Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Boekenbal afgetrapt met Limburgse toespraak, ode aan dialecten en talen (video)

aftrappen	→	den Startschuss geben, den Anfang machen
aan de gang zijn	→	im Gange sein
de moerstaal	→	die Muttersprache
de daad bij het woord voegen	→	den Worten Taten folgen lassen, ernst machen
de schouwburg	→	das Theater, Schauspielhaus
het kleinkind	→	das Enkelkind
het zal zo'n vaart niet lopen	→	so schlimm wird es schon nicht kommen
verwateren	→	± sich lockern, verwässern
de corpsbal	→	der Burschenschaftler
beamen (be-amen)	→	bestätigen
de straattaal	→	die Kiezsprache
de / het mengelmoes	→	das Gemisch
de zachte G	→	der Ich-Laut
houdoe (houd u goed)	→	tschüss

de proeftuin	→	das Versuchsfeld
de waakvlam	→	die Zündflamme
onder toeziend oog van	→	unter den wachsamen Augen von
de bevlogenheid	→	die Begeisterung
pril	→	zart, früh
de douane	→	der Zoll
in ballingschap	→	im Exil
opsommen	→	aufzählen
de verworvenheid	→	die Errungenschaft
beamen (be-amen)	→	bestätigen
de bakens verzetten	→	das Blatt wenden
beter bekken	→	besser klingen
de begroting	→	der Haushalt, der Etat
de uitdieping	→	die Vertiefung
het pad effenen	→	den Weg ebnen
verbreden	→	erweitern
de geiser	→	der Durchlauferhitzer
vergen	→	erfordern

de oosterbuur	→	der östliche Nachbar
betrekken	→	einbeziehen
stilstaan bij iets	→	an etwas denken
nederig	→	bescheiden, demütig
aan de grote klok hangen	→	an die große Glocke hängen
tegemoetkomen	→	entgegenkommen
het gedoe	→	der Trubel, das Getue
beamen (be-amen)	→	bestätigen
de herrie	→	der Lärm, Krach
de Troonrede	→	Rede des Königs bei der Eröffnung des niederländischen Parlamentes
kwaad bloed zetten	→	böses Blut schaffen
bol staan van iets	→	von etwas wimmeln
oplaaien	→	entbrennen
samen optrekken	→	sich zusammen einsetzen, zusammenarbeiten

behalver	→	außer
in trek zijn	→	beliebt / begehrt / gefragt sein
grappen	→	scherzen
de Lage Landen	→	die Niederlande und Belgien
de oosterburen	→	die Nachbarn im Osten, die Deutschen
beamen (be-amen)	→	bestätigen
aanslaan	→	ankommen, Anklang finden
veruit	→	bei weitem, weitaus
slagen	→	gelingen
het verzoek	→	die Bitte
een schot in de roos	→	ein Schuss ins Schwarze, Volltreffer
iets bijspijkeren	→	etwas auffrischen / nachholen
een drie	→	(als Note) schwer ungenügend, schlecht
kletsen	→	schwatzen, quatschen, plaudern

het huwelijk	→	die Eheschließung
belazeren	→	hereinlegen
de sluier	→	der Schleier
iemand huwen	→	jemanden heiraten
het stel	→	das Paar
aanstippen	→	streifen
erachter komen	→	etwas herausbekommen
de oudtante	→	die Großtante
nauwkeurig	→	präzise, genau
de trouwerij	→	die Hochzeit
het kippenvel	→	die Gänsehaut
de burgerlijke stand	→	das Standesamt
cynisme ten top	→	der Gipfel des Zynismus
beamen (be-amen)	→	bestätigen
aansterken	→	(wieder) zu Kräften kommen, sich erholen
zich aan een (laatste) strohalm vastklampen	→	sich an einen (letzten) Strohhalm klammern
knutselen	→	basteln
het sneetje	→	die Scheibe / Schnitte
de sperzieboon	→	die Prinzessbohne
bekruipen	→	beschleichen, überkommen

doorwerken	→	fortwirken, Auswirkungen haben
zich sterk maken	→	sich einsetzen
benieuwd	→	neugierig, gespannt
de koffiebranderij	→	die Kaffeebrennerei
zich met iets bemoeien	→	sich in etwas einmischen
naar	→	schlecht, unangenehm
schuren	→	wehtun
beamen (be-amen)	→	bestätigen
de plaspauze	→	die Pinkelpause
het plengoffer	→	das Trankopfer

beamen (be-amen)	→	bestätigen
stemmen	→	wählen
besmettelijk	→	ansteckend
tegengesteld	→	gegensätzlich
zich laten prikken	→	sich impfen lassen
uit de bol gaan	→	außer Rand und Band geraten, ausflippen

de onderhandeling	→	die Verhandlung
het overleg	→	die Beratung(en)
behoorlijk wat	→	ganz schön viel
afslanken	→	verringern
het overheidsapparaat	→	der Verwaltungsapparat
iets aan banden leggen	→	einer Sache Schranken setzen / Zügel anlegen
de zorg	→	das Gesundheitswesen
iemand op de hoogte houden	→	jemanden auf dem Laufenden halten
beamen (be-amen)	→	bestätigen
het kwartaal	→	das Quartal, das Vierteljahr
de vordering	→	die Forderung
de helderheid	→	die Klarheit
het begrotingsevenwicht	→	der Haushaltsausgleich
samen optrekken	→	an einem Strang ziehen

de dodenakker	→	der Totenacker
de Peel	→	Teil der Provinz Limburg
beamen (be-amen)	→	bestätigen
de beroering	→	die Aufregung
de ontkenner	→	der Leugner, die Leugnerin
op ... na	→	außer ..., bis auf ...
de enkeling	→	die / der Einzelne
ertoe doen	→	wichtig sein
de verzamelbak	→	das Sammelbecken
het tuig	→	das Pack, das Gesindel
iets aankaarten	→	etwas anschneiden, zur Sprache bringen
vergoelijken	→	beschönigen
polderen	→	konsensorientiert verhandeln
uitlichten	→	herausgreifen
de hersenspoeling	→	die Gehirnwäsche
iemand bestoken	→	jemanden bedrängen
het is mooi geweest	→	jetzt reicht es

iemand in diskrediet brengen	→	jemanden in Verruf bringen
iemand te grazen nemen	→	jemanden hereinlegen
roerloos	→	bewegungslos
iets aantasten	→	etwas antasten / angreifen
temeer	→	zumal
de opzet	→	die Absicht, Planung
de bemoeienis	→	die Einmischung
alleszins	→	durchaus, in jeder Hinsicht
in beginsel	→	im Prinzip
krenken	→	kränken, verletzen
meewegen	→	mitzählen
het rookgordijn	→	der Nebel
in cassatie gaan	→	in die Revision gehen
rellen	→	Krawall machen
vrijuit gaan	→	ohne Strafe / ungestraft davonkommen
de Hoge Raad	→	der Oberste Gerichtshof (der Niederlande)
de strafpleiter	→	der Strafverteidiger
beamen (be-amen)	→	bestätigen