Wörterbuch :: Niederländische Philologie FU Berlin

Mooi meegenomen!
Übersetzungen anhand eines Artikels aus der niederländischsprachigen Presse
Üben mit Quizlet!

Dichter bij vijftigste eenzame dode in Rotterdam: 'Niet eenzaam het graf in'

slechts	→	nur
de uitvaart	→	die Beerdigung, Beisetzung
kind noch kraai hebben	→	weder Kind noch Kegel haben
belangeloos	→	uneigennützig, selbstlos
de kaars	→	die Kerze
hooguit	→	höchstens
de afslag	→	die Abzweigung
gaandeweg	→	allmählich, nach und nach
tientallen	→	Dutzende
Burgerzaken	→	das Standes- und Einwohnermeldeamt
de lippen stiften	→	Lippenstift auftragen
dat neemt niet weg dat ...	→	trotzdem ...

verzetten	→	umstellen
het spoorboekje	→	das Kursbuch
het ijkpunt	→	der Bezugspunkt, Fixpunkt
de kaars	→	die Kerze
satirisch ingestoken	→	satirisch eingefädelt
de doorslag geven	→	den Ausschlag geben
de nasleep	→	die Folge(n)
handmatig	→	manuell
wel zo handig	→	umso praktischer
doordeweeks	→	an Werktagen
vergemakkelijken	→	erleichtern, einfacher machen
de hersenen	→	das Gehirn
zich aan iets blootstellen	→	sich etwas aussetzen
iets in de pas houden	→	mit etwas Schritt halten
behoorlijk	→	ziemlich, beträchtlich
morren	→	murren
tegen iets kunnen	→	etwas vertragen können
aantoonbaar	→	nachweislich
chagrijnig	→	schlecht gelaunt, griesgrämig
geleidelijk	→	nach und nach
ontbijten	→	frühstücken
het wetsvoorstel	→	der Gesetzentwurf
op de plank blijven liggen	→	in Vorbereitung bleiben
het roerend met iemand eens zijn	→	mit jemandem völlig einer Meinung sein
in de la liggen	→	in der Schublade liegen (bleiben)

iemand een hart onder de riem steken	→	jemandem Mut machen
de bubbel	→	die Blase
naar aanleiding van (n.a.v.)	→	anlässlich
de kaars	→	die Kerze
ingebed	→	eingebettet
de uitdaging	→	die Herausforderung
op schoot nemen	→	auf den Schoß nehmen
de beperking	→	die Einschränkung
feestvieren	→	feiern
binnen bereik	→	in Reichweite
de openbare dienstverlening	→	die öffentliche Dienstleistung
vrijgevig	→	großzügig
iets moeten verduren	→	etwas aushalten / ertragen müssen
rechtstreeks	→	direkt

de plek	→	der Ort
aangedaan	→	bewegt, gerührt
vergroeien met iemand	→	zusammenwachsen
gezaghebbend	→	maßgebend, maßgeblich
meervoudig	→	mehrfach
fijntjes	→	ganz fein
de ochtend	→	der Morgen, Vormittag
een klus	→	viel Arbeit
de suppoost	→	der Museumswärter
het wordt druk	→	es wird voll
aansteken	→	anzünden
de kaars	→	die Kerze
het is hier een gekkenhuis	→	hier geht's hoch her
de telefoon staat roodgloeiend	→	das Telefon klingelt pausenlos
klaar zijn voor iets	→	auf etwas vorbereitet sein