Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Liefde van toen: Venstervrijen

vrijen	→	eine Liebschaft haben
de verkering	→	die feste Beziehung
pril	→	zart, früh
huwbaar	→	heiratsfähig
de bedstede	→	der Alkoven
vrijgezel	→	ledig, unverheiratet
een nachie praoten (een nachtje praten)	→	eine Nacht reden
onderhouden	→	versorgen
de schoonzoon	→	der Schwiegersohn
dikke kans	→	gut möglich
afkeurenswaardig	→	tadelnswert
bulderen	→	donnern
de dominee	→	der Pfarrer, Pastor (protestantisch)
dikwerf	→	des Öfteren
reikhalzend	→	sehnsüchtig, voller Sehnsucht
het kozijn	→	der Fensterrahmen
onder iets uit kunnen	→	sich etwas entziehen können
de predikant	→	der Pfarrer, Pastor (protestantisch)
de tralie	→	der Gitterstab
uitdoven	→	löschen, auslöschen

verstandelijk beperkt	→	geistig behindert
puur	→	lauter, pur, rein
fouilleren	→	durchsuchen
iemand op zijn gemak stellen	→	jemanden beruhigen
vastbesloten zijn	→	festentschlossen sein
uit zijn dak gaan	→	außer Rand und Band geraten
los gaan	→	ausgelassen feiern
de remmen gaan los	→	die Hemmungen über Bord
de prikkel	→	der Reiz
iets op poten zetten	→	etwas auf die Beine stellen
de betrokkenen	→	die Beteiligten
de bui	→	der Schauer, der Regenguss
vlekkeloos	→	einwandfrei
de schroom	→	die Scheu, Hemmung
de verkering	→	die feste Beziehung
het poffertje	→	der kleine Eierkuchen
de goochelaar	→	der Zauberkünstler, Taschenspieler
het feestbeest	→	jemand, der gerne und viel Feste feiert
alles kan	→	alles ist möglich

aan iets toe zijn	→	etwas brauchen
iets ontvluchten	→	vor etwas flüchten, etwas entfliehen
hunkeren	→	fiebern, verlangen, sich sehnen
eruit zijn	→	die Lösung gefunden haben
het schetsboek	→	das Skizzenbuch
vrijwel	→	nahezu, so gut wie
blaken	→	strotzen
de trapgevel	→	der Treppengiebel
geraakt	→	gerührt, bewegt
schraal	→	karg
sjansen	→	flirten
de verkering	→	die feste Beziehung
een wens koesteren	→	einen Wunsch hegen
de vierkante centimeter	→	der Quadratzentimeter
gissen	→	raten
preuts	→	prüde
voltooien	→	vollenden, abschließen
wijzigen	→	ändern
glooien	→	leicht / schräg abfallen