Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Duitse defensieminister krijgt kritiek voor pijnlijke nieuwjaarsvideo (video)

de defensieminister	→	der Verteidigungsminister, die Verteidigungsministerin
onhoudbaar	→	unerträglich, untragbar
onhandig	→	ungeschickt, unbeholfen
ontploffen	→	explodieren
in het verkeerde keelgat schieten	→	in die falsche Kehle geraten
belachelijk	→	lächerlich
niet mals	→	nicht mild
de wang	→	die Backe

stilstaan bij iets	→	an etwas denken
zwaarbevochten	→	hart erkämpft
het strijdtoneel	→	der Kriegsschauplatz
de schuilkelder	→	der Luftschutzkeller, Luftschutzraum
het kruispunt	→	die Kreuzung, der Schnittpunkt
alles op alles zetten	→	alles dran setzen
met de grond gelijkmaken	→	dem Erdboden gleichmachen
de voordeur	→	die Haustür
op slag	→	auf der Stelle
verbrijzelen	→	zersplittern, zerschmettern, zertrümmern
ongedeerd	→	unversehrt, unverletzt
het puin	→	der Schutt, die Trümmer
ontploffen	→	explodieren
(ook) al	→	(auch) wenn
stikken	→	ersticken
verdwaald	→	verirrt
van buitenaf	→	von außen
durven	→	sich trauen

treiteren	→	schikanieren, triezen, quälen
het gezin	→	die Familie
de overlast	→	die Belästigung, die Probleme
ontploffen	→	explodieren
kanker-	→	Scheiß-, Mist-, Drecks-
landelijk	→	überregional
misselijkmakend	→	widerlich, ekelhaft
verbijsterd	→	bestürzt, fassungslos
aan de gang zijn	→	laufen

ruim	→	weit, geräumig
das is wennen	→	das ist gewöhnungsbedürftig
het patatje oorlog	→	die Pommes mit Mayo, Zwiebeln und Erdnusssauce	(in NL)
het rotje	→	die Knallerbse, der Knallfrosch
ontploffen	→	explodieren
het bushokje	→	das Wartehäuschen
vergezellen	→	einhergehen, begleiten
giechelen	→	kichern
de huisgenoot	→	der Mitbewohner
iets voor lief nemen	→	mit etwas vorliebnehmen
de loodgieter	→	der Klempner
de poep	→	der Stuhl, die Scheiße
oud en nieuw	→	der Jahreswechsel
inslaan	→	sich eindecken (mit)

het musket	→	die Muskete
de overheersing	→	die Vorherrschaft
gietijzeren	→	gusseisern
de ui	→	die Zwiebel
afslepen	→	wegschleppen
de laars	→	der Stiefel
aan de hand van	→	anhand
Staats	→	der Generalstaaten (z.Z. der Republik)
verslaan	→	schlagen, besiegen
eeuwenlang	→	jahrhundertelang
de Spanjaard	→	der Spanier
de belegering	→	die Belagerung
de gebeurtenis	→	das Ereignis
kloppen	→	stimmen
in elkaar zitten	→	funktionieren
dat is van een heel andere orde	→	das ist von ganz anderer Art/Natur
de ontheffing	→	die Befreiung
het buskruit	→	das Schießpulver
ontploffen	→	explodieren
kwijt	→	los

de burgemeester	→	der Bürgermeister
uitgaan van	→	ausgehen von
de gerichte actie	→	die gezielte Aktion
iets in brand steken	→	etwas anzünden
ontploffen	→	explodieren
de vuurzee	→	das Flammenmeer
in brand vliegen	→	in Brand geraten, Feuer fangen

oud en nieuw	→	Silvester
in aantocht zijn	→	im Anzug / Anmarsch sein, nahen
de brievenbus	→	der Briefkasten
eraan moeten geloven	→	dran glauben müssen
ontploffen	→	explodieren
de voordeur	→	die Haustür
de ruit	→	die Glasscheibe
eruit geblazen	→	rausgesprengt
het afdak	→	das Vordach
iets vernielen	→	etwas zerstören
het rolluik	→	der Rollladen
schudden	→	wackeln
gooien	→	werfen
erachter zitten	→	dahinter stecken
de beveiliger	→	der Sicherheitsmann, Wachschutz
blijken	→	sich herausstellen
de voorruit	→	die Windschutzscheibe
het doelwit	→	das Ziel, die Zielscheibe