Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Nicaragua verbreekt diplomatieke banden met Nederland

verwijten	→	vorwerfen
bemoeizuchtig zijn	→	sich in alles einmischen
ophoepelen	→	sich wegscheren, sich fortscheren
uit de lucht komen vallen	→	wie vom Himmel fallen
het bewind	→	das Regime
de godsdienst	→	die Religion
het schrikbewind	→	die Schreckensherrschaft

opzien baren	→	Aufsehen erregen
de betrokkenheid	→	die Beteiligung
goed vallen	→	wohlwollend aufgenommen / begrüßt werden, Anklang finden
het bewind	→	das Regime
gruwelijk	→	grausam
in eerste aanleg	→	in erster Instanz
bij verstek	→	in Abwesenheit
in hoger beroep gaan	→	Berufung einlegen
op het oog hebben	→	im Auge haben
verrijken	→	bereichern

de Decembermoorden	→	am 8. Dezember 1982 wurden 15 Gegner der Militärregierung in Surinam umgebracht
doorgaan	→	stattfinden, nicht ausfallen
de Krijgsraad	→	das Militärgericht
in eerste aanleg	→	in erster Instanz
zogeheten	→	sogenannt
iets van tafel vegen	→	etwas vom Tisch wischen
het bewind	→	das Regime
de zakenlieden	→	die Geschäftsleute
de nabestaanden	→	die Hinterbliebenen
voortvarend	→	energisch

inlijven	→	einverleiben, annektieren
het geschil	→	der Konflikt, die Uneinigkeit
het relaas	→	der Bericht, die Geschichte
woelig	→	unruhig
vredig	→	friedlich
annexeren	→	annektieren
de eeuwwisseling	→	die Jahrhundertwende
het bewind	→	das Regime
spaak lopen	→	schief gehen
zijn zinnen zetten op iets	→	auf etwas versessen sein
het gekrakeel	→	das Gezänk
opsplitsen	→	aufteilen
de strook	→	der Streifen
de groeve	→	die Grube
afbakenen	→	abstecken, abgrenzen
de tribulatie	→	die Drangsal
bestuurlijk	→	behördlich, administrativ
zuur opbreken	→	sauer aufstoßen
vervolgen	→	(strafrechtlich) verfolgen
bedaren	→	beruhigen

wat bezielt je!	→	was ist in dich gefahren!, wie kommst du dazu!
de oliebelangen	→	die Ölinteressen
verscheuren	→	zerreißen
bezig houden	→	beschäftigen
hoog oplopen	→	sich zuspitzen, eskalieren
opgang doen	→	aufkommen, im Kommen sein
het bewind	→	das Regime
buitenspel staan	→	im Abseits stehen
de hefboom	→	der Hebel, Schalthebel
zijn zin krijgen	→	seinen Willen bekommen
de geldschieter	→	der Geldgeber
tegenspreken	→	widersprechen
het koper	→	das Kupfer

de Decembermoorden	→	am 8. Dezember 1982 wurden 15 Gegner der Militärregierung in Surinam umgebracht
de fakkeloptocht	→	der Fackelzug
de belangstellende	→	der Interessent
het slachtoffer	→	das Opfer
het bewind	→	das Regime
de plechtigheid	→	die Feierlichkeit, die Zeremonie
het toneel	→	die Bühne
de gebeurtenis	→	das Ereignis
de wethouder	→	der Beigeordnete	(in NL)
eisen	→	fordern
de legerleider	→	der Kommandant, Befehlshaber