Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Filmpje: Adriaan van Dis bij Buitenhof over Naar zachtheid en een warm omhelzen

de huishoudster	→	die Haushälterin
raken	→	berühren
het geruzie	→	die Streiterei
opslaan	→	memorieren
onbezoldigd	→	unbesoldet
het kraambed	→	das Wochenbett
het vogelkooitje	→	der Vogelkäfig
bestieren	→	verwalten, leiten, lenken
geplooid	→	gefaltet
onthoofd	→	enthauptet
slordig	→	unordentlich, nachlässig
het ventje	→	der Junge
in mijn blootje	→	im Adamskostüm
de moestuin	→	der Gemüsegarten
zich laven aan	→	sich laben, erquicken
de genegenheid	→	die Zuneigung
jeremiëren	→	amentieren
het KNIL (Koninklijk Nederlands-Indisch Leger)	→	die Königliche Niederländisch-Indische Armee
het ongemak	→	das Unbehagen

er (niet) best voor staan	→	schlecht bestellt sein um
de zuipschuit	→	der Säufer
de gierigaard	→	der Geizhals
alles, iedereen over één kam scheren	→	alles, alle über einen Leisten schlagen/in einen Topf werfen
wijten aan iets	→	auf etwas zurückführen
dobbelen	→	würfeln
het gerstenat	→	der Gerstensaft
de vechtersbaas	→	der Schlägertyp, Raufbold
omslachtig	→	umständlich
zijn geluk beproeven	→	sein Glück versuchen
slordig	→	unordentlich, nachlässig
het koeterwaals	→	das Kauderwelsch
de borrel	→	der Schnapps
ervanlangs krijgen	→	Prügel beziehen, eins draufkriegen
plagerig	→	neckisch
de scheet	→	der Pups, Furz
de billen	→	der Hintern
vermakelijk	→	amüsant
opsteken	→	lernen, klüger werden
de / het kaft	→	der Umschlag

de zebrafink (Taeniopygia guttata)	→	der Zebrafink
dronken	→	betrunken
onzuiver	→	falsch
slordig	→	unordentlich, nachlässig