Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

De gruwelijke moord op de gebroeders De Witt

gruwelijk	→	grausam
de gebroeders	→	die Brüder
verminken	→	verstümmeln
verscheuren	→	zerreißen
naar verluidt	→	wie verlautet, dem Vernehmen nach
het rampjaar	→	das Katastrophenjahr
in zwaar weer verkeren	→	schwierige Zeiten durchmachen, in Schwierigkeiten sein	(in NL)
aanvallen	→	angreifen
reddeloos	→	rettungslos
redeloos	→	unvernünftig, blind
radeloos	→	ratlos
het tijdperk	→	die Zeit
de raadspensionaris	→	der Ratspensionär	(in https://de.wikipedia.org/wiki/Ratspension%C3%A4r)
het gewest	→	die Region
de orangist	→	der Orangist (Anhänger des Hauses von Oranien)
de achterkleinzoon	→	der Großenkel
verwijten	→	vorwerfen
verwaarlozen	→	vernachlässigen
de Hollandse waterlinie	→	https://de.wikipedia.org/wiki/Holl%C3%A4ndische_Wasserlinie
het ontslag	→	die Kündigung
beramen	→	planen
de pijnbank	→	die Folterbank
de bekentenis	→	das Geständnis
hervormd	→	reformiert
de predikant	→	der Pfarrer, Pastor (protestantisch)
medeplichtig	→	mitschuldig
het Groene Zoodje	→	https://nl.wikipedia.org/wiki/Groene_Zoodje
de ledematen	→	die Gliedmaßen
gooien	→	werfen

hernieuwd	→	erneut
ontdopen	→	enttaufen, aus dem Taufregister streichen
godvergeten onrecht	→	himmelschreiendes Unrecht
in de nasleep	→	in der Folgezeit
terugkaatsen	→	zurückwerfen
iets in de doofpot stoppen	→	etwas unter den Teppich kehren, vertuschen
aanvallen	→	angreifen
de bumpersticker	→	± der Autoaufkleber
de bubbel	→	die Blase
de parochie	→	die (katholische) Pfarrgemeinde / Kirchengemeinde

de peiling	→	die Umfrage
komen opdraven	→	sich einfinden
ernaast zitten	→	daneben / falsch liegen, sich irren
de opiniepeiling	→	die Meinungsumfrage
aanvallen	→	angreifen
voorop liggen	→	an erster Stelle stehen / vorn liegen
de razernij	→	die Raserei, Wut
de verdachtmaking	→	die Verdächtigung
op last (van)	→	im Auftrag (von)
nergens op slaan	→	unter aller Kritik sein
scheuren	→	reißen

het jachtluipaard	→	der Gepard
de prooi	→	die Beute, das Opfer
besluipen	→	beschleichen, sich heransleichen
uitstappen	→	aussteigen
maar net	→	gerade mal
de schaduw	→	der Schatten
luieren	→	faulenzen
de inzittenden	→	die Insassen
onmiddellijk	→	unverzüglich
aanvallen	→	angreifen

vanzelfsprekend	→	selbstverständlich
het kerkgenootschap	→	die Glaubensgemeinschaft
de monnik	→	der Mönch
aanvallen	→	angreifen
zich aan iets ontworstelen	→	sich befreien aus etwas
het bewind	→	die Regierung, das Regime
goed uitkomen	→	passen, recht sein
de hervormde godsdienst	→	der reformierte Glaube
belijden	→	sich bekennen
schrappen	→	streichen
te boek staan (als)	→	gelten / einen Ruf haben (als), für etwas gehalten werden
de trouwring	→	der Ehering
blijkens	→	laut
zich sterk maken voor iets	→	sich für etwas einsetzen
de seksuele voorlichting	→	die Sexualaufklärung
de abortus	→	die Abtreibung

de vlucht	→	der Flug
de boel op stelten zetten	→	Rabatz machen, alles auf den Kopf stellen
aanvallen	→	angreifen
de kopstoot uitdelen	→	einen Kopfstoß versetzen
overmeesteren	→	überwältigen, bezwingen
de reden	→	der Grund
voorkomen	→	verhindern
bijten	→	beißen
de geweldpleging	→	die Gewalttätigkeit