Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

De Belgische Grondwet: een revolutionair document

vooruitstrevend	→	fortschrittlich, progressiv
de constitutie	→	die Verfassung, das Grundgesetz
doorwrocht	→	(gut) durchgearbeitet, ausgereift
verwaarloosbaar	→	zu vernachlässigen
de auditeur	→	der Staatsanwalt	(in B)
het Rekenhof	→	der Rechnungshof	(in B)
balorig	→	widerspenstig, störrisch
iemand (tegen een ander, tegen zich(zelf)) in het harnas jagen	→	jemanden (gegen einen anderen, gegen sich selbst) in Harnisch bringen
verlicht	→	aufgeklärt
het gemor	→	das Murren
kibbelen	→	sich zanken
olie op het vuur gooien	→	Öl ins Feuer gießen
de ketelmuziek	→	± die Katzenmusik
de lont	→	die Lunte, Zündschnur
vuur vatten	→	Feuer fangen
gedeisd	→	ruhig
de duimelot	→	der Däumling
de schermutseling	→	das Scharmützel
iets staat hoog in het vaandel	→	etwas wird groß geschrieben
iets hekelen	→	etwas scharf kritisieren
met een vaart	→	met großer Geschwindigkeit
kersvers	→	frischgebacken
in zijn nopjes zijn met iets	→	quietschvergnügt sein, sich sehr über etwas freuen
her en der	→	überall, hier und da
weten waar Abraham de mosterd haalt	→	wissen wo Barthel den Most holt
de cherrypicking	→	die Rosinenpickerei
de dwingelandij	→	die Gewaltherrschaft
het gewetensbezwaar	→	der Gewissensskrupel
kronkelig	→	sich windend, gewunden
omzeilen	→	umschiffen, umgehen
koffiedik kijken	→	aus dem Kaffeesatz wahrsagen
de lappendeken	→	der Flickenteppich
de eigengereidheid	→	der Eigensinn

de vechtpartij	→	die Rauferei, Schlägerei
de veiligheidsdienst	→	der Sicherheitsdienst
bevestigen	→	bestätigen
de gespierde woordenwisseling	→	der kernige / handfeste Wortwechsel
de schermutseling	→	das Scharmützel
de ruzie	→	der Streit, Krach
gooien	→	werfen
de gemoederen bedaren	→	die Gemüter beruhigen sich
meteen	→	sofort
de plooien gladstrijken	→	die Falten glätten/ausbügeln
de verkiezingsshow	→	die Wahlshow
muilkorven	→	einen Maulkorb anlegen, den Mund verbieten, das Wort verbieten
beknotten	→	beschränken, einschränken