Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Binnenstad Paramaribo afgesloten, politie zoekt leider protest (video)

best knap	→	ziemlich eindrucksvoll
medeplichtig	→	mitschuldig
een voor een	→	einer nach dem anderen
de kaak	→	die Backe
met iets zitten	→	Probleme mit etwas haben
ingaan tegen iets	→	im Widerspruch stehen zu einer Sache
rot	→	faul, morsch
de beeldvorming	→	das Image
blussen	→	löschen
voorzien in	→	versorgen / ausstatten / versehen (mit)
de welvaart	→	der Wohlstand
verziekt	→	vergiftet
aanwakkeren	→	anfachen
keer op keer	→	immer wieder
schrijnend	→	himmelschreiend
beleidsmatig	→	politisch
het gewauwel	→	das Geschwätz, Gefasel
moreel	→	moralisch

de ME (mobiele eenheid)	→	die Bereitschaftspolizei (Einheit der niederländischen Polizei)
de oudejaarsavond	→	Silvester, der Silversterabend
belagen	→	bedrängen, bedrohen
belemmeren	→	behindern, hemmen
blussen	→	löschen
gooien	→	werfen
de agent	→	der Polizist
de aanhouding	→	die Festnahme
de spoedeisende hulp	→	die Notaufnahme, die Notfallambulanz
het letsel	→	die Verletzung, Verwundung
vlam vatten	→	sich entzünden, Feuer fangen
alle hens aan dek	→	alle Mann an Deck
anders dan anders	→	anders als sonst
de oliebol	→	der Krapfen, Ölkrapfen

op kop liggen	→	in Führung, an der Spitze liegen
iemand op de hielen zitten	→	jemandem dicht auf den Fersen sein
vuur vatten	→	Feuer fangen
ongedeerd	→	unversehrt, unverletzt
de windvlaag	→	der Windstoß, die Böe
het ongeloof	→	der Unglaube
krap	→	knapp
dat is foute boel	→	da stimmt was nicht
aan de kant	→	am Straßenrand
sleuren	→	ziehen, zerren, schleifen
blussen	→	löschen
steun betuigen	→	Solidarität bekunden

ontvallen	→	entfahren, entschlüpfen
dolgraag	→	herzlich / liebend gern
verderzetten	→	fortsetzen, fortführen, weiterführen	(in B)
de paasvantie	→	die Osterferien
vergezellen	→	begleiten
de brandweer	→	die Feuerwehr
beperkt	→	eingeschränkt, beschränkt
schoollopen	→	in die Schule gehen	(in B)
blussen	→	löschen
doven	→	löschen

blussen	→	löschen
de welvaart	→	der Wohlstand
de wortels	→	die Wurzeln
gekleurd	→	farbig
de boel	→	der Kram, das Ganze
iets binnen de perken houden	→	etwas in Grenzen halten
de gevestigde orde	→	die etablierte Ordnung
bijdehand	→	schlau, gescheit
nederig	→	bescheiden, demütig
destijds	→	damals
iets zat zijn	→	etwas satt haben, von etwas die Nase voll haben
vergergeren	→	sich verschlimmern
ontslaan	→	entlassen
grootscheeps	→	in großem Umfang
genaaid worden	→	verarscht werden
de sleepboot	→	der Schlepper
verbijsterd	→	bestürzt, fassungslos
de brandweerslang	→	der Feuerwehrschlauch
met man en macht	→	mit aller Macht
de waardering	→	die Wertschätzung, Anerkennung

de bundeling van krachten	→	die Bündelung von Kräften
de poging	→	der Versuch
zeldzaam	→	selten
de Srananman	→	der Surinamer	(in SR)
als de dood voor iets zijn	→	eine Höllenangst vor etwas haben
de achtergeblevenen	→	die Zurückgebliebenen
bloeddorstig	→	blutrünstig
op iets inzoomen	→	das Augenmerk auf etwas richten/lenken
de verloedering	→	die Verlotterung
de tot slaaf gemaakte	→	der / die Versklavte
de scheur	→	der Riss
gezamenlijk	→	gemeinsam
achtergesteld	→	benachteiligt
broodnodig	→	dringend notwendig
ter ziele zijn	→	den Geist aufgegeben haben
karuwiwirifaya	→	das Strohfeuer	(in SR)
blussen	→	löschen