Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Dutch Burghers: trotse nazaten van de VOC in Sri Lanka

de nazaten	→	die Nachkommen, Nachfahren
de opslagplaats	→	der Lagerraum
knullig	→	dumm
de uitgaansplek	→	der Ausgeh- und Bummelort
het kaneelpijpje	→	die Zimtstange
de krulpruik	→	die Lockenperücke
de dekenkist	→	die Truhe
het koperbeslag	→	der Kupferbeschlag
de aansteker	→	das Feuerzeug
de sigarettenkoker	→	das Zigarettenetui
gretig	→	begierig
de klerk	→	der Schreiber
welvarend	→	wohlhabend
de voertaal	→	die Verkehrssprache
de tulband	→	der Napfkuchen, der Gugelhupf
verbasterd	→	entstellt
de kalkoen	→	der Truthahn
de goedheiligman	→	andere Bezeichnung für Sinterklaas (Sankt Nikolaus)
stokoud	→	steinalt
broos	→	fragil, schwach
getooid	→	geschmückt
het doodshoofd	→	Totenschädel
het hurktoilet	→	der Hockabort
de waterput	→	der Brunnen
het werkvertrek	→	das Arbeitszimmer

de aai over de bol	→	die Streicheleinheit
buurten	→	Nachbarn besuchen
de horloges gelijkzetten	→	die Uhren vergleichen, sich abstimmen
het rentebeleid	→	die Zinspolitik
een luisterend oor vinden	→	Gehör finden
de oosterbuur	→	der östliche Nachbar
de navelstaarderij	→	die Nabelschau
de wrevel	→	der Unmut, Ärger
de herschikking	→	die Umordnung, die Neuordnung
haperen	→	stocken, hapern
de havik	→	der Habicht, der Scharfmacher
wikken en wegen	→	abwägen
door de pomp gaan	→	einlenken
de eerste viool spelen	→	die erste Geige spielen
de landmacht	→	die Landstreitkräfte
de voertaal	→	die Verkehrssprache

Iemand iets door de neus boren	→	jemanden um etwas bringen/prellen
geschikt	→	geeignet
halsoverkop	→	Hals über Kopf
de voertaal	→	die Verkehrssprache
het patatje oorlog	→	die Pommes mit Mayo, Zwiebeln und Erdnusssauce	(in NL)
iets achter de rug hebben	→	etwas hinter sich haben
aan de beurt zijn	→	an der Reihe sein, dran sein
iets laten schieten	→	etwas schießen lassen, fahren lassen
van jewelste	→	unglaublich
oplaaien	→	auflodern, hochschlagen
in allerijl	→	in aller Eile
tijgen	→	sich begeben, ziehen
de tekortkoming	→	die Mängel (Plural), die Unzulänglichkeit
uitbaten	→	betreiben
dat zit er niet in	→	das ist nicht drin

de steunkous	→	der Stützstrumpf
de uithoek	→	die (entlegene) Ecke
de voertaal	→	die Verkehrssprache
officieus	→	inoffiziell
zwierig	→	schwungvoll, elegant
lieflijk glooiend	→	sanft ansteigend
het zal zo'n vaart niet lopen	→	so schlimm wird es schon nicht kommen
de Statenverkiezing	→	die Wahl der niederländischen Provinzialstaaten
schuilgaan (achter)	→	sich verbergen / verstecken (hinter)
vermoeid	→	müde
de omwenteling	→	die Umwälzung, Revolution
de tongval	→	der Akzent
de verlichting	→	die Aufklärung
de mal	→	die Schablone, das Modell
teneinde	→	um ... zu, damit
tegenwerpen	→	einwenden
de motregen	→	der Nieselregen
kwinkeleren	→	trällern
iets ten spijt	→	einer Sache zum Trotz

de voertaal	→	die Verkehrssprache
het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek)	→	das Statistische Amt für die Niederlande
achtereenvolgens	→	nacheinander
het onderwijsniveau	→	das Bildungsniveau