkeit widmen
verwijzen (naar)	→	hinweisen (auf)
het belang	→	die Bedeutung, die Wichtigkeit
inlepelen	→	einprägen
verleiden	→	verführen
uitblinken	→	glänzen
geboren en getogen	→	geboren und aufgewachsen
de bovenhand	→	die Oberhand
iemand op iets onthalen	→	jemanden mit etwas empfangen, überraschen
kersvers	→	frischgebacken
de slager	→	der Fleischer, Metzger
lauweren	→	auszeichnen

aan de hand zijn	→	los sein
geboren en getogen	→	geboren und aufgewachsen
stiekum	→	heimlich
van jongs af (aan)	→	von klein auf, von Kindesbeinen an

een doelpunt scoren	→	ein Tor schießen
alom	→	überall, allerorts
daags na	→	am Tag danach
het gelijkspel	→	das Unentschieden
de doellijn	→	die Torlinie
plaveien	→	pflastern
de suppoost	→	der Aufseher, der Wärter
liefkozend	→	liebevoll, zärtlich
het scheelde weinig of...	→	fast
geboren en getogen	→	geboren und aufgewachsen
onfortuinlijk	→	glücklos
de aanvoerder	→	der Mannschaftskapitän
op het nippertje	→	mit knapper Not, in letzter Sekunde
aftroeven	→	übertrumpfen, abtrumpfen
de spits	→	der Stürmer
zich schikken	→	sich fügen
koppen	→	köpfen
zinderen	→	flimmern
De Kuip	→	Name des Fußballstadions von Feyenoord Rotterdam

het Amsterdammertje	→	der Poller
geboren en getogen	→	geboren und aufgewachsen
dat bekt lekker	→	das klingt gut / schön
Mokum	→	Amsterdam
voor iemand weggelegd zijn	→	jemandem vergönnt sein
de drukte	→	der Andrang
noodgedwongen	→	notgedrungen
de teleurstelling	→	die Enttäuschung
in verwachting zijn	→	schwanger sein
tegemoetkomen	→	entgegenkommen
de verloskamer	→	der Kreißsaal
destijds	→	damals
bevallen	→	entbinden, gebären
betreuren	→	bedauern
ergens niet wakker van liggen	→	sich von etwas nicht um den Schlaf bringen lassen

ombuigen	→	verdrehen
lastigvallen	→	belästigen
dierbaar	→	lieb, teuer
aangifte doen	→	Anzeige erstatten
losbreken	→	ausbrechen
het gelul	→	das Geschwätz, das Gelaber
vergezeld	→	begleitet
van achteren	→	von hinten
het relaas	→	der Bericht
iets in twijfel trekken	→	etwas anzweifeln, etwas bezweifeln
in goede aarde vallen	→	auf fruchtbaren Boden fallen, auf Beifall stoßen
iemand schofferen	→	jemanden beleidigen
de leider	→	der Führer
het vervoersbewijs	→	die Fahrkarte
in burger	→	in Zivil
behendig	→	geschickt
de zwartrijder	→	der Schwarzfahrer
vlak voor	→	kurz vor
zich bemoeien (met)	→	eingreifen
geboren en getogen	→	geboren und aufgewachsen

geboren en getogen	→	geboren und aufgewachsen
de stokjes	→	die Stäbchen
de horeca (hotel-restaurant-café)	→	das Gaststättengewerbe
er niet toe doen	→	unwichtig sein
onterend	→	entehrend
bagatelliseren	→	bagatellisieren, verharmlosen
mondig	→	mündig
de kroepoek	→	die Krabbenchips
de bijval	→	die Zustimmung
weggelegd zijn voor iemand	→	für jemanden vorgesehen / bestimmt sein
de behoefte	→	der Bedarf

ontvoeren	→	entführen
de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD)	→	das Presseamt der niederländischen Regierung
meeleven	→	mitempfinden, mitfühlen
wanhopig	→	verzweifelt
het gemis	→	der Verlust
schrijnend	→	schmerzlich
iets aanvechten	→	etwas anfechten
de zakenman	→	der Geschäftsmann
moeilijk te bevatten	→	schwer zu begreifen
geboren en getogen	→	geboren und aufgewachsen

de uitgeverij	→	der Verlag
literair	→	literarisch
de klassieker	→	das immer wieder gelesene Buch
toestaan	→	genehmigen, erlauben
de aandeelhouder	→	der Teilhaber
schatrijk	→	steinreich, schwerreich
het had niet veel gescheeld	→	um ein Haar
geboren en getogen	→	geboren und aufgewachsen
het pand	→	das Haus, das Gebäude
de slaande ruzie	→	der Riesenkrach
eigenwijs	→	eigensinnig, eigenwillig