Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Vlaams voor beginners met Anna en Elise (video)

eruit komen	→	eine Lösung finden
klappen	→	sprechen, quatschen	(in B)
de noorderbuur	→	der nördliche Nachbar, Niederländer	(in B)
nougatbollen	→	nichts!, nix!	(in B)

nipt	→	knapp
missen	→	verpassen
op zijn	→	alle zijn
gluiperig	→	hinterhältig, heuchlerisch
zenuwslopend	→	nervenaufreibend, nervtötend
de noorderbuur	→	der nördliche Nachbar, Niederländer	(in B)
de gemenerik	→	der gemeine Kerl, der Schuft
aan de beurt komen	→	an die Reihe kommen
verontwaardigd	→	empört, entrüstet
de waarschuwing	→	die Warnung
met een sisser aflopen	→	glimpflich verlaufen, glimpflich ausgehen
opgelucht	→	erleichtert
veeleisend	→	anspruchsvoll
iets afgelasten	→	etwas absagen / abblasen
komen opdagen	→	erscheinen
mislopen	→	fehlschlagen, misslingen
achteraf	→	hinterher, im Nachhinein
de overrompeling	→	die Überrumpelung
waarderen	→	schätzen
iets ophelderen	→	etwas aufklären

betrappen	→	ertappen, erwischen
de gsm	→	das Mobiltelefon, Handy	(in B)
iemand bekeuren	→	jemandem ein Strafmandat / einen Strafzettel ausstellen
de overtreder (van de verkeersvoorschriften)	→	der Verkehrssünder
appen	→	(über/mit Whatsapp) chatten, Nachrichten (über/mit Whatsapp) schicken	(in NL)
de noorderbuur	→	der nördliche Nachbar, Niederländer	(in B)
iemands doen en laten	→	jemands Tun und Lassen
verwittigen	→	informieren, benachrichtigen
aan de kant	→	am Straßenrand
telkens	→	immer wieder
tegen de lamp lopen	→	erwischt werden
het beleid	→	die Politik
iemand beboeten	→	jemandem eine Geldstrafe / Geldbuße auferlegen

behalen	→	erreichen
de kennis	→	die Kenntnisse
de Waal	→	der Wallone
de noorderbuur	→	der nördliche Nachbar, Niederländer	(in B)
mondig	→	mündig
blijken	→	sich herausstellen, sich zeigen
de rangschikking	→	die Rangordnung
gemiddeld	→	durchschnittlich

de luisteraar	→	der Hörer
de noorderbuur	→	der nördliche Nachbar, Niederländer	(in B)
met iets aan de haal gaan	→	etwas ergattern, etwas erhalten
iets aan elkaar praten	→	moderieren
het radionieuws	→	die Nachrichten im Radio
om het uur	→	stündlich

Noors	→	norwegisch
iets beschikbaar stellen	→	etwas bereitstellen, etwas zur Verfügung stellen
de leegstand	→	das Leerstehen
het tekort	→	der Mangel
de noorderbuur	→	der nördliche Nachbar, Niederländer	(in B)
de moeite waard zijn	→	sich lohnen
maatschappelijk	→	gesellschaftlich
het verlof	→	die Beurlaubung, der (genehmigte) Urlaub
benadrukken	→	betonen, hervorheben
de samenleving	→	die Gesellschaft