Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Nog nooit vertoond: reclamespotje van de SGP op televisie

het reclamespotje	→	der Werbespot
heus	→	echt
de primeur	→	das erste Mal
de SGP (Staatkundig Gereformeerde Partij)	→	niederländische christlich-reformierte Partei
verwelkomen	→	begrüßen
iets over het voetlicht brengen	→	etwas an / vor die Öffentlichkeit bringen
de achterban	→	die Basis, die Anhängerschaft
de kijkkast	→	die Glotze
ontwaren	→	gewahr werden
iemand tegen het lijf lopen	→	jemandem über den Weg / in die Arme laufen
dat is uit den boze	→	das ist fehl am Platz(e), verfehlt
drempelverlagend	→	Schwellenangst abbauend
aan bod komen	→	zum Zug kommen
een brug te ver zijn	→	zu hoch gegriffen sein
geruisloos	→	geräuschlos
aanschuiven	→	zu Gast sein
ingeroosterd zijn	→	eingeplant sein
zijn / haar beurt voorbij laten gaan	→	verzichten

de boekengek	→	der Büchernarr
de spilfunctie	→	die Mittelpunktfunktion
de gril	→	die Laune
de uitwisseling	→	der Austausch
geletterd	→	studiert, gebildet
erop naslaan	→	nachschlagen in
het boekenstalletje	→	der Bücherstand
de kraam	→	die Bude, der Stand
het inkijkje	→	der Einblick
het gebedenboek	→	das Gebetbuch
de marskramer	→	der Straßenhändler
de geletterdheid	→	die Bildung
de aanjager	→	der Antreiber
grif aftrek vinden	→	reißenden Absatz finden
in de wijde omtrek	→	im weiten Umkreis
op een steenworp afstand	→	einen Steinwurf weit	(in NL)
iemand tegen het lijf lopen	→	jemandem über den Weg / in die Arme laufen
sober	→	einfach, schlicht
het schutblad	→	das Deckblatt
op haar beurt	→	ihrerseits

falen	→	versagen, scheitern
opstappen	→	sein Amt niederlegen, gehen
iemand tegen het lijf lopen	→	jemandem über den Weg / in die Arme laufen
de verbijstering	→	die Bestürzung
de blunder	→	der Schnitzer, Patzer
de motie van wantrouwen	→	der Misstrauensantrag
de verstandsverbijstering	→	die geistige Umnachtung
wegkomen	→	davonkommen
de risee	→	das Gespött
balen van iets	→	die Nase von etwas voll haben
toedichten	→	andichten, zuschreiben
een kinderhand is gauw gevuld	→	Kindeshand ist leicht gefüllt
het geklungel	→	die Stümperei
iets laten versloffen	→	etwas verschludern/verlottern lassen
verstand van zaken	→	Sachverstand
de verademing	→	die Erleichterung
de minkukel	→	der Dümmling
vast en zeker	→	absolut sicher, todsicher
de gedragswetenschapper	→	der Verhaltensforscher
de bebouwde kom	→	die geschlossene Ortschaft
(zijn) biezen pakken	→	die Koffer packen
de kaasstolp	→	die Käseglocke
de dooddoener	→	die abgedroschene Phrase
boven water komen	→	auftauchen
jengelen	→	quengeln
stelselmatig	→	systematisch
ruggengraatloos	→	rückgratlos
wettigen	→	rechtfertigen
opdraaien voor iets	→	für etwas aufkommen müssen

de opwinding	→	die Aufregung
de aanleiding	→	der Anlass
ooit	→	aller Zeiten
de strijd aanbinden	→	den Kampf aufnehmen
de slag	→	die Schlacht
iets onder handen nemen	→	etwas bearbeiten, verändern
afplakken	→	zukleben, verkleben
een nieuw likje verf	→	einen neuen Anstrich
tijdelijk	→	vorübergehend
lukken	→	gelingen, klappen
uit de school klappen	→	aus dem Nähkästchen plaudern
de reuring	→	der Trubel, die Aufregung
aan iemands neus voorbijgaan	→	jemandem durch die Lappen gehen
de figurant	→	der Statist
het pasje	→	der Pass
iemand tegen het lijf lopen	→	jemandem über den Weg / in die Arme laufen
de kwajongen	→	der Bengel
de beveiliger	→	der Sicherheitsmann, Wachschutz
iets flikken	→	etwas anstellen, anrichten
met horten en stoten	→	ruckweise, stoßweise, holperig

het bedenksel	→	die Erfindung
de achterachterkleinzoon	→	der Ururenkel
de oppergod	→	der Hauptgott
noords	→	nordisch
de slee	→	der Schlitten
de uithoek	→	die (entlegene) Ecke
de oudejaarsavond	→	Silvester, der Silversterabend
vandaag de dag	→	heutzutage, heute
aanzienlijk	→	beträchtlich
ontbreken	→	fehlen
de mijter	→	die Bisschofsmütze
onlosmakelijk	→	unverbrüchlich
schaapachtig	→	treudoof, dämlich, blöde
de goedzak	→	der gutmütige Trottel
het blosje	→	die Röte
aanslaan	→	ankommen, Anklang finden
goedgemutst	→	gut gelaunt
steevast	→	immer
iemand tegen het lijf lopen	→	jemandem über den Weg / in die Arme laufen
de kerstening	→	die Christianisierung