Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

‘Laat het tot je doordringen: een derde van de onderwijzers leest niet’ (audio)

iets tot zich laten doordringen	→	eine Sache auf sich (ein)wirken lassen
de non-fictieliteratuur	→	die Sachliteratur
het Cito (Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling)	→	ein niederländisches Institut für die Entwicklung von Unterrichtstests
tekstbegrip	→	Textverständnis
snappen	→	kapieren, verstehen
gestaag	→	stetig, ständig
de tijdverspilling	→	die Zeitverschwendung
de havist	→	der Schüler einer Mittelschule / Realschule
de vwo-er	→	der Schüler eines Gymnasialzweigs
beneden peil	→	unter Niveau
zielig	→	bedauernswert
iets oppikken	→	etwas auffangen, mitnehmen
de lagen	→	die Schichten
zinnig	→	vernünftig, sinnvoll
het proefschrift	→	die Doktorarbeit, die Dissertation
de letterkunde	→	die Literaturwissenschaft
iets kwijtkunnen	→	etwas loswerden können
fatsoenlijk	→	ordentlich, anständig
ertoe doen	→	wichtig sein
overvoeren	→	überfüttern
de prikkel	→	der Reiz
beperken	→	einschränken
bij uitstek	→	par excellence, schlechthin
de kokervisie	→	der Tunnelblick
inbedden	→	einbetten in
betrouwbaar	→	zuverlässig, verlässlich

opslokken	→	verschlingen
naar adem happen	→	nach Atem ringen
rondtollen	→	kreiseln lassen
hijgen	→	keuchen
chagrijnig	→	schlecht gelaunt, griesgrämig
vermeend	→	vermeintlich
welbespraakt	→	sprachgewandt, redegewandt
zielig	→	bedauernswert
rondschuifelen	→	umherschlurfen
de kleuter	→	das Kind im Vorschulalter
het jappenkamp	→	das japanische Konzentrationslager
het met iets doen	→	sich mit etwas zufriedengeben
opsodemieteren	→	sich zum Teufel scheren

het Jeugdjournaal	→	Nachrichten für Jugendliche
de spreekbeurt	→	das Referat
hechten aan iets	→	auf etwas Wert legen
de juf	→	die Grundschullehrerin
de meester	→	der Grundschullehrer
de lijsttrekker	→	der Spitzenkandidat, die Spitzenkandidatin
keuvelen	→	plaudern
ergens voor te porren zijn	→	für etwas zu haben sein, bei etwas mitmachen
zonde van...	→	schade um ...
zich niets ervan aantrekken	→	sich nichts daraus machen
zielig	→	bedauernswert
ogen	→	aussehen
stoer	→	cool
de krullen	→	die Locken
dat is niet mis	→	das hat es in sich
de herder	→	der Hirt, der Schäfer
de Duitse herder	→	der Schäferhund

het veld af lopen	→	vom Feld gehen
de aanvoerder	→	der Anführer, Mannschaftskapitän
de bejegening	→	die Behandlung, Anfeindung
de racismerel	→	der Rassismuskrach
iets kwalijk vinden	→	etwas schlimm finden
zielig	→	bedauernswert
het ventje	→	das Kerlchen
bij iemand zijn gram halen	→	sein Mütchen an jemandem kühlen
tegen iets optreden	→	gegen etwas vorgehen
de middenvelder	→	der Mittelfeldspieler
iets hervatten	→	etwas wieder aufnehmen
iemand met fluwelen handschoenen aanpakken	→	jemanden mit Samthandschuhen anfassen
de luwte	→	der Windschatten
de aantijging	→	die Anschuldigung, die Bezichtigung
het boetekleed aantrekken	→	im Büßergewand erscheinen, reumütig sein
iemand onheus bejegenen	→	jemanden ungerecht behandeln, jemandem unhöflich begegnen
het overleg	→	die Beratung(en)
slim	→	schau
in navolging (van)	→	nach dem Vorbild (von)
ronduit walgelijk	→	schlichtweg abscheulich
beperkt	→	begrenzt
het tuchtrecht	→	das Disziplinarrecht
aanpakken	→	bestrafen