Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

KU Leuven dient klacht in na lezing Dries Van Langenhove (video)

KU Leuven	→	Katholische Universität Löwen
landbouw	→	die Landwirtschaft
uitspraken doen	→	Äußerungen machen
onder het mom	→	unter dem Vorwand, dem Deckmantel
lijnrecht ingaan tegen iets	→	etwas völlig zuwiderhandeln
het lokaal	→	der Raum
aanvaarden	→	akzeptieren
iemand wegzetten als	→	jemanden hinstellen wie

de omstanders	→	die Umstehenden
de verzetsheld	→	der (heldenhafte) Widerstandskämpfer
inzake	→	bezüglich, hinsichtlich
ten deel vallen	→	zuteilwerden
geleidelijk	→	nach und nach
gepaard gaan met iets	→	einhergehen mit etwas
de Februaristaking	→	Streik am 25.-26. Februar 1941wegen der antijüdischen Maßnahmen der deutschen Besatzungsmacht
koesteren	→	kultivieren
de erkentelijkheid	→	die Dankbarkeit
het plantsoen	→	die Parkanlage
aanvaarden	→	akzeptieren
soepel	→	reibungslos
de spoorwegen	→	die Bahn
het lot	→	das Schicksal
spraakmakend	→	auffällig, Aufsehen erregend
vrijwel	→	nahezu, so gut wie
snappen	→	kapieren, verstehen
verzwakken	→	abschwächen
de schadevergoeding	→	der Schadenersatz
tekortschieten	→	versagen

iets ophelderen	→	etwas aufklären
de grondlegger	→	der Begründer
aanvaarden	→	akzeptieren
staven	→	nachweisen, beweisen
wegen	→	abwägen
zijn jammere lot	→	sein bedauernswertes Schicksal
de achterkleinkinderen	→	die Urenkel
pronken	→	prahlen
de speurder	→	der Ermittler
onherroepelijk	→	endgültig
het rouwproces	→	die Trauerarbeit

het bos	→	der Wald
de boomhut	→	das Baumhaus
in navolging (van)	→	nach dem Vorbild (von)
het tiental	→	das Dutzend
kappen	→	fällen
niet opgezet zijn met iets	→	nicht gerade begeistert sein von etwas	(in B)
aanvaarden	→	akzeptieren
de studentenhuisvesting	→	die Studentenunterkunft
de actievoerder	→	der Teilnehmer an einer Aktion
afdruipen	→	abziehen
nijpend	→	drückend
het kot	→	das Studentenzimmer, die Studentenbude	(in B)
aanpalend	→	angrenzend, benachbart

uithalen naar iets / iemand	→	etwas / jemanden kritisieren, gegen etwas / jemanden wettern
de nieuwsuitzending	→	die Nachrichtensendung
de afschuw	→	der Abscheu
de kijker, de kijkster	→	der Zuschauer, die Zuschauerin
het betoog	→	die Argumentation, die Darlegung, die Erörterung
aanvaarden	→	akzeptieren
zich verschuilen	→	sich verstecken
het ongedierte	→	das Ungeziefer
fatsoenlijk	→	anständig
volstaan	→	genügen, (aus)reichen
de nietsnut	→	der Nichtsnutz, Taugenichts