Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

De man achter de meest gehate uitvinding van Nederland: de flitspaal

gehaat	→	verhasst
de flitspaal	→	die Radarkamera, der Ampelblitzer
opscheppen	→	angeben
de onderzeeër	→	das U-Boot
de brandslang	→	der Feuerwehrschlauch
de uitvinder	→	der Erfinder
de kachel	→	der Ofen
erdoorheen jagen	→	verjubeln
de zolderkamer	→	die Dachkammer, Bodenkammer
knutselen	→	basteln
het scheerapparaat	→	der Rasierapparat
de rommelmarkt	→	der Flohmarkt, der Trödelmarkt
de snelheidsduivel	→	der Raser
de verkeersovertreding	→	das Verkehrsdelikt
iemand flitsen	→	jemanden blitzen
optrekken	→	beschleunigen
de slijptol	→	der Winkelschleifer
koppen	→	titeln
pielen	→	fummeln
de bekeuring	→	das Bußgeld, der Strafzettel
afgaan	→	von der Hand gehen
verslaafd	→	süchtig
onbedoeld	→	unabsichtlich, unbeabsichtigt

dol op iets zijn	→	auf etwas versessen sein
overdrachtelijk	→	übertragen, metaphorisch
luidruchtig	→	laut
de Zaan	→	Region rund um den Fluss Zaan im Westen der Niederlande in der Provinz Nordholland
de reuring	→	der Trubel, die Aufregung
beschaafd	→	zivilisiert
de sliert	→	die Reihe
af en aan	→	hin und her
het feuilleton	→	die Fortsetzungsgeschichte
ocr	→	optical character recognition
de overstap	→	der Wechsel
fluïde	→	fließend
de ontroering	→	die Rührung, die Ergriffenheit
koppen	→	titeln
dat is voer voor	→	das ist ein gefundes Fressen für

de voorpagina	→	die Titelseite
onterecht	→	zu Unrecht
koppen	→	titeln
de zweepslag	→	der Peitschenhieb
de pasmunt	→	das "Wechselgeld"
goedkeuren	→	genehmigen, bewilligen
onmiddellijk	→	sofort, unverzüglich
het Federaal Parlement	→	die nationale Volksvertretung in Belgien
de betoging	→	die Demonstration
alles in het werk stellen	→	alles versuchen, daransetzen

het toneel	→	die Szene
achterhalen	→	ermitteln, herausfinden
beknopt	→	knapp, kurz
de vernieling	→	die Zerstörung
afkeuren	→	verurteilen
de staking	→	die Einstellung, der Abbruch
koppen	→	titeln
zich voordoen	→	sich ereignen, passieren
de schop	→	der Spaten
de puinhoop	→	der Trümmerhaufen
de steengroeve	→	der Steinbruch
alhier	→	hier, hierselbst
manmoedig	→	mannhaft, beherzt
pogen	→	probieren
de aanrander	→	der Angreifer, Vergewaltiger
tussenbeide komen	→	eingreifen, sich einschalten
de raddraaier	→	der Rädelsführer
benard	→	bedrängt
onbeteugeld	→	ungezügelt
vernielen	→	zerstören, kaputt machen

de frieten	→	die Pommes	(in B)
de aardappelteler	→	der Kartoffelbauer
de schil	→	die Schale
ruw	→	roh
de verwerking	→	die Verarbeitung
zonneklaar	→	sonnenklar
het stellen met	→	auskommen müssen mit
de friturist	→	der Inhaber einer Pommesbude	(in B)
de lekkernij	→	der Leckerbissen, die Delikatesse
koppen	→	titeln
beamen	→	bestätigen

de paus	→	der Papst
hinten	→	andeuten
uniek	→	einmalig
de daklozenkrant	→	die Obdachlosenzeitung
de kerkleider	→	der Kirchenführer
koppen	→	titeln
de betrokkenheid	→	das Engagement, die Verbundenheit
verleiden	→	verführen
zich verontschuldigen	→	sich entschuldigen