Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Het Belgische volk houdt van zijn volksjury. Juristen niet (audio)

de gerechtelijke dwaling	→	der Justizirrtum
de deurmat	→	die Türmatte
de dagvaarding	→	die Vorladung
het strafblad	→	das Strafregister
overkomen (overkómen)	→	passieren
de pleger	→	der Täter / dieTäterin
onderuit komen	→	darum herumkommen
het hof van assisen	→	das Geschworenengericht
komen opdagen	→	erscheinen
een getuige wraken	→	einen Zeugen ablehnen
zonder opgaaf van reden	→	ohne Angabe der Gründe
gaandeweg	→	nach und nach
uiteenlopend	→	unterschiedlich
bestand zijn tegen iets	→	etwas aushalten können
huis-tuin-en-keuken- (prefix)	→	Feld-Wald-und-Wiesen-
flauwvallen	→	in Ohnmacht fallen, ohnmächtig werden
vervangen	→	ersetzen, austauschen
iemand buitenspel zetten	→	jemanden ins Abseits drängen
zich buigen over iets	→	sich mit einer Sache beschäftigen / befassen
de NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie)	→	die Nato
de strafpleiter	→	der Strafverteidiger
de kolder	→	der Blödsinn
uit de hand lopen	→	außer Kontrolle geraten / aus dem Ruder laufen
vergen	→	erfordern
abusievelijk	→	irrtümlicherweise
de gerechtsdeurwaarder	→	der Gerichtsvollzieher
de dwaling	→	der Irrtum
de loutering	→	die Katharsis

dat is te gek voor woorden	→	da fehlen einem die Worte
hilarisch	→	komisch, witzig
verkroppen	→	verschmerzen
chagrijnig	→	schlecht gelaunt, griesgrämig
grofweg	→	rund, grob gerechnet
in de lach schieten	→	auflachen
de distillerderij	→	die Brennerei, Branntweinbrennerei
iets machtig zijn	→	etwas mächtig sein, beherrschen
de volzin	→	der Satz
appeltje-eitje	→	ein Kinderspiel, ein Klacks, eine Kleinigkeit
het getuigschrift	→	das Zeugnis
de MTS (middelbare technische school)	→	technische Fachoberschule
afdoende	→	ausreichend
aantikken	→	sich summieren
schelden	→	schimpfen
zoek zijn	→	verloren gegangen sein
geplaagd	→	gepiesackt
de Belgenmop	→	der Belgierwitz
het verzet	→	der Widerstand
onderuit komen	→	darum herumkommen

onderuit komen	→	darum herumkommen
de spleet	→	die Spalte
de schaduw	→	der Schatten
het gebaar	→	die Geste
de berisping	→	der Tadel, Verweis, die Rüge
aanzetten	→	akzentuieren
de wenkbrauwen	→	die Augenbrauen
eruit springen	→	auffallen
het kuiltje	→	das Grübchen
iemand (tegen een ander, tegen zich(zelf)) in het harnas jagen	→	jemanden (gegen einen anderen, gegen sich selbst) in Harnisch bringen
iets op de korrel nemen	→	etwas aufs Korn nehmen
in de smaak vallen	→	gefallen
misprijzend	→	missbilligend
gelijk hebben in	→	recht haben