Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

De tulpenmanie: de eerste speculatiecrisis in de Nederlandse beleggingsgeschiedenis (video)

de belegging	→	die Kapitalanlage
de teelt	→	der Anbau
de koorts	→	das Fieber
het faillissement	→	der Konkurs, die Pleite
tot de verbeelding spreken	→	die Fantasie anregen / beflügeln
de tulpenbol	→	die Tulpenzwiebel
het buiten	→	das Landhaus
verfraaien	→	verschönern, schmücken
zich bemoeien met iets	→	sich einmischen in etwas
de schepen	→	der Schöffe
de pan uit schieten	→	in die Höhe schießen
de tarwe	→	der Weizen
de os	→	der Ochse
de kelk	→	der Kelch
de veiling	→	die Versteigerung
de ineenstorting	→	der Zusammenbruch
de deurwaarder	→	der Gerichtsvollzieher
de belegger	→	der Investor
verhaal halen (op)	→	sich schadlos halten (an)
afdoende	→	ausreichend
teisteren	→	heimsuchen
zondig	→	sündhaft
wie het onderste uit de kan wil hebben, krijgt het deksel op de neus	→	wer das Letzte aus der Kanne trinken will, dem fällt der Deckel auf die Schnauze
verkwisten	→	verschwenden, vergeuden
verspillen	→	verschwenden
de windhandel	→	das Spekulationsgeschäft
de gulzigheid	→	die Gier
spijt hebben	→	bereuen
een boekje over iemand opendoen	→	jemands Sündenregister aufschlagen
het tuitje	→	die Tülle
de hardleersheid	→	die Unbelehrbarkeit
aandikken	→	aufbauschen, übertreiben
het madeliefje	→	das Gänseblümchen

het mierennest	→	der Ameisenhaufen
monkelen	→	schmunzeln
etsen	→	radieren
waterverven	→	aquarellieren
de tronie	→	de Visage
het mombakkes	→	die (groteske) Maske
de armoezaaier	→	der Habenichts, Hungerleider, Bettler
spieden	→	spähen
de venter	→	der Hausierer
nijver	→	fleißig
de luim	→	die Laune
mistroostig	→	niedergeschlagen, trübselig
dense (Eng.)	→	dicht, kompakt
navlooien	→	nachforschen
de vlooien	→	die Flöhe
van binnen en van buiten	→	in- und auswenig
verbeurdverklaren	→	beschlagnahmen, einziehen
de nijverheid	→	die Industrie, das Gewerbe
sompig	→	sumpfig, matschig
het beluik	→	die Sackgasse	(in B)
de behanger	→	der Tapezierer
de familiebedoening	→	der Familienbetrieb
uitpuilen	→	überquellen
sluiks	→	heimlich
verslonzen	→	verkommen/verludern lassen
aanschurken tegen iets	→	sich an etwas schmiegen
het madeliefje	→	das Gänseblümchen
de zelfkant	→	der Rand
de mistroostigheid	→	die Niedergeschlagenheit
doorgronden	→	durchschauen, ergründen
de smeltkroes	→	der Schmelztiegel
tegendraads	→	widerspenstig, störrisch, gegen den Strich
onderduims	→	still und leise, (klamm)heimlich	(in B)
vlijmscherp	→	messerscharf
de engelenbak	→	die Galerie
op de korrel nemen	→	aufs Korn nehmen
zwieren	→	schwingen
de hersenpan	→	die Gehirnschale
wroeten	→	wühlen
nekvelpakkend	→	beim Genick nehmend
snood	→	schnöde, ruchlos

de geur	→	der Geruch, Duft
teweegbrengen	→	verursachen, auslösen, bewirken
de walging	→	der Ekel
het reukorgaan	→	das Riechorgan
de lappendeken	→	die Flickendecke
prijken	→	prangen, prunken
het indool	→	https://de.wikipedia.org/wiki/Indol
de teug	→	der Zug
de uitwaseming	→	die Ausdünstung
het sandelhout	→	das Sandelholz
het grachtenpand	→	das Grachtenhaus
olfactorisch	→	olfaktorisch
iets uitkammen	→	etwas durchkämmen / durchforsten
het madeliefje	→	das Gänseblümchen
opsnuiven	→	einatmen, schnuppern
de kievitsbloem	→	die Schachblume
de paardenbloem	→	der Löwenzahn
de pinksterbloem	→	das Wiesenschaumkraut
het fluitenkruid	→	der Wiesenkerbel
het vleugje	→	der Hauch, der Schimmer
de mest	→	der Dung, Mist, Dünger

de veiling	→	die Auktion, Versteigerung
het schilderij	→	das Gemälde, Bild
vermeerderen	→	zunehmen
aanzienlijk	→	wesentlich, beträchtlich
opleveren	→	einbringen
ten faveure van	→	zugunsten
leren	→	Leder-, aus Leder
de spijkerbroek	→	die Jeans, Nietenhose
de capuchon	→	die Kapuze
het madeliefje	→	das Gänseblümchen
de klaproos	→	der Klatschmohn
iets uit de grond stampen	→	etwas aus dem Boden stampfen
overhalen	→	überreden
Romeins	→	römisch
de begraafplaats	→	der Friedhof, die Begräbnisstätte
het scheermes	→	das Rasiermesser