Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Een hoed en een lange jas: meer is er niet nodig om Anansi te verbeelden

tot op de dag van vandaag	→	bis heute, bis zum heutigen Tag
het web	→	das Spinnengewebe
bungelen	→	baumeln
lenig	→	geschmeidig
het hert	→	der Hirsch
bovenal	→	vor allem
toedichten	→	andichten, zuschreiben
iets doorhebben	→	etwas kapieren
iemand te kakken zetten	→	jemanden (in aller Öffentlichkeit) bloßstellen, lächerlich machen
iemand een oor aannaaien	→	jemandem einen Bären aufbinden
een hosselaar	→	jemand ohne feste Arbeit
met iets worstelen	→	mit etwas ringen
wars zijn van iets	→	einer Sache abgeneigt sein
meanderen	→	mäandern
de dominee	→	der Pfarrer, Pastor (protestantisch)
de boef	→	der Schurke, Gauner
daarin schuilt een groot gevaar	→	dahinter verbirgt sich, darin steckt eine große Gefahr
prikkelen	→	anregen, stimulieren

toedichten	→	andichten, zuschreiben
iemand iets toebijten	→	± jemandem etwas zubrüllen
zeg maar	→	mit anderen Worten
de oelewapper	→	die Flasche, die Null
buitenaards	→	außerirdisch
de rede	→	die Vernunft
de zielenknijper	→	der Seelenklempner
drs. Zielknijper	→	https://nl.wikipedia.org/wiki/Zielknijper

falen	→	versagen, scheitern
opstappen	→	sein Amt niederlegen, gehen
iemand tegen het lijf lopen	→	jemandem über den Weg / in die Arme laufen
de verbijstering	→	die Bestürzung
de blunder	→	der Schnitzer, Patzer
de motie van wantrouwen	→	der Misstrauensantrag
de verstandsverbijstering	→	die geistige Umnachtung
wegkomen	→	davonkommen
de risee	→	das Gespött
balen van iets	→	die Nase von etwas voll haben
toedichten	→	andichten, zuschreiben
een kinderhand is gauw gevuld	→	Kindeshand ist leicht gefüllt
het geklungel	→	die Stümperei
iets laten versloffen	→	etwas verschludern/verlottern lassen
verstand van zaken	→	Sachverstand
de verademing	→	die Erleichterung
de minkukel	→	der Dümmling
vast en zeker	→	absolut sicher, todsicher
de gedragswetenschapper	→	der Verhaltensforscher
de bebouwde kom	→	die geschlossene Ortschaft
(zijn) biezen pakken	→	die Koffer packen
de kaasstolp	→	die Käseglocke
de dooddoener	→	die abgedroschene Phrase
boven water komen	→	auftauchen
jengelen	→	quengeln
stelselmatig	→	systematisch
ruggengraatloos	→	rückgratlos
wettigen	→	rechtfertigen
opdraaien voor iets	→	für etwas aufkommen müssen

het elftal	→	die Mannschaft, Elf
eisen stellen	→	Ansprüche / Anforderungen stellen
ondergeschikt	→	untergeordnet, nebensächlich
de rede	→	die Vernunft
onterecht	→	zu Unrecht
talig	→	sprachlich
toedichten	→	andichten, zuschreiben
iemand kleineren	→	jemanden herabsetzen / abwerten
iets de revue laten passeren	→	etwas Revue passieren lassen
pretenderen	→	prätendieren, behaupten
iets ongedaan maken	→	etwas rückgängig machen
de poule	→	die Gruppe