Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

België zakt fors op ranglijst persvrijheid

de invalshoek	→	der Blickwinkel, die Sicht, Sichtweise
beschouwen	→	betrachten
staken	→	abbrechen
dergelijk	→	derartig, solch
verslaan	→	berichten (von)

in de weer zijn	→	beschäftigt sein
rellen	→	Krawall machen
uit de hand lopen	→	außer Kontrolle geraten / aus dem Ruder laufen
de relschopper	→	der Randalierer, Krawallmacher
de hersenschudding	→	die Gehirnerschütterung
de ongeregeldheden	→	die Ausschreitungen, Krawalle
de Mobiele Eenheid (ME)	→	die Bereitschaftspolizei (Einheit der niederländischen Polizei)
fouilleren	→	durchsuchen
het opstootje	→	der Krawall
de baldadigheid	→	der Unfug
de kliko	→	der Müllcontainer	(in NL)
de supporter	→	der Fan, Anhänger
staken	→	abbrechen

het NK (Nederlands Kampioenschap)	→	die niederländische Meisterschaft
de tegenwind	→	der Gegenwind
afgelasten	→	absagen, absetzen
de stormvloedkering	→	die Sturmflutwehr
staken	→	abbrechen
de fanatiekeling	→	der Fanatiker
onvoorspelbaar	→	nicht vorhersagbar/voraussagbar
uiteindelijk	→	schließlich
de vrachtwagen	→	der Lastwagen
vervoeren	→	transportieren

de liplezer	→	der Lippenleser
bejegenen	→	behandeln, begegnen
de uitlating	→	die Äußerung
staken	→	abbrechen
de preses	→	der Vorsitzende
zich misdragen	→	sich schlecht benehmen
niet zonder slag of stoot gaan	→	nicht reibungslos verlaufen
verstrekken	→	verschaffen, erteilen
zich genoodzaakt zien	→	sich gezwungen sehen
kwalijk	→	übel, schlimm
de raddraaier	→	der Rädelsführer
niet meevallen	→	schwer sein
zijn handen branden (aan iets)	→	sich die Finger verbrennen (an einer Sache)
daar moet je maar zin in hebben	→	darauf hat nicht jeder Lust
de aantijging	→	die Bezichtigung, Diffamierung
iets terugdraaien	→	etwas rückgängig machen
iemand in staat van beschuldiging stellen	→	jemanden unter Anklage stellen
knakken	→	brechen
het Openbaar Ministerie (OM)	→	die Staatsanwaltschaft
de tuchtcommissie	→	das Sportgericht

staken	→	abbrechen
de duisternis	→	die Dunkelheit, die Finsternis
onverrichter zake	→	unverrichteter Dinge
de woonst	→	die Wohnung	(in B)
ondergronds	→	unterirdisch
de losbol	→	der Lebemann, Leichtfuß
de pipo	→	der Kauz, der Clown
zich niets aantrekken van iets	→	sich nichts daraus machen
noodgedwongen	→	notgedrungen
verslagen	→	geschlagen
onvoorspelbaar	→	nicht vorhersagbar/voraussagbar
de brol	→	der Kram, Krempel	(in B)
iemand een hart onder de riem steken	→	jemandem Mut machen
iets uitkammen	→	etwas durchkämmen / durchforsten
fluwelen	→	samten, Samt-
geruit	→	kariert
de trui	→	der Pullover
de winterjas	→	der wintermantel

de Elfstedentocht	→	die Elfstädtetour auf dem Eis in der niederländischen Provinz Friesland
staken	→	abbrechen
niet lekker worden	→	unwohl werden
in samenspraak met	→	in Absprache mit
het persbureau	→	die Nachrichtenagentur
een stad aandoen	→	eine Stadt besuchen
vertraging oplopen	→	sich verspäten
inlassen	→	einschieben
het zoutgehalte	→	der Salzgehalt
op peil	→	auf dem erforderliche Niveau
toejuichen	→	zujubeln
pittig	→	gepfeffert
iets achter de rug hebben	→	etwas hinter sich haben
zijn best doen	→	sein Bestes, Möglichstes tun
halen	→	schaffen
het kankeronderzoek	→	die Krebsforschung
oplopen	→	ansteigen
de oud-schaatser	→	der ehemalige Schlittschuhläufer

de reclame	→	die Werbung
het gevogelte	→	das Geflügel
de abri	→	das Wartehäuschen	(in NL)
de zonsondergang	→	der Sonnenuntergang
staken	→	abbrechen
om de haverklap	→	alle nase(n)lang, beim geringsten Anlass
uitgekiend	→	raffiniert, ausgeklügelt
iemand benaderen	→	an jemanden herantreten
de tegenhanger	→	das Pendant, das Gegenstück
iets zien zitten	→	Vertrauen in etwas haben
het bushokje	→	das Wartehäuschen
de voorbijganger	→	der Passant
tof	→	toll, spitze