Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Was de ‘Rijk aangeklede dame’ gestolen door de nazi’s? Het museum had het moeten weten

ff (effe)	→	mal
de TEFAF	→	https://de.wikipedia.org/wiki/The_European_Fine_Art_Fair
de houtsnijder	→	der Holzschnitzer
rommelig	→	ungeordnet, unordentlich
voorbarig	→	voreilig, vorschnell
de keuring	→	die Untersuchung, Prüfung
te bewijzen noch uit te sluiten	→	weder zu beweisen noch auszuschließen
blijken	→	sich herausstellen
tegen … in	→	entgegen
achter iets komen	→	etwas herausfinden
iets naast zich neerleggen	→	etwas nicht berücksichtigen / beachten
aantoonbaar	→	nachweislich
eenvoudigweg	→	schlechthin
stellig	→	entschieden
dat laat onverlet dat …	→	das ändert nichts an der Tatsache, dass …
de balie	→	der Empfangsschalter
de / het colbert	→	das Jackett, der Sacko	(in NL)
niet de minste	→	nicht der / die geringste
voorleggen	→	darlegen
weg zijn van iets	→	von etwas hingerissen sein
zich van iets, iemand ontdoen	→	sich etwas, jemanden vom Halse schaffen
verzuchten	→	seufzen, stöhnen
uitslaan	→	sich verfärben
vereisen	→	erfordern
de misser	→	der Fehler
ruchtbaarheid aan iets geven	→	etwas verlautbaren, bekannt geben
te goeder trouw	→	gutgläubig
ergens bovenop zitten	→	sich intensiv um etwas kümmern
nondedju	→	Himmelsakrament, Herrgott (noch mal), zum Donnerwetter
achterhalen	→	ermitteln, herausfinden
iemand het voordeel van de twijfel gunnen	→	im Zweifelsfall zu jemands Gunsten entscheiden

de Elfstedentocht	→	die Elfstädtetour auf dem Eis in der niederländischen Provinz Friesland
de rayonhoofden	→	die Verantwortlichen für die tägliche Kontrolle des Eises (Elfstedentocht)	(in NL)
wrijven	→	reiben
het kwik	→	das (Quecksilber im) Thermometer
desnoods	→	notfalls
schaatsen	→	Schlittschuh laufen
de praat	→	das Gerede
verzuchten	→	seufzen, stöhnen
uitzonderen	→	ausnehmen
waterpolo	→	Wasserball
grondig	→	gründlich
de deur op een kier zetten	→	± Gesprächsbereitschaft zeigen
aan zet zijn	→	am Zug sein

al dan niet	→	± ja oder nein
de huiver	→	die Scheu
gelijk hebben	→	recht haben
rechthoekig	→	rechtwinkelig, rechteckig
schuin	→	schräg
het pythagorese drietal	→	das pythagoreisches Tripel
pakweg	→	etwa, circa
de / het kleitablet	→	die Tontafel
domweg	→	einfach, glatt
vermenigvuldigen	→	multiplizieren
zeldzaam	→	selten
maar vast	→	schon mal
de schuur	→	die Scheune
de spijker	→	der Nagel
haaks	→	rechtwinklig
de wiskunde	→	die Mathematik
haten	→	hassen
verzuchten	→	seufzen, stöhnen
van een koude kermis thuiskomen	→	(bitter) enttäuscht sein / werden