Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Apk nodig voor monumenten: 'Gemeenten te vaak overvallen door beeldenstorm' (video)

de apk (algemene periodieke keuring)	→	die TÜV-Prüfung in den Niederlanden
de beeldenstorm	→	der Bildersturm
de bekladding	→	die Beschmierung
sneuvelen	→	fallen, draufgehen
in de nasleep	→	in der Folgezeit
het ruiterbeeld	→	die Reiterstatue
de Mobiele Eenheid (ME)	→	die Bereitschaftspolizei (Einheit der niederländischen Polizei)
de damslaper	→	jemand, der aus Protest die Nacht am Nationalmonument verbringt (60. Jahre)
uittorenen boven iemand / iets	→	hinausragen über jemanden / etwas
knielen	→	knien
de lepralijder	→	der Leprakranke
broeien	→	gären
dooretteren	→	weiterschwelen
neerkomen op	→	hinauslaufen auf
de geschiedvervalsing	→	die Geschichtsfälschung
snoeihard	→	sehr hart
de wandaad	→	die Untat
tempo doeloe	→	die gute alte Zeit	(in NL)
karig	→	sparsam, dürftig
met iets de draak steken	→	sich über etwas lustig machen
besnord	→	mit Schnurrbart

spijt betuigen	→	sein Bedauern ausdrücken, Reue zeigen
rumoerig	→	unruhig, laut
weerklinken	→	erklingen
her en der	→	hier und da
sereen	→	ruhig, friedlich
stoelen op	→	gründen auf, fußen auf
de wandaad	→	die Untat
zeldzaam	→	selten
ontvreemden	→	entwenden, stehlen
afstoffen	→	abstauben, entstauben

op een koude steen vallen	→	keinen Anklang finden
op iets aandringen	→	auf etwas drängen
de wandaad	→	die Untat
plegen	→	verüben
onderbouwd	→	begründet
de verschrikking	→	der Schrecken, das Grauen
volstaan	→	genügen, (aus)reichen
gevoelig liggen	→	ein sensibles / heikles Thema sein
raar	→	merkwürdig
de voorstander	→	der Befürworter
in ere herstellen	→	etwas wieder zu Ehren bringen
de schadevergoeding	→	der Schadenersatz, die Entschädigung

het geploeter	→	die Schufterei
pril	→	zart, früh
de kostschool	→	das Internat
de boei	→	die Boje
het ambacht	→	das Handwerk
iets uit de doeken doen	→	etwas enthüllen
broos	→	fragil, schwach
striemend	→	peitschend
de tobber	→	der Grübler
het gehannes	→	das Gestümper
de roede	→	die Rute
de windbuil	→	der Angeber, Aufschneider
zwabberen	→	moppen
de wandaad	→	die Untat
het jappenkamp	→	das japanische Konzentrationslager
de ophef	→	die Aufregung
iets aanzwengelen	→	etwas ins Rollen / in Gang bringen, etwas ankurbeln
onder uit de zak krijgen	→	scharfe Kritik bekommen
snuiven	→	schnauben
de bewoordingen	→	die Worte
iets door de vingers zien	→	über etwas hinwegsehen
ontboezemen	→	von sich geben, äußern

ongemakkelijk	→	unbehaglich, lästig, unbequem
het jappenkamp	→	das japanische Konzentrationslager (im Zweiten Weltkrieg)
ondergeschikt	→	untergeordnet
het hutkoffer	→	der Schiffskoffer
de zolder	→	der Dachboden
iets bekladden	→	etwas beschmieren
Indië (Nederlands-Indië)	→	jetzt: Indonesien
Indisch	→	indonesisch
de wandaad	→	die Untat
walgelijk	→	widerlich, ekelhaft
doorvragen	→	weiterfragen, nachbohren
gitzwart	→	pechschwarz
onlosmakelijk	→	unverbrüchlich

de uitdaging	→	die Herausforderung
spijt betuigen	→	sein Bedauern ausdrücken
de verwezenlijking	→	die Verwirklichung, Ausführung
de gruweldaad	→	die Gräueltat
houden aan iets	→	etwas passend/angemessen finden	(in B)
tot nader order	→	bis auf Weiteres
in de nasleep	→	in der Folgezeit
zich buigen over iets	→	sich mit einer Sache beschäftigen / befassen
opmerkelijk	→	bemerkenswert
de wandaad	→	die Untat
de betovergrootoom	→	der Ururgroßonkel
angstvallig	→	peinlich
wellicht	→	wahrscheinlich	(in B)
vrijblijvend	→	unverbindlich
de herstelbetaling	→	die Reparationszahlung