Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

De ‘Vlaamse canon’ moet een natie bouwen, maar wordt meteen afgeschoten

iets afschieten	→	etwas verwerfen
de N-VA (Nieuw-Vlaamse Alliantie)	→	die flämisch nationalliberale Partei
inpeperen	→	einschärfen
bij uitstek	→	par excellence, schlechthin
diets	→	duidelijk
blokken	→	pauken
fier	→	stolz
de mosterd	→	der Senf
aansnijden	→	anschneiden, ansprechen
iets afhaspelen	→	etwas abhaspeln	(in B)
iets niet smaken	→	etwas nicht schätzen	(in B)
bar slecht	→	grundschlecht, saumäßig schlecht
haaks staan op iets	→	mit einer Sache nicht vereinbar sein, im Widerspruch zu einer Sache stehen
op voorhand	→	im Voraus
opperen	→	vorschlagen, äußern, vorbringen
aan bod komen	→	behandelt werden, zur Sprache kommen
kom zeg!	→	na, hör mal!
terugkaatsen	→	zurückwerfen
alleszins	→	auf jeden Fall, zumindest	(in B)
iets neerpoten	→	etwas hinstellen
een heet hangijzer	→	ein heißes Eisen
net	→	gerade

aanscherpen	→	verschärfen
de schacht	→	der Erstsemester	(in B)
uit de hand lopen	→	außer Kontrolle geraten / aus dem Ruder laufen
de doop	→	die Inkorporation	(in B)
geweten zijn	→	bekannt sein	(in B)
onwel	→	unwohl, unpässlich
de sanctie	→	die Sanktion
op voorhand	→	im Voraus
met onmiddellijke ingang	→	mit sofortiger Wirkung
onbesproken	→	unbescholten
in opspraak komen	→	ins Gerede kommen
de big	→	das Ferkel
de Volksunie	→	flämische nationale Partei (bis 2001)

verplicht	→	verpflichtet, verpflichtend, Pflicht-, obligatorisch, vorgeschrieben
het stembureau	→	das Wahllokal
iets ontlopen	→	einer Sache entgehen
het smoesje	→	die Ausrede
de verkiezing	→	die Wahl
de dagvergoeding	→	das Tagegeld
de zoektocht	→	die Suche
ooit	→	je
sukkelen	→	sich herumplagen, sich herumschlagen
de reden	→	der Grund, Anlass, die Ursache, Begründung
op voorhand	→	im Voraus
de vrederechter	→	± der Amtsrichter	(in B)
ontglippen	→	entwischen
iemand / iets beu zijn	→	jemanden / etwas satthaben
iemand op het matje roepen	→	jemanden herbeizitieren / einbestellen
de schorsing	→	die Sperre, Suspension
doordeweeks	→	während der Woche, an Werktagen, werktäglich, alltäglich, Alltags-
veilig	→	sicher

uiteenlopend	→	unterschiedlich
het gebrek	→	der Mangel
het boegbeeld	→	die Galionsfigur
de welsprekendheid	→	die Redegewandtheit, Eloquenz
lonken	→	locken, winken
iets de rug toekeren	→	einer Sache den Rücken zukehren
op iets zinspelen	→	auf etwas anspielen
op voorhand	→	im Voraus
dwarszitten	→	ärgern, stören
gemeentelijk	→	kommunal
het niveau	→	die Ebene
verwijten	→	vorwerfen
de Stopera (stadhuis en opera)	→	Rathaus und Oper in Amsterdam
aan het roer staan	→	am Ruder stehen, am Ruder sein
de uitgever	→	der Verleger
de taak	→	die Aufgabe
de raadsverkiezing	→	die Kommunalwahl
in iemands voetsporen treden	→	in jemands Fußstapfen treten

per ongeluk	→	unabsichtlich, aus Versehen
het schepencollege	→	± Bürgermeister und Beigeordnete, der Magistrat	(in B)
op voorhand	→	im Voraus
rond de pot draaien	→	nicht mit der Wahrheit herausrücken, um den heißen Brei herumreden, sich vor etwas drücken	(in B)
dat is uit den boze	→	das ist fehl am Platz(e), verfehlt
vrijblijvend	→	unverbindlich
slordig	→	unordentlich, schlampig

iemand aanhouden	→	jemanden festnehmen / verhaften
haren knippen	→	Haare schneiden
de treinreis	→	die Zugfahrt, Bahnreise
aangifte doen	→	Anzeige erstatten
de kermis	→	die Kirmes, der Rummel, Jahrmarkt
het Openbaar Ministerie (OM)	→	die Staatsanwaltschaft
de taakstraf	→	die gemeinnützige Arbeit als Ersatzstrafe
op voorhand	→	im Voraus

vrezen	→	fürchten
de friet	→	die Pommes
komaf maken met iets	→	kurzen Prozess mit etwas machen	(in B)
het voedsel	→	die Nahrung, das Essen
de veiligheid	→	die Sicherheit
bedachtzaam	→	bedächtig, besonnen
onbedoeld	→	unabsichtlich, unbeabsichtigt
verregaand	→	weitgehend
op voorhand	→	im Voraus
de friturist	→	der Inhaber einer Pommesbude	(in B)
het vakmanschap	→	das fachmännische Können
vervolgens	→	anschließend
de diepvriesfriet	→	die Tiefkühl-Pommes
het zou zonde zijn	→	es wäre schade

in de wijk	→	im Kiez
blijken	→	sein
verdwijnen	→	verschwinden
van slag zijn	→	aus der Fassung sein, durcheinander sein
ervandoor gaan	→	türmen, Reißaus nehmen
het pv (proces-verbaal)	→	die Anzeige, das Strafmandat
plegen	→	verüben, begehen
achterlaten	→	dalassen, zurücklassen
voorkomen	→	verhindern
verwijten	→	vorwerfen
op voorhand	→	im Voraus
de vzw (vereniging zonder winstoogmerk)	→	die Gemeinnützige Gesellschaft	(in B)

de opsteker	→	der Glücksfall, die angenehme Überraschung
de kust	→	die Küste
op voorhand	→	im Voraus
de afgelopen dagen	→	während der letzten Tage
de kusttoeristen	→	die Badetouristen / Strandurlauber