Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Het hele land kijkt met ingehouden adem naar de Dam, maar op Plein ’40-’45 komt alles samen (audio)

na vieren	→	nach 16:00 Uhr
de jam	→	die Marmelade	(in NL)
de beiaardier	→	der Glockenspieler, Carillonneur
de kroepoek	→	die Krabbenchips
de kraam	→	die Bude, der Stand
aanpalend	→	angrenzend, benachbart
rondneuzen	→	sich umsehen, herumstöbern
sjansen	→	flirten
fouilleren	→	durchsuchen
de wanordelijkheid	→	die öffentliche Ruhestörung, der Krawall
de doodsteek	→	der Todesstoß
welgeteld	→	genau
zich gedeisd houden	→	sich zurückhalten
de wrok	→	der Groll
averrechts	→	falsch, verkehrt
Mokum	→	Rotwelsch mokum, Jiddisch mokem [plaats, stad], Hebreeuws māqōm [plaats]
de uithaal	→	der Hieb
de kanarie	→	Kanarienvogel
de kanarie in de kolenmijn	→	een kanarie werd vroeger meegenomen in de mijn om te zien of er mijngas hing (in dat geval stierf de kanarie)
tobben	→	sich (herum)quälen
het deuntje	→	die Melodie
er de brui aan geven	→	den ganzen Kram hinschmeißen
de puf	→	die Puste, der Schwung
laagdrempelig	→	niedrigschwellig, unbürokratisch

in de weer zijn	→	beschäftigt sein
rellen	→	Krawall machen
uit de hand lopen	→	außer Kontrolle geraten / aus dem Ruder laufen
de relschopper	→	der Randalierer, Krawallmacher
de hersenschudding	→	die Gehirnerschütterung
de ongeregeldheden	→	die Ausschreitungen, Krawalle
de Mobiele Eenheid (ME)	→	die Bereitschaftspolizei (Einheit der niederländischen Polizei)
fouilleren	→	durchsuchen
het opstootje	→	der Krawall
de baldadigheid	→	der Unfug
de kliko	→	der Müllcontainer	(in NL)
de supporter	→	der Fan, Anhänger
staken	→	abbrechen

verstandelijk beperkt	→	geistig behindert
puur	→	lauter, pur, rein
fouilleren	→	durchsuchen
iemand op zijn gemak stellen	→	jemanden beruhigen
vastbesloten zijn	→	festentschlossen sein
uit zijn dak gaan	→	außer Rand und Band geraten
los gaan	→	ausgelassen feiern
de remmen gaan los	→	die Hemmungen über Bord
de prikkel	→	der Reiz
iets op poten zetten	→	etwas auf die Beine stellen
de betrokkenen	→	die Beteiligten
de bui	→	der Schauer, der Regenguss
vlekkeloos	→	einwandfrei
de schroom	→	die Scheu, Hemmung
de verkering	→	die feste Beziehung
het poffertje	→	der kleine Eierkuchen
de goochelaar	→	der Zauberkünstler, Taschenspieler
het feestbeest	→	jemand, der gerne und viel Feste feiert
alles kan	→	alles ist möglich

de indringer	→	der Eindringling
trouwen met iemand	→	jemanden heiraten
de rechtbank	→	das Gericht
het blik	→	die Dose
de Koninklijke Marechaussee	→	die niederländische Militärpolizei
fouilleren	→	durchsuchen
de bomgordel	→	der Sprengstoffgürtel
de deskundige	→	der Sachverständige
de grootheidswaanzin	→	der Größenwahnsinn
onvoldoende	→	unzureichend
het gedrag	→	das Verhalten, Benehmen
het Openbaar Ministerie (OM)	→	die Staatsanwaltschaft
ontoerekeningsvatbaar	→	unzurechnungsfähig