Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

53ste editie van traditionele ambtenarenbal in Ancienne Belgique in Brussel

de ambtenaar	→	der Beamte, die Beamtin
iets op poten zetten	→	etwas auf die Beine stellen
de uitdaging	→	die Herausforderung
decennialang	→	jahrzehntelang
de steunbetuiging	→	die Beifallsbekundung, Beifallsäußerung
de feestvierders	→	der Festbesucher
het openbaar vervoer	→	die öffentlichen Verkehrsmittel

de dokwerker	→	der Dockarbeiter
vrijwel	→	nahezu
de bestorming	→	der Sturmangriff
de ijssalon	→	der Eissalon
befaamd	→	berühmt
het werk neerleggen	→	die Arbeit niederlegen, in den Streik treten
het openbaar vervoer	→	die öffentlichen Verkehrsmittel
omringend	→	umliegend, im Umkreis

overstappen (op)	→	umsteigen (auf), wechseln
het college (van burgemeester en wethouders)	→	± der Bürgermeister und Beigeordnete	(in NL)
inwisselen	→	umtauschen, eintauschen
een voorkeur voor iets uitspreken	→	etwas bevorzugen, einer Sache den Vorzug geben
gezamenlijk	→	gemeinsam
bemoeilijken	→	erschweren
de drukke agenda	→	der volle Terminkalender
het openbaar vervoer	→	die öffentlichen Verkehrsmittel
een afstand afleggen	→	eine Strecke zurücklegen
naar verluidt	→	wie verlautet, dem Vernehmen nach
vervangen	→	ersetzen, austauschen
openzwaaien	→	sich öffnen

de dierentuin	→	der Zoo, der Tiergarten
het attractiepark	→	der Vergnügungspark
diep in de buidel tasten	→	tief in die Tasche / den Geldbeutel greifen
het prijspeil	→	das Preisniveau
de btw (belasting op de toegevoegde waarde)	→	die Mehrwertsteuer
iets terugdraaien	→	etwas rückgängig machen
dalen	→	abnehmen, nachlassen
de bezuiniging	→	die Einsparung
de uitbreiding	→	die Erweiterung
het openbaar vervoer	→	die öffentlichen Verkehrsmittel
duur uit zijn	→	viel Geld ausgeben müssen

duurzaam	→	nachhaltig
het keurmerk	→	das Gütezeichen
het beheer	→	die Verwaltung
hoog scoren op iets	→	gut abschneiden bei etwas
de put	→	die Grube
de opslag	→	der Speicher
scheiden	→	trennen
het openbaar vervoer	→	die öffentlichen Verkehrsmittel

de rellen	→	die Krawalle
de menigte	→	die Menge
de spullen	→	die Sachen
gooien	→	werfen
de wijk	→	das Viertel, der Stadtteil
de ME (mobiele eenheid)	→	die Bereitschaftspolizei (Einheit der niederländischen Polizei)
bekogelen	→	bewerfen, bombadieren
uitschelden	→	beschimpfen
de bouwkeet	→	die Baubaracke, die Bauhütte
het openbaar vervoer	→	die öffentlichen Verkehrsmittel
afkeuren	→	missbilligen, verwerfen, verurteilen
belagen	→	bedrängen, bedrohen
de vernieling	→	die Zerstörung
aanhouden	→	festnehmen, verhaften
iemand in een nekklem hebben	→	jemanden im Schwitzkasten halten
iemand in bedwang houden	→	jemanden in Schach halten
geen twijfel lijden	→	keinem Zweifel unterliegen
het spandoek	→	das Transparent
de allochtoon	→	der Immigrant, der Einwanderer
er is voor mij veel aan gelegen	→	mir liegt viel daran, ich lege großen Wert darauf

Waals	→	wallonisch
de nieuwkomer	→	der Neuling, der Neuankömmling, der Newcomer
zich vestigen	→	sich niederlassen
maatschappelijk	→	gesellschaftlich
afgelopen	→	vergangen, vorig, letzt
vooralsnog	→	vorerst, vorläufig, fürs Erste, zunächst
verkassen	→	umziehen
aan iets ontsnappen	→	einer Sache entgehen, entkommen
het Brussels Hoofdstedelijk Gewest	→	die Region der Hauptstadt Brüssel
de termijn	→	die Frist
optrekken	→	verlängern
geen graten in iets zien	→	nichts dabei finden, keine Bedenken gegen etwas haben	(in B)
op maat	→	passend
het openbaar vervoer	→	die öffentlichen Verkehrsmittel

zullen	→	werden
de maatschappij	→	die Gesellschaft
het openbaar vervoer	→	die öffentlichen Verkehrsmittel
de HermeLijntram	→	besondere Tram in Antwerpen
uitrusten (met)	→	ausstatten (mit)
de flank	→	die Seite
bijkomend	→	zusätzlich
de toepassing	→	die Anwendung
aantrekkelijk	→	attraktiv